16

De ramen bij Mediarelaties hadden geen uitzicht. Het blikveld werd geblokkeerd door het archiefgebouw, dat bijna tegen het hoofdkwartier schuurde. Mikami zat achterover in zijn stoel, half gedraaid zodat hij afwezig naar de roestige, roodbruine muur van het archief staarde. Hij dagdroomde niet. Hij betwijfelde of hij daarvoor ooit genoeg tijd zou hebben. Niet voor zijn sterfdag.

Een ernstig ongeluk was een dodelijk ongeluk geworden.

Ooit was het de gewoonte dat een ongeluk alleen dodelijk werd genoemd als het slachtoffer binnen vierentwintig uur overleed. Dat was een politietruc om het aantal ongelukken waarbij doden vielen kunstmatig laag te houden. De pers had bezwaar gemaakt en nu nam de politie na meer dan vierentwintig uur overleden slachtoffers ook op in de cijfers.

Naast het feit dat de bestuurder de dochter was van een commissielid werd ook de dood van de gepensioneerde man verzwegen. Het was een schoolvoorbeeld van hoe de politie het heft ‘van begin tot eind’ in handen nam. Mikami hoorde een geluid en keek op. Mikumo had een verse mok thee op zijn bureau gezet. Achter haar zag hij de ranke gestalte van iemand met een spiegelreflexcamera in zijn hand de kamer verlaten.

‘Waar gaat u heen?’

Kuramae schrok, bleef staan en liep een stukje terug voor hij antwoordde. ‘Gewoon, het Fureaipark. Het politieorkest verzorgt een miniconcert, dus ik dacht een paar foto’s te nemen…’

Het antwoord dat Mikami al in zijn keel had, kwam er meteen uit. ‘Laat Mikumo dat maar doen. Had ik u niet gezegd dat u hiernaast moest zijn? Ga daar onmiddellijk naartoe. Ik wil dat u minimaal twee leden van de club overhaalt.’

Kuramae bleef stokstijf staan. Hij zag lijkbleek. Mikami wendde zijn blik af. Hij had een afbeelding van zichzelf gezien, op de andere man geprojecteerd. Kuramae maakte zijn excuses en vertrok. Mikumo volgde hem met de camera die hij haar had gegeven over haar schouder. Mikami belde iemand, nam snel een slokje thee en liep abrupt het kantoor uit.

De buitenwereld leek te zijn veranderd.

Misschien was het omdat hij zich erbij had neergelegd dat hij Akama’s waakhond was. Hij zou zich volledig toeleggen op zijn rol als de marionet van Administratieve Zaken. Zijn besluit stond vast. Nu hij wist dat zelfs ontslag nemen geen optie was, lieten de inhoudelijke aspecten van het werk hem koud.

Hij zou zwijgen en doen wat hem werd opgedragen. Hij zou resultaten boeken en het uitzingen. Meer stelde het niet voor.

Er was geen enkele reden om zich er druk over te maken. Was het niet wat hij altijd had gedaan? Hij had een psychotische moordenaar die bij drie vrouwen alle organen had verwijderd in de executieruimte weten te krijgen. Hij had een burgemeester die smeergeld had aangenomen om zijn minnaressen te onderhouden in de verhoorkamer tot een zielig hoopje mens gereduceerd. Hij had een psychologische oorlog uitgevochten met een oplichter met een iq van honderdzestig en getriomfeerd door hem tweeëntwintig dagen aan een stuk in de ogen te staren. Hij had het bloedbad van Criminele Recherche overleefd door bevelen uit te voeren en resultaten te boeken. Hij had geen enkele reden om zichzelf minder capabel te achten dan de managers die elke dag van negen tot vijf de sleur van een kantoorbaan ondergingen.

De woeste waakhond spelen kon hij ook. Hij hoefde zich alleen maar door de huidige situatie en door de afdeling heen te knokken. Daarna kon hij eindelijk Akama’s keel doorbijten.

Terwijl hij door de gang liep, keek Mikami op zijn horloge. Het was even na tienen. Hij had minder dan zes uur tot het ultimatum van de Persclub zou verstrijken.

Hij probeerde de situatie emotieloos te bekijken.

