Samen naar de overkant

Bachte-Maria-Leerne, 1996

‘Jij eerst.’

Het water cirkelt breed en statig om het kasteel van Ooidonk, een sprookjesachtig slot met trapgevels en torens. Toen Sophie klein was wist ze zeker dat Doornroosje er woonde. Het kasteel met de rozentuin is de trots van het dorp. Op zondag komt iedereen er wandelen en pannenkoeken eten in wat ooit het koetshuis was.

Vandaag is het maandag. Er is niemand te zien. ­Sophie en Hannah lopen hun geheime route naar de stenen brug die twee delen van de kasteeltuin met elkaar verbindt. Aan de zijkant van de boog liggen losse stenen waar ze hun voeten in wrikken om naar boven te klimmen. Zo komen ze al jaren in de rozentuin waar je eigenlijk kaartjes voor moet kopen.

Aan de zijkant van het kasteel is het water breder en loopt de slotgracht over in wat een grote ronde vijver lijkt. Sophie en Hannah staan aan de oever en kijken in stilte naar de overkant. In het midden ligt een eiland, nog geen vier meter lang. Een niemandsland. Tot nu.

Langzaam trekt Sophie haar dunne t-shirt uit, haar slobberbroek en slippers legt ze op een stronk. Hannah trekt haar rokje naar beneden en kronkelt zich uit een roze haltertop. Twee meisjes van twaalf, zoveel kleiner zonder kleren.

Het is warm, de nazomerlucht voelt zwaar. Ze lachen om elkaar, gluren om zich heen. Gelukkig, er is niemand op het sintelpad. Ze staren zwijgend naar het eiland met de distels en een grote beukenboom. Sophie voelt de opwinding tintelen in haar buik.

‘Nu?’

Hannah knikt. Ze rennen samen gillend naar de waterkant en springen in het water, hand in hand. Twee naakte meisjes in een vijver, Hannah proest het uit. Sophie spettert om zich heen. Het water is koud en hemels. Ze zwemmen moedig als verkenners, samen naar de overkant.

Daar klauteren ze aan wal. De distels krassen in hun enkels, maar dat voelen ze niet. Ze rennen door het onkruid naar de grote boom.

Op het sintelpad rijdt plots een fietser voorbij. Hij ziet twee naakte meisjes waar ze eigenlijk niet horen. Hij kijkt niet om, rijdt door.

Samen staan ze bij de boom. Hannah opent haar vuist en geeft Sophie het mes, een zakmes met een antilope op een glimmend heft. Ze klikt er het lemmet uit en krast in de beukenschors een spitse letter s. Hannah neemt het over en krast haar eigen h.

Twee letters voor de eeuwigheid. Hun land, hun water voor altijd. Ze kijken elkaar aan en glunderen zoals kinderen glunderen van trots.