36
Buiten dreigde de hemel elk moment open te barsten. Mikami wist niet of uit deze dikke wolken regen of sneeuw zou vallen.
Terwijl hij terugliep naar zijn auto begon in de zak van zijn jasje zijn telefoon te trillen. Iets zei hem dat de telefoon ook al was overgegaan toen hij buiten Akama’s huis stond. Hij keek naar het display. Mizuki Murakushi.
Hij hoorde een geluid en keek op. Akama’s garagedeur gleed open. Langzaam werd een metallic zilveren gezinsauto zichtbaar. Akama zat achter het stuur. Zijn vrouw zat naast hem in uitgaanskleding. Op de achterbank gingen twee hoofden op en neer. De auto kwam dichterbij. Reed langs. Mikami hield zijn hoofd gebogen.
Hij keek op naar de zij- en achterspiegels. De auto bleef van hem wegrijden. De remlichten gingen aan. De auto ging een hoek om. Mikami kon de sensatie van de ogen die hem lachend hadden aangekeken moeilijk afschudden.
In zijn zak trilde weer iets. Hij schudde zijn overpeinzingen van zich af en nam op.
‘Ik weet dat je aan het werk bent. Zal ik later terugbellen?’
Ondanks haar woorden was ze duidelijk niet van plan op te hangen.
‘Nee hoor, is goed. Ik heb even pauze. Wat is er?’
‘Ik werd een uur geleden opnieuw gebeld door Minako.’
‘Oké.’
Hij had niet anders verwacht. Mikami voelde zowel opluchting als irritatie.
‘Ze bleef maar praten over het stille telefoontje dat we hebben gehad. Ik denk dat ze zichzelf ervan wilde overtuigen dat het niets te maken had met jullie telefoontjes en dat die van jullie wel degelijk afkomstig waren van Ayumi.’
‘Hmm…’
‘En? Heb je er al met haar over gesproken?’
‘Ja. Maar ik zou niet kunnen zeggen of het goed ging of niet.’
‘Denk je dat het een averechts effect had? Het leek wel alsof ze een beetje boos op me was.’
‘Misschien.’
‘Wat?’
Dat had misschien iets te kil geklonken. ‘Ik ben er vrij zeker van dat het geen averechts effect had. Maak je geen zorgen.’
‘Denk je? Je weet hoe ongerust ik word als ik aan Minako denk en dat ze er helemaal alleen voor staat. Ik ben trouwens ook gebeld door de Matsuoka’s.’
Hij was even stil toen hij de naam hoorde.
‘Nee, niet chef Matsuoka. Zijn vrouw, Ikue. Ze zei dat je hun appartement had bezocht?’
‘Dat klopt.’
‘Aha. Hoe dan ook: zij dacht ook niet dat de telefoontjes van Ayumi afkomstig waren. Ze zei dat ze het niet zo zeker wist, over wat jij haar had verteld.’
Het verhaal had zich door het politievrouwennetwerk verspreid. Het begon Mikami te ergeren. Als mensen gingen praten zonder hem of Minako erbij te betrekken, ging hij aan hun goede bedoelingen twijfelen, hoe oprecht ze schijnbaar ook waren.
‘Ik heb wat rondgevraagd… en iedereen blijkt wel zo’n telefoontje te hebben gehad. Ook het huis van de chef, een paar maanden geleden.’
‘O.’
‘Zou je nog eens met haar willen praten?’
‘Prima.’
‘Als ze daarna nog altijd wil volhouden dat het Ayumi was, is het misschien beter om erin mee te gaan. Ze mag hoe dan ook niet het gevoel krijgen dat ze er helemaal alleen voor staat. Zeg maar dat het mijn idee was, dat ik een roddeltante ben. Zoiets. Ze moet geloven dat jij aan haar kant staat, wat er ook gebeurt.’
Mikami heroverwoog zijn frustratie, maar het bleef lastig om ja te zeggen. Mizuki deed meer haar best dan de meeste zussen zouden doen.
‘Mikami? Ben je daar nog?’
‘Ja hoor.’
‘Ben je boos?’
‘Waarom zou ik boos zijn?’
‘Weet je het zeker? Misschien had ik mijn mond moeten houden…’
‘Maak je geen zorgen. Minako doet wat ze wil.’
‘Hoe bedoel je?’
Hij klakte met zijn tong. Hij vond het ergerlijk om nog meer vragen te moeten beantwoorden. ‘Dat ze niet iemand is die zich laat meeslepen door wat wij zeggen.’