Hij kon de identiteit van de vrouw niet openbaar maken. Ook de optie ‘hardop nadenken’ was hem ontzegd. Dat betekende dat hij die middag om vier uur de Persclub moest betreden en hun voorwaarden afslaan. De verslaggevers zouden de aanval kiezen en oprukken naar het kantoor van de commandant. Ze zouden hem dwingen hun protest te accepteren. Als Mikami niets ondernam, zou het ondenkbare gebeuren.

Er was maar één manier om zeker te zijn van een zachte landing zonder het standpunt van het korps te compromitteren. Hij moest de pers ervan overtuigen dat ze het protest zouden afgeven aan hem of Ishii om het document vervolgens voorgoed te laten inslapen in een kluis, diep in de krochten van Administratieve Zaken.

Akikawa had laten doorschemeren dat de Persclub nogmaals in vergadering bijeen zou komen zodra ze zijn reactie hadden gehoord. Tijdens die bijeenkomst zou het besluit vallen. ‘Ik stel deze keer voor dat we het protest bij Mikami laten.’ Hij moest er zeker van zijn dat iemand die motie zou indienen. Ondanks alle onzekerheid over de onderlinge chemie binnen de club vermoedde hij dat Suwa hem de namen kon geven van een aantal verslaggevers die voor het idee open zouden staan. Als zij grondig te werk gingen en een fundament konden leggen, zouden ze een aantal anderen kunnen overtuigen die misschien ook hun twijfels hadden.

Het grootste probleem waren de scherpslijpers, degenen die riepen dat het protest bij de commandant moest worden ingediend. Het was duidelijk dat deze mensen de gematigde factie hadden overbluft. Alles draaide om de stemverhouding. Ze maakten geen schijn van kans als ze niet een paar luidruchtige opruiers konden ompraten.

Ik moet ze op de een of andere manier bespelen.

Mikami beklom de trappen naar de vierde verdieping, die helemaal van Criminele Recherche was. Het rook er naar zijn oude habitat. De lucht was merkbaar anders dan op de eerste verdieping. Criminele Recherche, Tweede Divisie. Mikami duwde de oude, zwartgeblakerde deur open.

Kazuo Itokawa’s hoofd kwam omhoog om hem te begroeten. Mikami had zijn functie – plaatsvervangend chef – tot het afgelopen voorjaar bekleed. Mikami had al vanuit Mediarelaties gebeld om zich ervan te verzekeren dat divisiechef Ochiai niet op kantoor was. In de provincie was de positie van chef Tweede Divisie meestal gereserveerd voor jonge carrièremakers. Het netwerk zat zo in elkaar dat Akama onmiddellijk op de hoogte zou worden gebracht als Mikami op bezoek kwam terwijl Ochiai in de buurt was. Mikami gebaarde dat Itokawa hem moest volgen. Ze liepen naar het kantoor van de rechercheurs iets verderop. Hij stapte de ‘zachte’ verhoorkamer aan de verre kant van de ruimte binnen en sloot de deur achter zich.

‘Je hebt nog iets van me tegoed voor gisteren,’ zei Mikami terwijl hij een klapstoel opende.

‘O, waarom ook alweer?’

‘De warme wijze waarop mijn staflid Kuramae werd verwelkomd.’

‘O ja, dat. Het was niet mijn bedoeling om…’

‘Wij zijn de honden die geen kliekjes krijgen, hè?’

Itokawa’s ogen verraadden enige paniek.

Hij was vier jaar jonger dan Mikami en had drie jaar onder hem gediend toen Mikami een team leidde op de afdeling Geweldloze Misdrijven bij Eerste Divisie. Hij was goed, zeker als het op getallen aankwam. Dat talent had hij overgehouden aan een cursus boekhouden die hij op de ambachtsschool had gevolgd.

Itokawa ging in een stoel tegenover hem zitten. Mikami plaatste zijn ellebogen op de metalen tafel en sloeg zijn handen ineen. Tussen twee rechercheurs was een inleidend praatje overbodig.

‘Hoe sta je ervoor met die kwestie rond prijsafspraken voor het museum?’

‘Die zaak is rond, zou ik zeggen.’

‘Jullie hebben tot nu toe acht arrestaties verricht?’

‘Dat klopt.’

‘Is de CEO vandaag hier?’

‘Nou, dat zou ik niet kunnen zeggen…’ zei Itokawa. Het was een overduidelijke leugen.

