27
Mikami had vijftien minuten nodig om met de auto Osumi-machi te bereiken.
Aan weerszijden van de straten stonden grote oude huizen. Op grond van de hoge muren eromheen verwachtte je goed onderhouden verborgen tuinen. Mikami parkeerde naast een speeltuintje. De zon stond al laag aan de hemel. Hij ging te voet verder en gebruikte een plaatselijke stratenkaart als gids. Hij liep flink door.
Het ouderlijk huis van Hiyoshi bevond zich net na een hoek en had een oud betegeld dak. In een naamplaat in een stenen zuil stond de naam hiyoshi. Een groot huis, zelfs in vergelijking met de omringende huizen. De takken van forse pijnbomen bogen zich over de straat en naast het hoofdgebouw stond een opslagschuur met witte muren. Er was ook een garage. De deur was gesloten, maar aan de breedte te zien bood hij onderdak aan verschillende auto’s. Hiyoshi was een telg uit een welgestelde familie. Mikami voelde zijn enthousiasme afnemen. Verschillende gevoelens, waaronder een flinke dosis minachting, streden om voorrang. Hiyoshi had twee jaar voor Forensische Dienst gewerkt en minder dan een jaar bij het telefoonbedrijf. Misschien was hij het type dat de handdoek in de ring gooide zodra er iets naars gebeurde op het werk. Mikami wist niet waarom Hiyoshi in het huis van de Amamiya’s had gehuild, maar hij kon zijn tranen niet meer serieus nemen. Hij zuchtte, liep naar de zijkant van het huis en belde aan. De komvormige bel was niet voorzien van een camera of intercom. De simpele knop deed hem denken aan de vroege jaren van Showa, misschien zelfs Taisho.
Mikami wachtte even, het was immers een groot gebouw. Uiteindelijk hoorde hij het klikken van houten sandalen. De kleine houten deur ging open en er verscheen een vrouw van in de zestig. Ze boog een hoofd met grijzend haar. Ze zag er niet uit als een dienstmeid. Mikami besloot dat ze Hiyoshi’s moeder moest zijn, maar ze had iets heel melancholieks over zich. Ze keek Mikami argwanend aan en vroeg op afgemeten toon: ‘En u bent…?’
Hij boog formeel, vanaf zijn middel. ‘Sorry dat ik u stoor, mevrouw. Mijn naam is Mikami en ik werk voor de afdeling Administratieve Zaken op het hoofdkwartier van de politie. Ik heb begrepen dat uw zoon vroeger voor Forensische Dienst werkte. Is hij misschien thuis?’
‘O. Ik begrijp het.’ Haar ogen werden haast dubbel zo breed. ‘De politie. Wat kunt u in vredesnaam van mijn zoon willen?’
‘Ik zou graag met hem spreken over iets wat aan het licht is gekomen.’
‘Met hem spreken? Ik kan me niet voorstellen dat er nog iets te zeggen is. Wij zijn degenen die met u zouden moeten komen spreken. Nadat jullie hem zo wreed hebben behandeld.’
‘Ik heb begrip voor uw woede, mevrouw.’
Mikami koos instinctief een andere aanpak. Hiyoshi had ontslag genomen omdat iemand hem onheus had behandeld. Het was mogelijk dat de wrok ongerechtvaardigd was en dat de moeder ervoor had gekozen de tere ziel van haar zoon te negeren. Maar het feit dat Hiyoshi en zijn familie van mening waren dat hij slecht was behandeld, was cruciaal.
