43

Eén uur. Het rondetafelgesprek was op tijd begonnen. Kuramae zat erbij om aantekeningen te maken en Mikumo hielp met de thee. Mikami was alleen in het kantoor.

De verslaggevers die naar Bureau F waren gegaan, waren daar nog steeds. Suwa had gebeld om hem te laten weten dat de details over mevrouw Hayashi die ze aan de commandant hadden gegeven hun vruchten hadden afgeworpen. De pers zat achter haar verhaal aan om gaten te kunnen prikken in het artikel van de Toyo. Mikami twijfelde niet aan hun motieven, maar hij wist dat hun inspanningen nutteloos zouden zijn als Hayashi inderdaad schriftelijk bewijs had. Dankzij Suwa hadden ze de verslaggevers ervan weerhouden elk woord van het stuk over te nemen voor hun avondedities. De vervolgartikelen zouden in vergelijking met de primeur bescheiden zijn.

Mikami hing op. Hij had nog verschillende malen geprobeerd Odate te bellen, maar had hem niet bereikt. Het was mogelijk dat hij niet aan het wandelen was, maar naar het ziekenhuis of het rehabilitatiecentrum was gegaan voor een behandeling.

Mikami wilde een sigaret pakken toen hij een dossier in doorzichtig plastic op zijn bureau zag liggen dat Kuramae was vergeten mee te nemen. Er zaten papieren in, allemaal volgeschreven in een keurig handschrift. Hij had gezegd dat het zijn dossier over Meikawa was. Ze waren slechts tot halverwege gekomen. Mikami vond het niet nodig om het hele dossier te lezen, maar hij was licht verward door de aspecten waarop Kuramae zich had geconcentreerd.

Kuramae was een typische bureauwerker, zijn toewijding was zijn beste eigenschap. Hij had een kantoorbaan gehad in een district bij Tweede Divisie waar hij inviel voor iemand met een langdurig ziekteverlof. Hij had ook ervaring bij Verkeer en Lokale Gemeenschap en op het Prefecturale Hoofdkwartier had hij bij Welzijn gezeten. Hij had voor zo veel verschillende divisies gewerkt dat hij zich niet had kunnen toeleggen op een specifiek terrein. Mensen zonder een specialisatie werden in het korps vaak onder de voet gelopen. Zo was het ook Kuramae vergaan. Het was lastig om de passie die hij aan de dag had gelegd bij het verzamelen en presenteren van dit rapport in overeenstemming te brengen met de manier waarop hij meestal steun zocht bij Suwa.

Misschien had de zaak hem persoonlijk geraakt en moest hij denken aan zijn vader of iemand uit de generatie van zijn vader. Maar wat de reden ook was, het gaf geen pas dat hij zich zo had laten afleiden terwijl de afdeling in rep en roer was.

‘Ik kom binnen.’

De deur ging open en Mikumo kwam de kamer in. Meestal bleef ze tot het einde bij besprekingen, maar Mikami had al aangevoeld dat ze deze bijeenkomst voortijdig voor gezien zou houden. Hij was niet verrast haar te zien.

‘Hoe gaat het daar?’ vroeg hij.

Ze stond in de houding voor zijn bureau.

‘Chef Ishii is nog bezig met zijn toespraak.’

‘Waar spreekt hij over?’

‘Anonieme verslaggeving en de verlening van nieuwe diensten.’

‘Hoe zijn de reacties?’

‘Hij is nog maar net begonnen, dus iedereen luistert nog. Het is erg rustig.’ Ze legde uit dat de plaatselijke en nationale bladen allemaal waren vertegenwoordigd door hun redactiechefs of bureauredacteuren. Niemand had een plaatsvervanger gestuurd.

‘Wist je dat de Persclub zichzelf graag “De Vier Seizoenen” noemt?’

‘Ik ken alleen de naam.’

‘Weet je niet waarom?’

‘Nee.’

‘Er waren twaalf leden, en ze maakten de vergelijking met de twaalf maanden van een jaar. Ze vonden het maar niks toen FM Kenmin erbij kwam. Uiteindelijk hielden ze de naam aan omdat het lidmaatschap van Kenmin voorwaardelijk is.’

Hij had het ijs willen breken, maar Mikumo leek zich steeds ongemakkelijker te voelen, misschien omdat hij ook een gespannen indruk maakte. Iets rationeels kon het niet zijn. Ze had hem uitgedaagd. Een bevel genegeerd. Hij begreep dat hij haar ertoe had aangezet – zo zag hij het althans – maar het viel hem zwaar om de waarheid hier in het kantoor onder ogen te zien.

