Visiting Agatha

New York, 2015

Ik vind het heel moedig dat je dit doet. Als mensen een keuze onbegrijpelijk vinden, duikt het woord ‘moedig’ op als beproefd eufemisme voor irrationeel of ronduit dom. Nog een mooie: volgens mij wordt het leuk. Wordt. Leuk. Nu. Niks.

Twee bezwete knieën en een laptop. Hannah zal beginnen. Bij de eerste zin of middenin, het maakt niet uit. De cursor tart, beweegt.

Het is 1916 en Agatha Christie zit aan tafel, een robuuste mahoniehouten tafel, want de schrijfster werkte alleen aan een stevig blad. Ze draagt een lange grijze rok, een streepjesblouse, een das met stippen en schoenen met een laag hakje, want ze is al zo lang. Haar volle bos blonde haren heeft ze opgestoken in een knot; een elegante vrouw van zesentwintig. Ze zit in de salon van Ashfield, de statige villa in Zuid-Engeland waar ze geboren is.

Buiten, ver buiten de muren van Ashfield, woedt de Eerste Wereldoorlog. De Engelsen raken steeds meer betrokken in het conflict. Gewonde soldaten worden van het overzeese slagveld geplukt en over het kanaal gevaren om in sluimerende kustplaatsjes als Torquay te worden opgelapt. Sluimeren doet Torquay niet meer. Het gemeentehuis is omgebouwd tot ziekenboeg, de pastorie tot sanatorium. De oorlog komt binnen.

Maar als Agatha in Ashfield achter haar schrijftafel zit, bestaat de ellende even niet. Achter de typemachine in het grote huis verdwijnt ze in haar woorden en haar fantasie.

‘Wedden dat je het niet kunt,’ had Agatha’s zus Madge een keer geroepen. ‘Wedden dat je geen spannend verhaal kunt schrijven.’ Madge was altijd aan het plagen en vechten, en zij liet zich opjutten. Jarenlang zocht ze naar een verhaal en nu bewegen haar vingers over de zwarte machine: De enorme belangstelling die het publiek toonde voor wat indertijd bekend stond als ‘de zaak Styles’, wordt nu wat minder.

Ze stopt, twijfelt, bijt op het potlood waar ze in dikke schriften aantekeningen mee maakt. Tijdens een wandeling heeft ze het hele verhaal aan zichzelf verteld, elke zin, elke dialoog uitgesproken in de wind; want je vergeet dingen zo snel als je ze niet hardop zegt.

Weg is het nu. Alleen een strook modder op de zoom van haar rok herinnert aan de woordenvloed op de heide. De toetsen lachen haar uit: je kunt het niet, Agatha, je hebt geen idee. Het liefst wil ze huilen. Ze bijt harder op het potlood, de bittere smaak van grafiet.

Jarenlang was ze op zoek naar haar eigen detective tot een bus met Belgische vluchtelingen arriveerde bij de ziekenboeg. Daar stapte een gek mannetje uit met een eivormig hoofd, een opvallende snor, zijn hoofd schuin gebogen en een perplexe uitdrukking op zijn gezicht. In haar lange witte schort met het rode kruis stond ze aan de grond genageld, net zo perplex. Ja, dacht ze in een vlaag van opwinding en opluchting: hij is perfect.

Eigenlijk had zij, een meisje uit de hogere sociale klasse, het niet hoeven zien: de kermende soldaten, de stervende lijven. Maar iets in haar wilde weten, voelen. Ze volgde een korte cursus en ging als zuster aan de slag.

Haar eerste operatie: een bewusteloze soldaat met een kogel die vlak langs zijn maag was gegleden. Alles lag open. Ze dacht dat ze zou overgeven. Het vlees, de organen: zo kwetsbaar, trillend, bloot. Ze trok wit weg en zuster Anderson, een oudere verpleegster, nam haar mee de gang op.

‘Luister Agatha, waar je echt flauw van wordt, is de ether, daar kun je niets aan doen. Al het andere in het leven, daar raak je aan gewend.’

Ze had gelijk. Toen er een paar maanden later een geamputeerde arm op de operatietafel lag en Agatha de opdracht kreeg om de ruimte schoon te schrobben, pakte ze het levenloze lichaamsdeel zonder te verpinken op en droeg het zelf naar de verbrandingsoven. Door de gang liep ze met de arm van iemand anders in haar armen, een log stuk vlees, gewikkeld in bloederig wit katoen. Ze gruwt van de herinnering en ze geniet ervan.

Nu, in de beschutting van het knisperende haardvuur op Ashfield, achter haar typemachine, begrijpt ze eindelijk waarom. De gruwel wil beschreven, pijn is dol op taal. Bloed en papier: het perfecte huwelijk.