48
Mikami had maar vijf minuten bij Administratieve Zaken nodig om Futawatari’s mobiele nummer van divisiechef Shirota los te krijgen. ‘Heeft u dat niet? Jullie zijn toch tegelijk binnengekomen?’ Meer had Shirota niet te vragen over zijn verzoek. Na een korte blik op het bureau van de inspecteur had hij in zijn adressenboek gebladerd. Mikami moest denken aan Shirota’s ideeën over kantoorpolitiek: niet te veel vragen stellen.
Mikami verliet de gang door de stalen deur die naar de brandtrap leidde. Hij pakte zijn mobiel en belde het nummer dat hij had gekregen. Hij wilde meer over Koda weten voor zijn gesprek met directeur Arakida. Was het Futawatari gelukt contact met hem te leggen? Wist hij waar Koda was? Hij kreeg de voicemail. Misschien zat hij in een bespreking. Of misschien nam hij geen gesprekken aan als hij het nummer niet kende. Mikami hing op zonder een bericht in te spreken. De beller was altijd in het voordeel. Als Futawatari op een door hem gekozen moment kon terugbellen, verloor Mikami het initiatief.
Prima. Dan ga ik wel met lege handen.
Mikami liep de gang weer in en begaf zich in de richting van Arakida’s kantoor. Hij kon nog altijd niet naar waarheid zeggen dat hij volledig was opgegaan in zijn rol als persofficier. Hij vond het lastig om kalm te blijven. Hij besloot de trap te nemen en niet de lift. Hij liep naar de vierde verdieping. Hij vond echter niet zijn rust terug, maar voelde juist zijn twijfels toenemen. Aan de ene kant was er zijn acute gebrek aan vertrouwen in Arakida, aan de andere kant was er de loyaliteit die hij nog altijd voelde voor Criminele Recherche, die zich als een erfzonde rond zijn hart had genesteld. Dan was er nog zijn eigen heikele positie. Donderdag is het allemaal achter de rug. Mikami’s gedachten vlogen alle kanten op toen hij door de gang op de vierde verdieping liep. Het werd al donker. Dikke wolken verborgen de hemel, een combinatie van zwart en grijs.
Criminele Recherche, Eerste Divisie.
Mikami duwde de deur hard open.
Hij hoopte Matsuoka aan te treffen, maar hij zat niet aan het bureau aan de andere kant van de ruimte tegenover de deur. Plaatsvervangend chef Mikura, die aan het bureau ernaast zat, keek op. Hij was een paar jaar na Mikami bij het korps gekomen. De ontsteltenis op zijn gezicht was zelfs van een afstand te zien. Ik zou niet zeggen dat hij de ballen heeft van een vlo, maar groter dan die van een mier zijn ze niet. Mikami herinnerde zich dat iemand Mikura ooit zo had beschreven.
Hij wees met zijn duim in de richting van Arakida’s kantoor.
‘Hij wilde me zien.’
Mikura stond op zonder een woord te zeggen, haastte zich naar de deur van het kantoor van de directeur en klopte aan. Hij luisterde opzichtig of hij een reactie hoorde, opende behoedzaam de deur en stak zijn hoofd naar binnen. Toen hij weer tevoorschijn kwam, zei hij zonder oogcontact te maken: ‘Ga maar naar binnen.’
Mikami was sinds het voorjaar niet meer in het kantoor van de directeur geweest. Destijds was hij nog als rechercheur gekomen.
‘Meneer.’
Mikami boog vanuit zijn middel en stopte pas toen zijn hoofd bijna het tapijt raakte.
‘Ah, Mikami. Fijn dat u langskomt,’ zei Arakida luchtig.
Hij zette zijn leesbril af, kwam achter zijn bureau vandaan en liep met zijn imposante postuur naar een bank. Zijn gelaatsuitdrukking was niet anders dan anders, maar Mikami wist dat het slechts een dun laagje was en dat hij daaronder net als Urushibara alert was en klaar voor de strijd.
‘Toe maar, het hoeft allemaal niet zo formeel. Ga zitten.’
Mikami deed wat hem werd gezegd. Arakida opende een doosje met een glazen deksel en bood Mikami een sigaret aan.
‘Nee, dank u.’
‘Wat, bent u gestopt?’
‘Nee.’
‘Vertel eens, hoe staan de zaken?’ informeerde hij. Mikami zei niets, hield alleen zijn hoofd opzij. ‘Op de eerste verdieping, bedoel ik. In rep en roer?’
‘Ik… ik zou het niet weten.’
‘Dat zal best. We hebben je vermoedelijk alleen voor dit soort situaties uitgeleend.’