Vooral als…

Zoals hij had gevreesd liet Mikumo de kans om haar excuses aan te bieden niet lopen.

‘Meneer, wat gisteravond betreft…’

Het hoeft niet. Mikami viel haar in de rede. Er was niets erger dan iemand die om vergiffenis vroeg zonder iets verkeerd te hebben gedaan. ‘Laten we het achter ons laten, oké? Hoe ging het nog na ons telefoontje?’

Ze oogde onzeker.

‘Oké… nou, ik denk dat ik veel heb geleerd.’

‘Waarover?’

‘We hebben veel gepraat. Ik heb een goed beeld gekregen van hun kant van het verhaal.’

‘Hun kant van het verhaal?’

Ze knikte gegeneerd.

‘Een van de dingen die ik schokkend vond toen ik hier net werkte was de vijandige houding van de verslaggevers. Die deed me denken aan de tijd dat ik in het district bij Verkeer werkte. Als we iemand betrapten op verkeerd parkeren of een snelheidsovertreding, werden ze altijd boos. Ze beledigden ons, waren vol minachting en maakten schampere opmerkingen. Sommige mensen werden agressief en uitten dreigementen. Of ze zeiden dat we zo nodig onze quota moesten halen en het werk alleen deden omdat het moest worden gedaan. Ik ging denken dat ons werk, in elk geval in relatie tot de bevolking, een noodzakelijk kwaad is. Zo was het ook met de verslaggevers. Ze vertikten het om enig begrip te tonen. Ze hadden ervoor gekozen ons als de slechteriken te zien. Zo voelde ik het toen ik dagelijks getuige was van hun agressie. Maar toen…’

‘Sorry, wacht even.’ Mikami kon zich niet inhouden en herhaalde in een vlaag van verontwaardiging een van de termen die ze had gebruikt. ‘Je vond ons een noodzakelijk kwaad?’

Mikumo keek een beetje angstig maar was in staat zich te verdedigen. ‘Ik bedoelde alleen dat dat voor veel mensen een deel is van wat we doen.’

‘Die mensen waren pissig vanwege een bekeuring. Ze zagen een vrouw en dachten dat ze straffeloos konden schreeuwen. Meer stelt het niet voor.’

‘Misschien. Maar ze hadden gelijk: ik moest mijn quota halen.’

‘Maar het is ook een feit dat verkeerd geparkeerde auto’s de weg blokkeren voor brandweerwagens en ambulances.’

‘Dat zei ik ook tegen mezelf om het werk te rechtvaardigen. Maar het was niet zoals toen ik in een koban werkte. Ik kon niet trots zijn op mijn werk. Ik voerde vaak innerlijke discussies over de vraag of we al dan niet een noodzakelijk kwaad waren.’

Ze zou het niet redden. Zelfs als ze haar tijd bij Mediarelaties zou volmaken, zou ze bij een andere afdeling aan stukken worden gescheurd.

‘Luister. We zijn hier niet om persoonlijke gevoelens te bespreken. Dit is niet je huis en ik ben je vader niet. Het korps is niet een moederfiguur. Allesbehalve zelfs.’

Mikumo keek hem aan. Ze was niet uit het veld geslagen. Na een stilte ademde ze, bijna onmerkbaar maar een tikje wankel, uit. Ze legde een hand op haar borst. Ze probeerde haar gevoelens onder controle te krijgen.

‘Laten we terugkeren naar je verslag over Amigos.’

‘Oké.’

‘De verslaggevers zien ons als een noodzakelijk kwaad. Is dat wat je wilt zeggen?’

Mikumo schudde snel haar hoofd. ‘Dat is wat ik dacht, maar ik had het mis. Natuurlijk, ze zijn sceptisch. En ze zijn ervan overtuigd dat ze hard moeten werken om ons in het gareel te houden. Maar ze betwijfelen geen seconde dat we een noodzakelijk onderdeel van de samenleving zijn. Integendeel: ze komen zo nauw en zo vaak in contact met gewelddadige misdrijven dat ik denk dat ze werkelijk uit naam van het volk bang zijn voor wat er zou gebeuren als wij ons gezag zouden verliezen. En als ik gelijk heb, denk ik dat er nog hoop is.’