Mikami deed zijn hoofd overdreven ver opzij. ‘We hebben de CEO van Bouwbedrijf Hakkaku – het grootste bedrijf in de prefectuur – hierheen gehaald ter ondervraging.’ Die gelekte informatie had Mikami twee dagen eerder gekregen van niemand minder dan Itokawa zelf.

Mikami probeerde fel te klinken.

‘De CEO van Hakkaku. Die is opgeroepen. Zo is het toch?’

‘Inderdaad, ja. Dat dacht ik wel.’

Dacht ik wel?

Hij weigerde zich duidelijk uit te spreken. Hij was de op één na hoogste officier van de divisie. Het was bijzonder onwaarschijnlijk dat hem niet was verteld of de CEO al dan niet werd ondervraagd. Mikami besloot een andere aanpak te kiezen.

‘Hoe zit het met de kranten? Beginnen ze al te vermoeden dat hij hierheen is gehaald?’

‘Nee. Nog niet.’

Als dat zo was, kon hij het als lokaas gebruiken. Mikami vervolgde met dezelfde blik op zijn gezicht. ‘Je mag je handjes dichtknijpen dat het zulke idioten zijn.’

‘Ja, nou. Voor zover ik weet, richten ze zich nog altijd op Sogawa.’

‘Daar lijkt het inderdaad op.’

Sogawa was een middelgroot bouwbedrijf dat werd geleid door de jongere broer van een minister bij het prefecturale parlement. Het bedrijf werd geteisterd door geruchten over administratieve corruptie en betrokkenheid bij plaatselijke misdaadsyndicaten. Hakkaku was het beu geworden en had alle banden met het bedrijf verbroken, wat inhield dat Sogawa in de lopende zaak niet onder verdenking stond. Toch had Tweede Divisie onderzoek bij het bedrijf gedaan toen de zaak aan het licht kwam. De pers liep achter de feiten aan. Ze konden niet schrijven dat Sogawa vrijuit ging, want chef Ochiai eiste dat het onderzoek naar Hakkaku vertrouwelijk zou blijven.

‘Wanneer denken jullie hem te arresteren?’ kwam Mikami behendig ter zake.

‘Dat zou ik niet kunnen zeggen.’

‘Maar ongeveer? Vandaag, morgen? Ergens volgende week?’

‘Luister, ik zou hier niet eens…’

Itokawa oogde ongemakkelijk. Dat was bijzonder onkarakteristiek. Toen Mikami nog regelmatig als een pelgrim naar Criminele Recherche trok, hoefde hij maar tegenover hem te gaan zitten of hij begon al, zij het met enige tegenzin, de meest gevoelige informatie prijs te geven.

‘Ze hebben je verboden met Mediarelaties te spreken.’

‘En niet alleen met jullie…’

Itokawa hield halverwege zijn zin op. Hij zag eruit alsof hij zichzelf wel kon slaan.

Mikami zag zijn gezicht rood aanlopen en stelde zich voor hoe het gesprek was verlopen als het door twee rechercheurs was gevoerd. ‘Niet alleen Mediarelaties. We moeten er zeker van zijn dat niemand in Administratieve Zaken er lucht van krijgt.’ Administratieve Zaken… Het Secretariaat ressorteerde rechtstreeks onder de commandant. Interne Zaken: belast met het onderzoek naar wangedrag. Administratieve Zaken: verantwoordelijk voor alle beslissingen op personeelsgebied.

Er was iets gebeurd wat ze geheim wilden houden voor de kerndivisies van de organisatie. De logische gevolgtrekking was dat er een blunder was gemaakt in het onderzoek en dat Criminele Recherche had besloten iedereen een zwijgplicht op te leggen.

‘Heeft iemand zichzelf in de voet geschoten?’

‘Nee, zoiets is het niet. Het onderzoek verloopt prima,’ zei Itokawa gespannen.

‘Prima. Waarom dan de zwijgplicht?’

‘Daar mag je mij niet op aankijken. Maar ik ben er vrij zeker van dat het niets te maken heeft met het onderzoek.’

‘Waar zou het anders mee te maken kunnen hebben?’

‘Luister, ik weet het niet. Maar ons is gezegd dat we niets mogen zeggen tegen de mensen van Administratieve Zaken. Wat jullie ook komen vragen.’

Niets mogen zeggen? Mikami kon zijn oren nauwelijks geloven. ‘Wat is er verdomme aan de hand?’