‘Dat geldt niet voor jou. Ze gelooft met heel haar hart in jou. Je zou meer zelfvertrouwen moeten hebben.’
Wat ze zei beviel hem niet. Was ze van plan te spreken over een Minako die hij niet kende, terwijl hij tussen de woningen van de directeuren stond?
‘Oké, bedankt voor de informatie. Ik moet nu…’
‘Wacht. Nee, dit gaat niet goed. Je klinkt alsof je het helemaal hebt opgegeven. Weet je zeker dat jullie tweeën geen ruzie hebben? Is het om mij?’
‘Zoals ik al zei: daar heeft het allemaal niets mee te maken.’
‘Maar…’
‘We praten gewoon langs elkaar heen. Ik weet nooit wat ze denkt.’
‘Sinds het vertrek van Ayumi, bedoel je?’
‘Nee. Vanaf het allereerste begin.’
Mikami vroeg zich af of hij iets had verteld wat hij liever had willen verzwijgen. Mizuki zweeg en zuchtte voordat ze weer sprak.
‘In dat geval zal ik je vertellen wat ze voelt.’
‘Dat hoeft niet.’
‘Toch vertel ik het je. Ik zou het niet kunnen verdragen als jullie elkaar zouden verliezen op het moment dat jullie er juist voor elkaar moeten zijn. Dat mogen jullie niet toestaan, zelfs niet een klein beetje. Vooral als jullie een verleden van slechte communicatie hebben.’
‘Luister, ik was rechercheur. Ik had geen tijd om…’
‘Je weet best dat ik dat niet bedoel. Het heeft geen zin om een rookgordijn op te trekken, Mikami. Ik weet best wat jou angst aanjaagt. We weten allemaal dat iedereen verbaasd was toen jullie trouwden. Het was een van de zeven grote wonderen van de prefectuur, zeiden ze. Jullie zaten bij hetzelfde bureau, maar niet eens zo lang, en jullie werkten niet eens samen. Zij zat bij Verkeer, jij bij Criminele Recherche. De andere mannen stonden versteld. Ze vroegen zich af wat je had gedaan om zo’n meisje aan de haak te slaan. En het rare is: je weet het zelf niet eens. Ik heb toch gelijk?’
Mikami voelde zijn borst verkrampen.
‘Ik zal je vertellen wat je had gedaan. Toen jullie daar samen in het bureau zaten…’
‘Dit hoeft echt niet.’
‘Luister nu gewoon, oké? Op een dag had ze het moeilijk gehad. Ze had de hele nacht liggen huilen. Maar ze nam het probleem niet mee naar haar werk. Je weet vast nog wel hoe serieus ze haar politiewerk nam. Ze zette haar gevoelens opzij, maakte zich op en sleepte zich glimlachend naar kantoor. Ze begroette iedereen en deed haar werk alsof er niets aan de hand was. Ze ging lunchen met collega’s en zat te kletsen zonder te laten blijken dat ze gedeprimeerd was. Niemand merkte het. Toen ze naar huis ging, liep ze jou bij de zijingang tegen het lijf. Je keek haar merkwaardig aan en zei: “Gaat het wel?” Meer zei je niet. Dat was het moment waarop je haar begon op te vallen. Ze zei dat ze je niet lang daarna een amulet gaf.’
Mikami kon zich alleen flarden herinneren. ‘Dat was gewoon…’ zei hij gedachteloos. ‘Dat was een wilde gok. Ik denk dat ik het zei om haar aandacht te trekken. Of dat, of ik ben een soort helderziende.’
‘Je moet er geen grapjes over maken. Dit is het moment om me te vragen waarom ze de hele nacht had liggen huilen.’
Mikami begon te hoesten. ‘Zo is het genoeg, hou op,’ bracht hij uiteindelijk uit.
‘Nee, het is niet genoeg. Ik kan niet stoppen, want ik heb al te veel gezegd en mijn belofte gebroken. Wat zou anders het nut zijn? En het is niet wat jij denkt. Maar het is ook niet iets om in een bruiloftsspeech te gebruiken. Een vriendin van haar had zelfmoord gepleegd. Een vriendin van de middelbare school, uit hetzelfde jaar. Ze hadden samen op kalligrafie gezeten. Het was een hecht groepje en ze bleven elkaar na het eindexamen zien. Het meisje dat zelfmoord had gepleegd, had op haar bureau een briefje achtergelaten met de tekst: “Vertel het niet aan Minako.” Meer stond er niet op.’