‘Hoop?’

‘Om van Mediarelaties een open raam te maken.’

Het voelde als een stomp in zijn maag.

‘Maar je hebt toch gezien hoe we er nu voor staan? Dat zijn we in de verste verten niet.’

Mikumo wilde instemmend knikken, maar bedacht zich. Ze leek zich in te houden.

‘Heb je me niet ooit gezegd dat je vond dat de koban die functie vervulde?’

‘Inderdaad, meneer.’

‘Altijd open voor de buitenwereld, rechtstreeks contact met de mensen. Bedoelde je dat?’

‘Ja. Maar ook dat de koban door wat het op dagelijkse basis doet laat zien dat we in wezen goed zijn. Iedereen die belangstelling heeft om bij het korps te werken is hetzelfde: ze willen mensen helpen. Bijdragen aan een betere wereld. Agenten die net bij het korps zitten, steken hun idealen en hun behoefte om goed te doen niet onder stoelen of banken. Die openheid en eerlijkheid hebben een positief effect op de pers.’

Mikami had haar onderschat. Hij had gedacht dat ze alleen stoom wilde afblazen over haar periode bij Verkeer, maar ze had haar ideeën over de pers weer opgepikt.

‘Hoezo?’

‘Verslaggevers stellen zich niet agressief of vijandig op tegenover mensen van de koban. Iets in de sfeer daar laat hen het conflict vergeten, ze worden even wakker. De koban heeft een eenzijdige focus die hen weer doet denken aan hun oorspronkelijke drijfveren, plichtsgevoel, een gevoel voor het goede, om journalist te worden.’

Het bleef even stil.

‘En die kwaliteit missen we hier?’

Mikumo beet op haar lip. Ze had haar armen stijf voor haar borst gevouwen.

‘Als je iets te zeggen hebt, zeg het dan.’

Niets.

‘Nog meer persoonlijke gevoelens?’

‘Nee,’ antwoordde ze onmiddellijk met toegeknepen stem. Ze haalde gekweld adem en keek op. ‘We kunnen volgens mij geen raam worden als we ons altijd toeleggen op een tactische aanpak. Door zo berekenend te zijn werken we de vijandigheid in de hand.’

Mikami keek haar passief aan en vouwde zijn armen voor zijn borst.

‘Ga verder.’

‘Natuurlijk. We dragen de volledige verantwoordelijkheid voor de omgang met de pers. Zij zien ons als meer dan een portaal naar de binnenkant. Ze zien ons in veel gevallen als de belichaming van de organisatie zelf. Als we alleen maar komen met zorgvuldig overwogen zetten die de intentie hebben de controle te behouden over de pers… ik ben bang dat ze dat zullen zien als iets wat het hele korps doet. Ik vraag me af of we niet wat opener kunnen zijn. Minder gestructureerd. Ruimdenkend. Ik begrijp dat een tactische aanpak soms noodzakelijk is, maar als we echt naar een wisselwerking streven, is de beste tactiek dan niet juist om alleen op strategie te vertrouwen als het echt niet anders kan?’

Mikami had zijn ogen gesloten.

Het was alsof iemand hem vertelde dat moorden fout was terwijl hij op een bloedige plaats delict stond. Toepassing van de fundamentalistische grammatica van de koban op Mediarelaties zou niet eens een speldenprikje in de dikke muren aanbrengen. Laat staan dat het raam kon worden opengegooid.

De kloof in enthousiasme veroorzaakte een golf van lethargie.

Ze kon het mooi en gepassioneerd zeggen, maar Mikumo zag Mediarelaties als een afdeling met de vrijheid om nieuwe benaderingen te bedenken. Dat kwam helaas niet overeen met de realiteit, zeker niet nu de afdeling verwikkeld was geraakt in een politiek spel op hoog niveau.

En toch…

Als iemand in staat was om een raam naar de buitenwereld te openen, was het Mikumo. Hoewel hij ontmoedigd was geraakt door haar zendingsdrang, als zonneschijn door een bijtende wind, had een ander deel van zijn brein een glimp opgevangen van een vluchtige, maar welkome hoop. En niet alleen omdat ze niet besmet was, of een vrouw. Ze had in de loop van één enkele avond vleugels gekregen, en hij zag in die ontwikkeling een grenzeloos potentieel. Het onmogelijke hield op onmogelijk te zijn. Ze zou een brug kunnen slaan naar de verslaggevers. Zij zou door het kroos van ambitieuze, elkaar de loef afstekende mannen kunnen waden en het water veilig maken voor een jongere, naïeve vorm van oprechtheid.

