23
Ik moet het hogerop zoeken.
Mikami besloot Katsutoshi Matsuoka, de chef van Eerste Divisie, te benaderen. Zijn handen grepen het stuur stevig vast. Hij had genoeg ontdekt om te weten dat hij iets groots op het spoor was. Het sloot allemaal perfect aan bij wat Mochizuki hem in de broeikas had verteld.
De aanval was ingezet door Administratieve Zaken. Op bevel van Akama was Futawatari de zwakke plekken van Criminele Recherche gaan aftasten. Hij had Zes Vier in het vizier. Zijn troefkaart was de Koda-memo.
Maar wat was het?
Mikami had uit Tsuchiganes woorden opgemaakt dat de breuk tussen Amamiya en het onderzoeksteam niet meer vertrouwelijk hoefde te worden behandeld. Het was voor het korps natuurlijk verre van ideaal, maar Tsuchigane had overduidelijk laten doorschemeren dat ze al jaren geleden hun pogingen hadden gestaakt om de relatie op te lappen. Ze hadden besloten dat ze niets konden doen om te verhinderen dat Administratieve Zaken het te weten zou komen. Het had er de schijn van dat ze een vijandige houding hadden aangenomen.
Mikami hield een hand aan het stuur en stak met de andere een sigaret op.
Dat de relatie was stukgelopen was het punt niet. Hij moest ontdekken wat de aanleiding voor de breuk was geweest. Daarvan was Mikami meer overtuigd dan ooit. De relatie had niet zomaar een einde bereikt. Amamiya had het bewuste besluit genomen hem te beëindigen. En toch had Tsuchigane glashard ontkend dat er een probleem speelde. Mikami had niet het gevoel gehad dat hij loog of hem wilde misleiden.
Tenzij…
Ze hadden Tsuchigane niets verteld. Dat idee had al postgevat in Mikami’s hoofd. Iets wat zich afspeelt op het hoogste niveau van vertrouwelijkheid. Als dat zo was, was het inderdaad mogelijk. Als er iets speelde wat potentieel zo explosief was dat ze de informatiestroom naar de tweede man van het onderzoeksteam hadden stopgezet en als de Koda-memo daarbij een centrale rol speelde, nam de opgelegde zwijgplicht, die hem zo roekeloos was voorgekomen, een air van pure noodzaak aan. Een groot geheim. Iets waar alleen een handjevol topmensen weet van had. Daarom was Arakida vaag gebleven over zijn redenen om een zwijgplicht uit te vaardigen die zelfs betrekking had op het team dat Zes Vier onderzocht.
In de verte doemde het blok met de woningen van het management op.
Matsuoka zou wel praten. Hij zal met me praten. Mikami dwong het af met wilskracht. Hij had lang geleden twee jaar in de Criminele Recherchedivisie van een van de districtsbureaus onder Matsuoka gewerkt. Matsuoka respecteerde zijn professionele vaardigheden en persoonlijke karaktereigenschappen. Hij had Mikami gevraagd toe te treden tot het Volgteam waaraan hij ten tijde van de ontvoering leidinggaf. Matsuoka zou hem niet abusievelijk aanzien voor de loopjongen van Administratieve Zaken.
Mikami reed het parkeerterrein achter het gebouw op. Het managementblok bestond uit drie verdiepingen met appartementen en bood onderdak aan de huishoudens van de vijftien divisiechefs van het Prefecturale Hoofdkwartier. Mikami werd hier liever niet gezien, maar hij wist dat hij zich geen zorgen hoefde te maken over Matsuoka. Als Futawatari het impliciete gezag was bij Personeelszaken, was Matsuoka feitelijk het hoofd van Criminele Recherche. De divisiechefs waren zich er ongeacht de afdeling die ze vertegenwoordigden terdege van bewust dat Matsuoka het werkelijke hoofd van Recherche was. Zijn rol als Arakida’s rechterhand en belangrijkste adviseur betekende bovendien dat hij een hogere rang had dan de anderen. Hij was een imposante verschijning die met zijn vastberadenheid de indruk wekte dat hij een bloedpact met het korps had gesloten. Het zou door de vingers worden gezien als hij iemand van az op bezoek kreeg. Het werkte ook in Mikami’s voordeel dat het door carrièremakers gebruikte netwerk van informanten zich niet tot hier uitstrekte. Chef Ochiai van Tweede Divisie woonde op zichzelf in een kleiner appartement in een ander complex. Niettemin voelde Mikami enige spanning toen hij zich uit zijn auto haastte. Op de trap probeerde hij het geluid van zijn voetstappen te dempen.