‘Vertel het niet aan Minako? Dat ze dood was?’
‘Minako vroeg zich af of ze dat had geschreven om haar bij de begrafenis weg te houden. De ouders van het meisje vonden het heel eng. Ze belden Minako om te vragen of er iets tussen hen was voorgevallen. Maar er was niets gebeurd, helemaal niets. Minako had het druk gehad en ze hadden elkaar al een poosje niet meer gezien. Maar dat nam niet weg dat haar naam in dat briefje stond. Haar vriendin was gestorven en had de instructie achtergelaten om haar niets te vertellen, dat ontdekte ze pas op de dag van de wake. Ze is toch gegaan. Wat een bezoeking moet dat zijn geweest! Ze vertelde me dat ze zich de hele tijd een onwelkome gast had gevoeld. Alsof ze geen toestemming had om te rouwen, terwijl ze heel verdrietig was over het verlies van haar vriendin. Ze heeft niet op de laatste gebeden gewacht, maar is naar huis gegaan. Pas daar kon ze eindelijk huilen.’
Eindelijk kwam het spervuur van Mizuki’s stem tot rust.
‘Hebben ze ooit ontdekt waarom ze zelfmoord had gepleegd? Had ze nog meer achtergelaten?’
‘Niets. Ze was van haar man gescheiden en woonde alleen. Ze waren drie jaar getrouwd geweest maar hadden geen kinderen. Ik weet niet waarom ze uit elkaar waren gegaan, maar de zelfmoord moet ermee te maken hebben gehad. Haar echtgenoot had in de kalligrafieclub van een jongensschool uit de buurt gezeten. Ze hadden elkaar ontmoet tijdens een zomertripje van de clubs. Daar waren ze verliefd geworden en uiteindelijk waren ze getrouwd. Hij was een knappe, slimme vent, populair bij de meisjes.
Wat ik je nu ga vertellen is pure speculatie, oké? Hij had Minako tijdens datzelfde reisje ontmoet en was bij de eerste aanblik verliefd op haar geworden, dus haar vriendin moest hard werken om hem voor zich te winnen. Toen ze net getrouwd waren, waande ze zich de gelukkigste vrouw van de wereld. Maar toen ging het mis, en uiteindelijk was ze weer alleen en begon ze aan zelfmoord te denken. In die periode zag ze Minako. Ze wilde iets achterlaten om wraak te nemen. Daarom besloot ze dat briefje te schrijven.’
Het klonk als meer dan alleen speculatie. ‘Denk je dat Minako… iets te maken had met hun scheiding?’
‘Toe nou toch, Mikami. Ik wil alleen maar zeggen dat de andere meisjes niet op hun gemak waren met zo’n mooie meid als Minako in de buurt. Zelfs als haar aanstaande niet in eerste instantie voor Minako was gevallen, was ze waarschijnlijk altijd bang geweest dat het zou gebeuren. Ze moet gek geworden zijn van angst. Geloof me: de meeste vrouwen die er normaal uitzien hebben zoiets meegemaakt. Begrijp je het nu? Ze was in strijd met zichzelf en begreep niet dat het zich allemaal in haar hoofd afspeelde. Ze had Minako tot haar vijand gemaakt. Ze won haar man en bezegelde de overwinning. Ze was extatisch gelukkig, wel tien- of honderdmaal gelukkiger dan normaal. En na drie jaar viel alles in duigen. Ik weet niet of het met hem te maken had of met iets heel anders, maar ik weet dat ze van allerlei dingen spijt moet hebben gehad. Toen is ze denk ik in wanhoop vervallen en koesterde ze vijandige gevoelens voor de zorgeloze, schijnbaar gelukkige Minako. Het zou kunnen dat ze wilde dat Minako iets van haar ellende zou ervaren.’
Zorgeloos? Gelukkig?
‘Waarom zou ze denken dat Minako…’
‘Minako had van dit alles geen weet. Niet in het begin, niet aan het einde. Daarom. Zij heeft nooit vermoed dat ze een strijd uitvochten of dat ze een voorsprong had gehad die ze ook weer had verspeeld. Ze was oprecht blij over het huwelijk van haar vriendin, het kwam niet in haar op om te denken dat ze iets had verloren. Ik ben er zeker van dat de vriendin geen redenen had om te denken wat ze dacht. Maar ik denk niet dat ze zo’n wreed briefje had kunnen achterlaten als ze niet was gaan denken dat Minako haar tot het huwelijk had aangezet en dus ook verantwoordelijk was voor de latere ellende. Ik denk dat ze wilde dat haar man op de begrafenis in huilen zou uitbarsten omdat hij door schuldgevoelens werd gekweld en alle pijn en al het berouw voelde. Ze wilde niet dat Minako bij die laatste ontmoeting een rol zou spelen. Ze wilde niet dat er iets was wat hem ook maar een seconde van haar zou afleiden. Ik weet niet of deze theorie klopt, maar de vriendin heeft Minako iets afschuwelijks aangedaan…’
Afschuwelijk, maar begrijpelijk. Mikami begreep de implicatie. Na een korte stilte begon Mizuki te lachen.