‘Het was werkelijk onvoorstelbaar.’ Haar gezicht was verwrongen van verbittering. ‘Hij werkte voor de computerafdeling van het telefoonbedrijf. De politie koos hem om te helpen bij een nieuwe zaak. Toen hij zag hoe slecht jullie in dat soort dingen waren, dacht hij zich nuttig te kunnen maken door bij Forensische Dienst te gaan. En toen kwam ook nog eens die ontvoering…’
Misschien uit angst voor meeluisterende of toekijkende buren zei ze opeens dat Mikami moest binnenkomen. Ze trok hem door de houten deur, die achter hem dichtviel. Ze stonden in een nauwe doorgang tussen de muur en een groep manshoge vingerplanten. Het was er klam en vochtig. Hiyoshi’s moeder vervolgde op gedempte toon.
‘Het was onvergeeflijk. Om mijn zoon bij zo’n barbaarse zaak te halen. En dat ze hem incompetent noemden… na een kleine vergissing. Hebben jullie van de politie geen familie? Gedragen jullie je altijd zo? Beeld u zich eens in hoe het voor zijn ouders moet zijn geweest. Wij hebben altijd geprobeerd onze zoon op te voeden in een liefhebbende omgeving. Hij was er kapot van. Het heeft zijn leven verwoest. Hoe dacht u daarvoor verantwoordelijkheid te nemen?’
Mikami wist niet hoe hij moest reageren. Je zou op grond van de heftigheid van haar woede haast denken dat ze sprak over iets wat eerder die dag of gisteren was gebeurd.
‘Ik ben hier om excuses aan te bieden en als dat mogelijk is met Hiyoshi te spreken. Er zijn allerlei aspecten van wat er is gebeurd waarover we geen duidelijkheid hebben.’
‘Geen duidelijkheid?’ Haar schouders kwamen vijandig omhoog en ze stak haar kin beschuldigend vooruit. Haar mond trilde. ‘Probeert u me te vertellen dat u niet eens weet wat u mijn zoon heeft aangedaan?’
‘Weet u wie het was die uw zoon van incompetentie beschuldigde?’
‘Ik ben er zeker van dat u dat donders goed weet.’
‘Het zou prettig zijn als u me dat zou willen vertellen, mevrouw. Ik ben van plan de kwestie grondig te onderzoeken.’
‘Ik weet het niet… degene die destijds de leiding had. Ik weet nog dat Hiyoshi tegen me zei: “Ik heb een fout gemaakt. Ik ben incompetent.” Sinds die tijd is hij gewoon…’
Hij had haar niet verteld wat er was gebeurd.
‘Zegt u dat Hiyoshi zichzelf incompetent vond? Niet een ander?’
‘Wat probeert u te impliceren? Hij zou zoiets nooit zeggen tenzij iemand anders het tegen hem had gezegd. Die arme jongen was zowat in een trance. Hij at amper. Je kon zien hoe bang hij was. Het was een van uw mensen. Iemand heeft iets tegen hem gezegd wat zijn hart in stukken scheurde.’
Mikami voelde de angel van haar beschuldiging.
‘Heeft Hiyoshi u verteld wat hij verkeerd had gedaan?’
‘Hij wilde er geen woord over kwijt. Wilt u het me niet vertellen? Heeft hij echt iets verkeerd gedaan? Of wilde iemand anders de verantwoordelijkheid voor zijn eigen fouten op hem afschuiven?’
Mikami knikte om te tonen dat hij begrip had voor haar gevoelens. Hij kreeg de indruk dat ze hem alles had verteld wat ze wist.
‘Ik zal het hem rechtstreeks vragen. Als u toestaat dat ik hem spreek.’
‘Onmogelijk,’ zei ze geïrriteerd.
‘Vijf minuten. Meer heb ik niet nodig.’
‘Hij wil niemand zien. Helemaal niemand.’
‘Helemaal niemand?’
‘Niemand. Zelfs geen familieleden…’
Ze sloeg een hand voor haar mond. Haar ogen raakten hun focus kwijt en hij zag tranen in haar ogen. Mikami hield zijn adem in en wachtte tot ze verder zou gaan. Hij had een aantal mogelijke scenario’s in gedachten. Ze keek hem met rood aangelopen ogen aan.
