Ambetant
Bachte-Maria-Leerne, 1996
‘Dit is mijn vriendin Sophie.’ Sophie knikt en glimlacht schaapachtig. Ze heeft een hekel aan glimlachen en al helemaal aan schaapachtig glimlachen, maar dat is nu eenmaal wat je doet als je wordt voorgesteld. Een groep meisjes en jongens kijkt haar verstrooid aan en gaat snel verder met de activiteit die al hun aandacht vraagt: het rollen van de ideale sigaret.
In de Sloep wemelt het op vrijdagmiddag van de uniformen: grijs, blauw, groen, stropdassen, kniekousen, alles krioelt er door elkaar. De ruimte is sjofel, er staat een lange bar met afbladderend hout, een drankkast met verroeste spiegels, een paar houten banken en wankele tafeltjes, maar bijna iedereen blijft staan.
Sophie dwaalt door de ruimte die ruikt naar rottend hout, naar dikke walmen zware shag en plassen gemorst bier. De muziek is zo luid dat je elkaar nauwelijks kunt verstaan. Meisjes kirren en jongens slaan elkaar vriendschappelijk op de schouders. Alles beweegt zonder richting, zonder doel. Rook, brullen, jennen, grappen, zielig, zielig, naar.
Hannah leunt achterover tegen de muur en deint mee op het ritme van de harde drums. Ze heeft haar groene streepjesblouse uitgetrokken en draagt alleen nog een mouwloze top met in grote letters fun for you erop. Bijna alle meisjes doen het: de bovenkant van hun uniform gaat uit zodat ze kunnen pronken met dure shirtjes die zo weinig mogelijk verhullen.
Voor de gemiddelde twaalfjarige zijn borsten hét statussymbool. Sophie kijkt naar de welgevormde cups van de stralende schoolmeisjes. Ze is wel eens in een lingeriezaak geweest maar dat was een ramp, zelfs de aa-cup flubberde. Bovendien: ze gelooft het niet. Veel meisjes vullen bij met watten. Ze kijkt naar de borsten van Hannah die tussen Andrea en Veerle staat. Zijn ze niet groter dan normaal? Nee, Hannah zou zoiets niet doen. Het is alleen jammer dat ze haar zo alleen laat staan. Ze heeft gesmeekt of Sophie please mee wilde gaan.
‘Ik weet zeker dat je het plezant zult vinden,’ had ze gezegd.
‘Maar ik ken niemand daar, Hannah.’
‘Je kent Veerle toch? En Mariëtte van de derde?’
‘Ja, maar daar praat ik nooit mee.’
‘Sophie, het is gewoon iets drinken. En na een uur fietsen we samen naar huis. Oké?’ En ze keek Sophie aan met een mierzoete glimlach en een schuin hoofd, een houding die altijd werkt.
Nu heeft Hannah spijt dat ze Sophie heeft gevraagd. Ze doet niets, zegt niets, kijkt alleen maar rond alsof ze in een prentenboek is beland. Alsof ze in de dierentuin van achter het glas naar rare beesten staart. Maar, denkt Hannah, wie echt raar is, is Sophie. Iedereen vindt het leuk om stiekem een peuk te roken en een slok bier te drinken. Alleen Sophie niet. Haar gênante stilte begint op Hannah af te stralen. Waarom doet ze niet een beetje haar best?
Hannah keert zich naar de meisjes, met haar rug naar Sophie die doet alsof ze het niet merkt. Verdwaald is ze toch al. Ik doe mijn best, denkt Sophie, maar iedereen mijdt me. Ik ben veel te klein, de woorden op mijn voorhoofd te groot. Niemand vindt me interessant. Ik ben hier ook niet interessant.
Iemand stoot haar aan, een scheut bier gutst over haar rok. Ze wil boos worden, maar durft het niet. Een jongen met een gemillimeterd kapsel kijkt haar nukkig aan. Het kolkt, het wroet, ze moet hier weg. Hannah staat intussen met een lange jongen te praten. Hij heeft rood haar en kijkt bewonderend. Slungel.
‘Ik ga, Hannah.’
‘O? Oké.’ Gespeelde verbazing en een Sloepgrimas.
‘Ik fiets alleen naar huis.’
‘Goed, hoor. Wil je niet nog een glas?’
De jongen en de meisjes kijken Hannah aan en lachen. Sophie ziet het volle glas bier in haar eigen hand, ze was vergeten dat het er was. Inmiddels is de subtiele lach veranderd in gebulder.
‘Nee, dank je,’ mompelt Sophie.
Ze geeft het glas aan Hannah die het aanneemt in een reflex. Ze draait zich om en loopt weg. Misschien komt Hannah me achterna, denkt ze, misschien heeft Hannah zich vergist en zag ze het glas niet. Misschien zegt ze sorry en stappen we zo op onze fietsen, rijden samen naar huis en lachen er morgen om. Ze loopt extra langzaam de trap af naar buiten, treuzelt door de straat tot de plek waar hun fietsen staan. Ze opent haar slot, gaat zitten op het zadel. Hannah is nergens te zien.