‘Dat laatste moet je niet serieus nemen. Mijn verbeeldingskracht gaat met me aan de haal. Mijn fantasie. Wat ik wil zeggen is dit: Minako is bijzonder genoeg dat zo’n verhaal zou kunnen kloppen. Geloof me, ik heb het er ook moeilijk mee gehad. Het was een nachtmerrie toen ze van de academie kwam en voor me kwam werken. Ik dacht: serieus? Waarom wil zo iemand voor de politie werken? Wil je jezelf op de proef stellen, trots zijn op wat je doet? Wil je niet een beetje al te veel? Toen ze bij het korps kwam, werden vrouwen nog als mascottes behandeld. We streden allemaal om erkenning. En dan komt Minako aanzetten, het schoolvoorbeeld van een mascotte. We schreeuwden allemaal dat we geen behoefte hadden aan dat soort vrouwen.
In feite vonden we al die aandacht natuurlijk best leuk. Maar dat was snel over. De jongere werknemers konden hun ogen niet van haar afhouden en ook de bazen waren duidelijk van haar gecharmeerd, of ze haar nu een standje gaven of haar complimenteerden met goed werk. We zagen groen van jaloezie en hadden het gevoel dat de wind ons uit de zeilen was genomen.’
Mizuki lachte weer. Ze had ingezien dat ze op een zijpad was overgestapt.
‘Ik vertel je dit alleen vanwege de omstandigheden. Ze werd gepest op het werk. Ook ik heb me daar weleens aan bezondigd. Maar ze was sterk. Stapte probleemloos over die onzin heen. Ze leefde voor haar werk. Meer dan de meeste mannen. Het was indrukwekkend om iemand te zien die zo mooi was en dat totaal niet doorhad. Ik zag haar rechtschapenheid, haar fatsoen. Toch vond ik het moeilijk om haar toe te laten in mijn hart.
Het was vanaf de zijlijn goed te zien dat ze werd voorgetrokken. In mijn onaardige buien verdacht ik haar ervan dat het een act was, dat ze maar deed alsof ze niet wist welk effect ze op mensen had. Ik voelde pas echte genegenheid voor haar toen ik hoorde dat jullie met elkaar waren getrouwd. Ik kon het niet geloven toen ze het me vertelde. Ik vroeg of ze me voor de gek hield. Begrijp me niet verkeerd. Ik bedoel niet dat ik vond dat ze zichzelf tekort had gedaan. Jij was een jonge rechercheur met een veelbelovende toekomst. En vergeet niet dat ik wist waarom ze je het amulet had gegeven. Maar zo zat het dus. Dat was een bepalend moment. Iedereen kon zich ontspannen toen men wist dat ze bezet was, en nog wel door jou. Over jou ging iedereen opeens heel anders denken. Ze hadden iets van: kijk hem nou, smoorverliefd… en hij dacht altijd alleen maar aan recherchewerk.’
Mikami snoof.
Hij had zich tijdens haar verhaal ontspannen. Hij had zich niet meer afgevraagd waarom Mizuki zo uitweidde en had haar aangehoord terwijl ze sprak over Minako’s gecompliceerde situatie en haar ideeën over de achtergronden, alsof hij snel door een onprettige passage in een geliefd verhaal uit zijn jeugd stapte. Hij voelde een niet onplezierige vermoeidheid en warmte in zijn borst. Hij was zich beter gaan voelen door Mizuki’s bespiegelingen over het verleden. Hij zou aan de lijn zijn gebleven en naar zijn goede vriendin hebben geluisterd, als hij toen hij opkeek niet een bekende gedaante had zien naderen.
‘Sorry,’ zei hij. ‘We praten later verder.’
Hij sloot zijn telefoon, haalde de sleutel uit het contact en opende het portier. De hele tijd hield hij zijn ogen op Futawatari gericht.