Ze had gelijk, dat was hem duidelijk. Met een tactische aanpak kon je niemand bewegen. Hij wilde geloven dat ze allebei naar dezelfde bergtop staarden, ook al hadden ze verschillende routes gekozen en ook al waren ze door een landverschuiving geen van beiden in staat verder te komen. Hij wist het nog: om handen te schudden had je twee mensen nodig.

Ze deden te hard hun best om slim te zijn.

‘Meneer,’ begon Mikumo op formele toon. ‘Laat me alstublieft met de verslaggevers werken.’

Mikami maakte een afkeurend geluid. Zijn verschrikte glimlach maakte duidelijk dat hij verrast was dat ze het op dat moment durfde te vragen.

Ik deins er niet voor terug om vuile handen te maken.

Hij hoorde haar woorden van de vorige avond nog altijd pijnlijk in zijn oren echoën, maar hij was er zeker van dat ze niets onverhoeds zou doen. Ze had hem net verteld dat het minimaliseren van tactische spelletjes het beste tactische spelletje was.

‘Schrijf je in voor een wekelijkse training… om te leren arrestaties te verrichten.’

‘Meneer…?’

‘Heeft iemand je aangeraakt of geprobeerd je te versieren?’

Daar leek ze aanstoot aan te nemen. Maar haar gekwetste blik veranderde al snel in een glimlach.

‘Nee hoor, helemaal niet. Ik denk dat ik ze heb afgeschrikt.’

‘Daar kan ik me iets bij voorstellen,’ zei Mikami terwijl hij uitademde. Hij keek naar de muurklok.

Vijf voor twee.

Hij had verwacht dat de bijeenkomst inmiddels wel zou zijn afgelopen, maar Kuramae was nog niet terug. Mikumo voelde blijkbaar aan wat hij dacht. Ze keek hem ernstig aan en boog. Ze zei dat ze ging helpen met het opruimen na het gesprek en verliet het kantoor.

Mikami leunde achterover in zijn stoel. Hij stak een sigaret op. Hij ademde in. Dat voelde eindelijk weer eens normaal. Uiteindelijk lachte hij zacht.

Hij dacht terug aan de blik op Mikumo’s gezicht toen ze bij haar vertrek even had omgekeken. Er was geen enkele formaliteit in haar ogen te bespeuren. Hij had in haar blik een zekere dankbaarheid gezien, een genegenheid zoals mensen die koesteren voor hun ouders, maar hij had ook sporen gezien van de bijzondere vertrouwdheid die werd gedeeld na een romantisch samenzijn, en zelfs van het genot van de ontdekking dat hij had aangetroffen bij Akama’s dochter toen ze had ontdekt dat ze met een enkele blik kon communiceren. In iedereen bevindt zich oneindig veel potentieel. Dat mensen voor je werken betekent niet dat hun emoties minder waard zijn.

Mikami wist het allemaal wel, hij had achtentwintig jaar lang voor anderen gewerkt. Hij begreep dat niemand onvoorwaardelijk gehoorzaam was. Hij begreep ook dat geen leider ooit mocht hopen dat hij wist hoe zijn mensen in elkaar zaten. En toch maakten ze goden van zichzelf. Als ze een nieuwe medewerker toegewezen kregen, deden ze hun best om die persoon te classificeren als een bepaald type en met kleurgecodeerde etiketten in de rol te persen die ze vervuld wilden zien.

Zo had Mikami zich thuis ook opgesteld.

Zelfs thuis.

Een zachtaardige vrouw die zich niet met anderen bemoeide. Een dochter, verwend maar met een goed hart.

Hij had hen om wat voor redenen dan ook in die hokjes gestopt en zijn beoordeling zonder heroverweging ongewijzigd gelaten, eerst vijf en toen tien jaar lang.

Had hij Ayumi eigenlijk wel gekend?

Mikami voelde zijn lichaam verkrampen en herkende het begin van een aanval van duizeligheid. Alles om hem heen werd zwart. Zijn zicht werd wazig, alles begon te tollen. Hij stak zijn ellebogen uit en ging met zijn gezicht op zijn bureau liggen.

Terwijl zijn hoofd naar voren viel stond daar, ondoorgrondelijk, Ayumi.