Hij wist dat Matsuoka op de tweede verdieping woonde. Nummer 302. Op een naamplaatje stond de familienaam vermeld. Mikami belde meteen aan om niet het risico te nemen dat hij van gedachte zou veranderen. Vrijwel onmiddellijk hoorde hij een vrouwenstem. De deur ging een fractie open en Matsuoka’s echtgenote Ikue stak haar hoofd in de opening. Ze leek verrast hem te zien.
‘Mikami?’
‘Ikue, wat leuk om u te zien.’
‘Dat is wederzijds.’
Ze maakte de ketting los en deed de deur helemaal open. Haar ogen plooiden zich tot een glimlach. Ikue had ook bij het korps gezeten en was goed bevriend met Minako. Niettemin wist Mikami niet wanneer hij haar voor het laatst had gesproken.
‘Het spijt me dat ik zomaar uit het niets verschijn. Maar er is een kwestie die ik graag met de hoofdadviseur wil bespreken. Is hij thuis?’
‘Nee, hij is niet lang geleden naar kantoor gegaan.’
‘Was er een dringende zaak?’
‘Nee hoor, niets bijzonders.’
Mikami had er een slecht gevoel over. Naar het werk in het weekend, en nog wel zonder een dringende zaak.
‘Oké dan. Het was fijn om u weer eens te zien, Ikue.’
Hij was al haast vertrokken, maar Ikue riep hem terug. Toen hij zich omdraaide, zag hij een bezorgde blik op haar gezicht.
‘Hebben jullie… nog iets van Ayumi gehoord?’
De vraag bracht hem niet in verwarring. Hij kreeg een warm gevoel van vriendschap en de spanning ebde weg uit zijn schouders. Matsuoka moest er thuis over hebben gesproken. Het echtpaar was ongerust over Ayumi.
‘We zijn een poosje geleden gebeld.’
De woorden werkten zalvend toen hij ze uitsprak. Ikue’s ogen leken twee keer zo groot te worden.
‘Wanneer? Waarvandaan?’
‘Ongeveer een maand geleden. Maar we weten niet waar ze vandaan belde. Ze zei niets.’
‘Helemaal niets?’
‘Dat klopt. Ze heeft drie keer gebeld, maar ze heeft de hele tijd gezwegen.’
Ikue leek te zoeken naar iets om te zeggen. Ze leek te twijfelen. Misschien dacht ze dat het om een neptelefoontje ging.
‘Ik ga kijken of ik Matsuoka op kantoor kan vinden.’
Hij liep met een gevoel van gêne naar zijn auto. Hij was bevangen door een zekere roekeloosheid. Hij was gaan twijfelen aan zijn eigen overtuigingen. Waren Ikue’s twijfels misschien een reflectie van wat hij zelf dacht? Die telefoontjes waren afkomstig van een grapjas. Kon hij werkelijk volhouden dat hij er in zijn hart niet ook zo over dacht? De gedachte kwam hem deloyaal voor. Alweer iets voor de lange lijst met dingen die hij niet met Minako kon bespreken.
Een kwartier later parkeerde Mikami bij het Prefecturale Hoofdkwartier. Hij ging even langs in het kantoor van de wachtcommandant naast het hoofdgebouw. Het gezicht van de jonge officier was zichtbaar door het kleine loket. Zijn ogen bleven ijzig toen hij Mikami toeknikte, maar misschien was dat slechts een nabootsing van zijn eigen blik. Mikami mompelde een vluchtige groet en pakte de sleutel van het kantoor van Mediarelaties. Hij liep de gang in en versnelde zijn pas zodra hij uit het zicht was. Hij rende de trappen op.
De vierde verdieping en de kantoren van Criminele Recherche baadden in stilte. Eerste Divisie was aan het einde van de gang gehuisvest. Dit was in feite zijn terrein, maar de tijd waarin hij hier kon rondlopen zonder zich bekeken te voelen was voorbij.
Mikami haalde een paar keer adem en duwde de deur een fractie open. Matsuoka zat aan de andere kant van de ruimte achter zijn bureau met zijn rug naar het raam papieren door te nemen. Hij was alleen.
‘Mag ik binnenkomen?’
‘Hé, Mikami.’
Matsuoka had Mikami’s komst niet kunnen verwachten, maar hij gaf geen blijk van verbazing. Hij gebaarde dat Mikami moest plaatsnemen. Mikami boog en ging op een bank zitten. Hij bofte dat het weekend was. Nu het IJzeren Gordijn was neergelaten, had hij op een doordeweekse dag nooit naar Eerste Divisie kunnen komen voor een gesprek onder vier ogen met een man als Matsuoka.