‘Veertien jaar. Het duurt al veertien jaar. Hij heeft zich in zijn kamer opgesloten vanaf de dag dat hij besloot niet meer naar het lab te gaan. Hij praat niet met mij, praat niet met zijn vader. Allemaal om wat jullie hem hebben aangedaan.’
Mikami keek omhoog, naar de hemel.
Een kluizenaar.
Hij had rekening gehouden met het donkerste scenario: zelfmoord. Maar dit kwam nog harder bij hem aan.
‘Mag ik vragen hoe oud hij nu is?’ vroeg Mikami. Hij was nu persoonlijk betrokken.
‘Achtendertig. Volgende maand wordt hij negenendertig. Ik weet niet wat we kunnen… of hoe…’
Hiyoshi’s moeder verborg haar gezicht in haar handen. Het camoufleerde slechts gedeelte het geluid van haar snikken.
De affaire heeft zijn leven verwoest. Mikami had die opmerking voor overdrijving aangezien. Dat deed hij inmiddels niet meer. Alles viel op zijn plek.
‘Hoe communiceert u met hem?’
Ze keek hem woedend aan.
‘Hoe kan een gesprek hem helpen? Het laat jullie allemaal volstrekt koud. Na alles wat…’
‘Ik had een soortgelijke situatie met mijn dochter,’ onderbrak Mikami haar. De pijn in zijn borst was het gevolg van de wetenschap dat hij het deels had gezegd om iets te bereiken voor zijn werk. ‘Het was heel moeilijk voor mijn vrouw. Ze verloor het vermogen om te communiceren en…’
‘Is ze er weer uit gekomen?’ onderbrak Hiyoshi’s moeder hem. ‘Uw dochter. Is ze er weer uit gekomen?’
‘… ja.’
De pijn in zijn borst verergerde. Het was waar. Ze had haar kamer verlaten. Maar…
‘Hoe heeft u haar zo ver gekregen?’
Mikami schrok van de gretigheid in haar ogen. Ze kwam dichterbij, felle wanhoop in haar gelaatstrekken. Mikami vervloekte zichzelf omdat hij erover was begonnen, maar het was te laat om haar hoop de kop in te drukken.
‘We hebben geruzied en elkaar de waarheid gezegd.’
Ik haat dit gezicht. Ik wil dood!
Voor jou is het niet erg! Jij mag er zo uitzien, jij bent een man!
Mikami voelde zich bleek wegtrekken. Zijn hoofd was als verdoofd. Hij bereidde zich voor op de onvermijdelijke duizeligheid. Hij zette zich schrap. Het was na een paar seconden weer over. Hij hield zichzelf voor dat het oké was en vervolgde.
‘We zijn ook met haar naar een therapeut geweest. Dat hielp haar bij het uiten van haar emoties.’
Hiyoshi’s moeder knikte weifelend en keek naar de grond. Haar teleurstelling was evident. Ze hadden veertien jaar de tijd gehad. Discussies om al dan niet met hem naar een therapeut te gaan waren een gepasseerd station.
‘Krijgt u enigszins de kans om over uw gevoelens te spreken?’ vroeg Mikami.
Ze leek afwezig. ‘O… nee. Ik schuif elke dag een brief onder zijn deur, maar hij heeft er nog nooit één beantwoord.’
‘Heeft u ook een hardere aanpak geprobeerd?’
‘Dat heeft zijn vader in het begin een paar keer gedaan. Dat maakte alles alleen maar erger.’
Mikami hield zijn ogen op haar frêle schouders gericht. Hij werd heen en weer geslingerd tussen professionele integriteit en persoonlijke gevoelens.
‘Zou ik het mogen proberen met een brief?’
‘Natuurlijk… dank u,’ zei ze. Maar ze luisterde amper. Haar ogen staarden passief naar een van de ramen, een kamer met gesloten gordijnen op de eerste verdieping, ongetwijfeld die van haar zoon.