‘Dat zeg ik net: ik weet het echt niet.’

‘En je mag zelfs niet met mij praten?’ Mikami boog iets verder voorover, maar hij had al gezien dat er niets van bedrog of verraad in Itokawa’s ogen te zien was.

‘Vraag maar aan de directeur. Ik wil net zo hard weten waar dit allemaal op slaat als jij.’

De zwijgplicht was dus opgelegd door de hoogste baas van Criminele Recherche. Arakida had iedereen in zijn afdeling opgedragen te zwijgen tegen Administratieve Zaken zonder te vertellen waarom. Het was alsof hij probeerde Akama’s dictatoriale stijl van managen te imiteren.

‘Dus daarom was je zo bot tegen Kuramae…’

‘Je moet het niet persoonlijk opvatten. En wat bezielt jou, Mikami, dat je hier komt binnenstormen omdat ik hem heb afgewezen? Ik begrijp dat jullie weinig informatie hebben, maar ik vraag me echt af waarom je al die vragen over de zaak komt stellen.’

Opeens was Mikami in het defensief gedrongen.

‘Ik bereid me gewoon voor op de persconferentie.’

‘Is dat alles?’

‘Wat voor een andere reden zou ik kunnen hebben?’

Het was niet zijn bedoeling geweest om de waarheid te verhullen. Maar de verontrustende bevelen die de afdeling had uitgevaardigd maakten hem behoedzaam om zijn kaarten te laten zien.

‘Als dat alles is… ik moet naar een bespreking die bijna begint.’ Itokawa greep Mikami’s antwoord aan om het gesprek te beëindigen. Hij verontschuldigde zich en liep de kamer uit omdat hij nog een telefoontje moest beantwoorden.

Diep in gedachten verzonken liep Mikami de trappen af.

Het was een nuttig gesprek geweest.

Hoewel het hem niet was gelukt de datum van de arrestatie van de CEO los te peuteren, had hij ontdekt dat de pers nog niet wist dat de man bij de zaak betrokken was. Mikami kon het simpele feit dat hij was ondervraagd tijdens de onderhandelingen als lokaas gebruiken.

Maar het gevoel dat hij iets had bereikt was van korte duur. Zijn gedachten keerden telkens terug naar de onverklaarbare dingen die Itokawa had gezegd. ‘We mogen niets zeggen tegen de mensen van Administratieve Zaken. Wat jullie ook komen vragen.’

Dat leek in niets op eerdere situaties die Mikami had meegemaakt waarin een zwijgplicht was opgelegd. Het klonk als een verbod op alle vormen van communicatie met Administratieve Zaken. Hij herinnerde zich wat Akama een dag eerder had gezegd.

‘Dit valt onder het mandaat van Administratieve Zaken. Denkt u niet dat alles ingewikkelder wordt als we Criminele Recherche erbij betrekken? Als het grondwerk is gedaan, neem ik persoonlijk contact op met de directeur. Tot die tijd wordt u geacht deze zaak als vertrouwelijk te behandelen.’

Was er iets voorgevallen tussen Criminele Recherche en Administratieve Zaken? In welk korps je ook kwam, die twee afdelingen hadden altijd dezelfde relatie.

En dus ook in Prefectuur D. Voor zover Mikami wist, waren er geen lopende kwesties die een openlijk conflict tussen de afdelingen hadden kunnen veroorzaken.

En toch…

De opmerkingen van Akama en Itokawa. Moest hij de merkwaardige overeenkomst – twee kanten van dezelfde munt – aan simpel toeval toeschrijven? Opeens had Mikami het koud. Zijn brein had een beeld opgehoest van de enige man die toeval in noodlot kon omzetten: Futawatari.

De ster van Administratieve Zaken gedroeg zich vreemd. Hij had Zes Vier onderzocht. Had zijn best gedaan om de grootste, meest beschamende mislukking van Criminele Recherche op te graven. Er moest iets zijn gebeurd. Het conflict was niet ontstaan rond het geval van prijsafspraken dat Tweede Divisie onderzocht. Het was begonnen in Eerste Divisie, bij Zes Vier.

Mikami bleef op een overloop staan. Boven hem was Criminele Recherche gehuisvest, onder hem Administratieve Zaken. Hij moest die overloop wel zien als een spiegel, een volmaakte reflectie van de positie waarin hij was beland.