‘Hoe wist u dat ik hier zou zijn?’
‘Ik ben al bij uw appartement geweest.’
‘O ja, natuurlijk. Sorry dat u die omweg heeft moeten maken.’
En…?
Matsuoka vlocht zijn vingers ineen terwijl zijn ogen de vraag stelden. Hij leek te weten waarom Mikami hem was komen opzoeken.
Mikami wist dat hij niet meteen ter zake mocht komen. Hij moest rekening houden met Matsuoka’s krachtige persoonlijkheid. Hij was de hoogste baas van al het recherchewerk, de werkelijke opvolger van Michio Osakabe. Toch was arrogantie hem vreemd. Hij had aan zijn ogen genoeg om over te dragen hoeveel ervaring hij had, en zijn onwrikbare zelfvertrouwen gaf hem een uitstraling van vriendelijke welwillendheid. Mikami had al ontelbaar vaak gewenst dat hij met niet meer dan een blik zo veel macht kon uitstralen.
‘Het wordt tijd om mijn nederlaag toe te geven. Overal waar ik kom, word ik op afstand gehouden,’ zei Mikami glimlachend. Broers die alleen in leeftijd verschilden. Levendige herinneringen aan de zorgeloze tijden in het district doemden op.
‘Dat mag ik hopen,’ grapte Matsuoka zonder een spier te vertrekken.
‘Ik heb het bij Eerste Divisie geprobeerd en bij Tweede. Dat liep in beide gevallen op een ramp uit.’
‘Voortreffelijk nieuws.’
‘Meneer, de zwijgplicht… heeft die uw zegen?’
‘Ja.’
Matsuoka’s achteloze antwoord veegde de glimlach van Mikami’s gezicht. Hij had aangenomen dat de zwijgplicht op instigatie van Arakida was opgelegd en dat Matsuoka zich er heimelijk ongemakkelijk over voelde. Nu wist hij dat het anders zat. Het IJzeren Gordijn genoot de volledige instemming van de feitelijke baas van Criminele Recherche. Het was een weloverwogen beleidsmaatregel.
‘Kunt u me vertellen wat er is gebeurd?’ vroeg Mikami op gedempte toon.
Matsuoka keek hem geïntrigeerd aan.
‘Wilt u zeggen dat u het niet weet?’
‘Heeft Akama u niet op de hoogte gebracht?’
Het was het moment waarop Mikami’s positie in Administratieve Zaken hem duidelijk werd.
‘Inderdaad. Ik weet het niet.’
Er vormde zich iets in Matsuoka’s ogen? Medelijden? Mikami hoefde zich nergens voor te schamen. Zelfs als hij alleen in naam commissaris was, een verlengstuk van Akama, bewees zijn onwetendheid dat hij niet echt was overgestapt naar het andere kamp.
‘Ik heb mijn ziel niet verkocht, nog niet.’
Het was het beste antwoord dat hij wist op te hoesten. Matsuoka knipperde met zijn ogen om te laten zien dat hij hem had gehoord. Was het overgekomen als een klacht? Of verdacht hij Mikami ervan dat hij het alleen had gezegd om hem minder behoedzaam te maken?
Mikami schoof naar voren om de onderlinge afstand te verkleinen.
‘Ik weet dat het op de een of andere manier iets te maken heeft met Zes Vier.’
‘Aha.’
‘Ik ben bij Yoshio Amamiya geweest. Ik weet dat hij alle banden met ons heeft verbroken.’
Matsuoka knikte zwijgend.
De chef van Eerste Divisie had het toegegeven. Wat nu volgde zou cruciaal zijn. Mikami leunde over de tafel.
‘Wat was de aanleiding van het einde van de relatie?’
‘Dat kan ik u niet vertellen.’ Hij sprak met gezag. Was dit het moment waarop de zwijgplicht intrad?
‘Wat is de Koda-memo?’
‘Dan kan ik u niet vertellen.’
‘Is de memo de aanleiding van de zwijgplicht?’
‘Dat kan ik u niet vertellen.’
‘Oké, en hoe zit het met het bezoek van de commissaris? Dat moet er ook mee te maken hebben.’
Een korte pauze, een stilte die betekende: ja, het bezoek van de commissaris heeft er ook mee te maken.
‘Vraag maar aan uw baas,’ zei Matsuoka zacht. Hij stond op.
‘Wacht.’ Mikami was ook opgestaan. ‘Ik kan niet zijn als Futawatari. Zo zal ik nooit willen zijn.’
Matsuoka keek hem zwijgend aan. Mikami meende medelijden in zijn ogen te zien.
