Damned editors

New York, 2015

Een laptop balanceert op twee bezwete knieën. Hannah zit, benen voor zich uitgestrekt, op de betonnen vloer van de studio. Haar jeans voelt strak, ze opent een knoopje. De lege pagina op het scherm verbleekt in het felle zonlicht. De cursor knippert, bedelt. Ze kent het klappen van de zweep, tien jaar lang struinde ze de New Yorkse party scene af op zoek naar lekkere stukjes, jagend op sappige quotes van beschonken celebrities. Quotes die ze na een paar jaar moeiteloos zelf kon verzinnen. Dat deed ze ook, op het eind. Toen ze had ontdekt dat ze kon voorspellen wie waar zou verschijnen, wat voor kleding ze zouden dragen en wat ze zouden zeggen.

Toen begon het fantaseren. Eerst kleine dingen: schoenen, een jurk, een kapsel. Dan mensen, nieuwe mensen. Toen gesprekken, hele scènes. Alles om het plezier terug te krijgen dat langzaam was verdwenen, het bevoorrechte gevoel. Want ze had het een eer gevonden om als jonge journalist op dezelfde dreunende dansvloer te staan als de Madonna’s en de Johnny Depps van deze wereld. Nu niet meer. De magie is weg. Mensen worden ziek, gaan dood, lieve Irminia, het kleine meisje in haar buik. Glamour is als Sinterklaas. Zij gelooft niet meer.

Dus stond ze twee maanden geleden zenuwachtig in het hoekkantoor van de redactie op de tweeëntwintigste etage. Ze drentelde tussen halflege boekenkasten en glossy prints van modellen die haar misprijzend aankeken vanachter hun schreeuwerige logo’s. Ze praatte. Ze hoorde het zichzelf zeggen. En Stella, de hoofdredacteur, achter haar grote bureau, lachte.

‘Wat is dit nou weer, Hannah?’ Stella, keizerin van het ­modewoord, in een strakke kokerrok en smetteloos witte blouse, een glimmend sjaaltje quasi nonchalant om haar hals gedrapeerd en ravenzwarte haren opgestoken in een ultieme knot. Ze leunde achterover in haar ergonomische bureaustoel en kruiste haar killer legs. Hannah zweeg.

‘Ben je serieus?’ Ze knikte. ‘Zo.’ Stella slaakte zucht die zei: ik los dit wel op, maar ik had mijn kostbare tijd en energie liever aan iets anders besteed.

‘Lieve Hannah.’ Nog een zucht. ‘Jouw baan is het summum voor zowat elke journalist. Je schrijft een goed gelezen rubriek waarvoor je alleen naar feestjes moet om daar tweehonderd woorden over te tikken waar je naamsbekendheid mee verwerft en nog buitensporig voor betaald krijgt ook. Je doet het goed en we zijn blij met je. Wat is het probleem?’

Het summum, dat was het probleem: een leuk geschreven rijtje woorden met een spannende foto erbij. Wat zullen we deze keer verzinnen? Hannah met slingers op een flitsende kruk. Hannah in een sexy smoking met een roos tussen haar tanden. Hannah met een lachend champagneglas. Nee, ze had er genoeg van: de lofzang op het nepschuim, de nepzang op het lofschuim en het gekke leven dat daarbij hoorde, de oeverloze beleefde feestjes en recepties waar iedereen zijn fraaiste beentje voorzette. Maar dat zei ze niet.

‘Weet je het zeker, Hannah?’

‘Ik weet dat ik iets anders wil. Iets dat meer van me vergt.’

‘Ik kan je ook andere opdrachten geven. We hebben meer dan een societyrubriek.’

‘Dat weet ik.’

‘Wil je dat overwegen?’

‘Ik denk niet dat het me gelukkig maakt.’

Stella schudde haar hoofd, boog voorover. ‘Wat dan wel, Hannah? Een boek over een detective-schrijfster dat niemand gaat lezen? Want dat hoef ik je toch niet te vertellen, dat je straks hoogstens kunt hopen op een paar leuke recensies, that’s all.’

Het is geen gewone schrijfster, dacht Hannah. Het is een vrouw die op een dag verdween, net als dat twaalfjarige meisje uit het Vlaamse dorp. Een meisje dat ze zo goed kende. Tot morgen, zei ze tegen haar op die donkere novembernacht. Maar het meisje is nooit meer thuisgekomen, ze was voor altijd weg. Nee, niet aan denken nu.

‘Zo’n boek kun je er beter naast doen en kijken of het bevalt. Met alle respect, Hannah, je bent nu een beetje bekend en goed op weg om bekender te worden, maar als je op dit moment uit de trein stapt, ben je over een jaar niemand meer.’

Ben ik iemand? vroeg Hannah zich af. Dat leuke meisje met de microfoon op de dansvloer: ben ik dat? Die stoot op de barkruk met het champagneglas?

‘Ik wil het proberen, Stella.’

‘Goed, als het is wat je wilt. Dan zoek ik iemand anders.’

‘Ja.’

‘Ze staan te popelen, Hannah, rijen dik voor jouw baan.’

Het is geen baan, wilde ze zeggen. Het is een vaste opdracht als freelancer, een uit de hand gelopen experiment, een grap.

‘Dank je, Stella.’

En ze liep naar de glazen deur met uitzicht op de redactie waar ze nooit meer zou komen, langs bureaus met stapels tijdschriften, de wand vol knipsels en post-its met ideeën voor stukken, de automaat met lauwe cappuccino. Ze voelde helemaal niets. Stella leunde tegen de deuropening van het kantoor en keek haar na.

‘Als het misgaat Hannah, dan is het best erg wat je nu doet.’

Ze haalde haar schouders op. Best erg is geen drama.