‘Meneer, ik vraag het u. Vertel me alstublieft wat hier speelt.’
Geen antwoord.
‘Wat is er voorgevallen… tussen Criminele Recherche en Administratieve Zaken?’
‘Als ik u die informatie gaf, wat zou u er dan mee doen?’
Zijn antwoord riep Mikami’s opwinding een halt toe. Zijn gedachten gingen alle kanten op. Aan welke kant denkt u te zullen staan? Was dat de vraag die Matsuoka hem stelde? Hij had een brandend gevoel in zijn borst. Het hoefde niet eens te worden gezegd. Aan de kant van Criminele Recherche. De woorden drongen zich op vanuit zijn ingewanden. Maar toch…
Hij liet niet meer horen dan een dorre zucht.
Hij voelde een siddering door zijn lichaam trekken. Het was alsof hij eindelijk was ontwaakt. Hij had de hele ochtend gezocht naar iets wat hij zou kunnen gebruiken om Amamiya te overtuigen. Daarom was hij ook hier: om Akama’s wensen uit te voeren. De omstandigheden dwongen hem ertoe, maar er viel niet aan te ontkomen: hij was bezig informatie te verzamelen voor Administratieve Zaken. Hij was slechts een radertje in het wiel van die afdeling.
‘Ik sta aan uw kant.’ Hij zei het niet. Hij kon het niet zeggen. Want zodra hij dat deed, was hij een verrader ten opzichte van beide kampen. Een vleermuis. Geen vogel en geen beest. Hij zou zijn identiteit verliezen.
Mikami liet zijn ogen naar de vloer zakken.
Hij was naïef geweest. Matsuoka was bezorgd over het welzijn van Ayumi. Hij zag Mikami nog altijd als een van zijn eigen mensen. Maar Mikami had zich laten meeslepen door zijn nostalgie naar de tijd die hij bij de districtspolitie had doorgebracht. Hij had zijn innerlijke rechercheur, die hij werd geacht in toom te houden, de vrijheid gegeven. Hij had de nabijheid van Matsuoka aan de andere kant van de tafel abusievelijk aangezien voor de nabijheid van de afdeling.
‘Probeer te bedenken waarom de commissaris komt.’
Mikami keek op toen hij zijn stem hoorde.
Wat…?
Matsuoka had Mikami zijn rug toegekeerd. Hij had zijn handen in zijn broekzakken gestoken en strekte langzaam zijn nek van de ene kant naar de andere. Mikami was verbijsterd. Uiteraard. Het was Matsuoka die hem had geleerd hardop te denken. Hij had die techniek in hun tijd bij de districtspolitie vaak gebruikt als hij een verslaggever iets wilde toestoppen.
Wat bedoelde hij? Mikami had geen idee. Akama had al uitgelegd waarom de commissaris op bezoek kwam. Het was pr, een signaal naar het volk, dat tegelijk de mensen van Criminele Recherche het vertrouwen moest inboezemen dat de commissaris aan hun kant stond.
En toch had Matsuoka…
Er weerklonk een luide plof. De deur naar de afdeling werd geopend en de forsgebouwde Arakida beende energiek het kantoor binnen. Hij had onmiddellijk Mikami in het oog. Zijn ogen knepen zich nog verder toe dan normaal.
‘Wat doet Mediarelaties hier?’ Hij schreeuwde het bijna uit. Mikami rechtte zijn rug. Hij had geen idee hoe hij moest antwoorden. ‘Dat was uw werk zeker?’ Hij keek Mikami beschuldigend aan. ‘Vanochtend… De Toyo, de Times. Laat me raden… u had iets gekregen via uw speciale connectie met Itokawa?’
‘Dat was niet mijn werk…’
‘Wie heeft er dan verdomme gelekt?’
‘Ik ben van plan dat uit te zoeken.’
‘Dat bent u van plan?’
‘Inderdaad.’
‘Niet dat het veel uitmaakt. We zullen er snel genoeg achter komen.’
Zijn toon was aanzienlijk verscherpt. ‘Denk maar niet dat u hiermee wegkomt.’ Arakida keek Mikami vluchtig maar veelbetekenend aan. Toen gebaarde hij Matsuoka hem te volgen naar zijn kantoor.
‘Wie niet bij Criminele Recherche werkt, moet nu wegwezen.’
De deur werd dichtgeslagen terwijl hij zijn bevel snauwde. De twee topmannen van cr verdwenen in het kantoor van de directeur. Ze waren in de hoogste staat van paraatheid. Alsof ze zich voorbereidden op een oorlog.