Mikami begreep wat hij wilde zeggen: als u niet onze kant kiest, komt u hier nooit meer terug.
‘Urushibara zei dat u me wilde zien. Wat wilde u vragen?’
‘U hoeft geen haast te maken. Daar komt u snel genoeg achter.’
Mikami voelde zich bijzonder ongemakkelijk. Probeerde Arakida uit te vinden in welke mate hij was veranderd in de acht maanden sinds hij uit Criminele Recherche was verbannen?
‘Ik hoor dat het niet goed gaat bij Mediarelaties. Heeft u ruzie gezocht met de verslaggevers?’
‘Mijn grootste probleem is eerlijk gezegd dat we niet weten wie het verhaal naar de Toyo heeft gelekt.’
Arakida kneep zijn ogen enigszins dicht vanwege Mikami’s subtiele poging om in de tegenaanval te gaan.
‘Impliceert u dat ik het was, Mikami?’
‘Was u van plan even met Akama te gaan babbelen?’
‘Heeft hij u gestuurd om me dit te vragen?’
‘Nee.’
‘Nee, het is niet mijn bedoeling om hem te spreken. Waarom zou ik die verdomde bidsprinkhaan in de ogen willen kijken? Bovendien ziet Tokio hem als klein visje. Het zou niets uithalen als ik hem onder druk zette.’
De derde pijl zou op Tokio worden gericht. Zo had het althans geklonken. Mikami zag Maejima voor zich, die al bij Criminele Recherche was gedetacheerd. Zouden ze hem gebruiken? Of iemand in Prefectuur D?
‘Waar is Matsuoka?’
‘Wat? Waarom vraagt u dat?’
‘Hij zat niet op zijn plek.’
‘Zoals u weet blinkt hij niet uit in politieke spelletjes. Hij denkt alleen maar na over zaken en hoe hij ze kan oplossen. Hij bezoekt momenteel het team van Zes Vier om de leidingen te smeren.’
Politieke spelletjes.
Had hij dat gezegd?
‘Weet u dat Matsuoka overweegt u tot teamleider te benoemen?’
Mikami probeerde instinctief zijn gevoelens uit te schakelen. Maar de zelfvoldane blik op Arakida’s gezicht liet hem niet onbewogen. De man leunde met zijn imposante lijf langzaam over de tafel. Hij vlocht zijn vingers door elkaar en sprak fluisterend verder.
‘Realistisch gezien denk ik dat we u zelfs directeur kunnen maken in Centraal. Die positie is waarschijnlijk volgend voorjaar vacant.’
Mikami voelde zijn ingewanden springen.
Toen Arakida opnieuw sprak, echode zijn stem opeens krachtig door het kantoor.
‘Er spelen twee zaken.’ Hij had zijn buitenste huidlaag afgeworpen. Mikami zag nu het hebzuchtige gezicht van een man die zich heeft vastgebeten in een oorlog. ‘Ten eerste: waar is Koda?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Misschien niet. Maar Futawatari weet het wel.’
‘Dat zou ik niet kunnen zeggen.’
‘Heeft Administratieve Zaken Koda, ja of nee?’
‘Daar kan ik niets over zeggen.’
‘Lazer dan maar op en probeer het te weten te komen!’
Mikami zei niets. Het was meer dan een dreigement. Arakida stelde Mikami’s loyaliteit op de proef.
‘Wie heeft u opgedragen op zoek te gaan naar Koda?’
‘Ik kwam hem toevallig tegen.’
‘Wat heeft u tegen hem gezegd?’
‘We hebben elkaar alleen begroet.’
‘Welke informatie heeft u hem ontfutseld?’
‘Zoals ik al zei, we hebben elkaar alleen begroet.’
‘Waarom bent u hier vandaag gekomen?’
Wat…?
‘Ik vraag u waarom u naar me toe bent gekomen.’
‘Omdat u me heeft ontboden.’
‘Alleen daarom?’
‘Ook omdat ik persofficier ben. Als er niets gebeurt, raakt de pers bij het probleem betrokken en…’
‘Ik durf te wedden dat u bepaalde verwachtingen had toen u hier binnenkwam.’
‘Verwachtingen waarover?’
Arakida antwoordde niet. Hij leek met zijn ogen te zeggen dat Mikami zichzelf die vraag moest stellen.
Dat was niet nodig.
‘Luister goed naar me. Ontdoe u van die vermomming. Hij staat u niet. Zelfs als u in conflict komt met Akama, zorg ik dat u hier kan terugkeren.’
Mikami keek Arakida in de ogen. Hij gebruikte zijn gedachten om de spanning op te voeren.
Het antwoord is nee.
De stilte hield aan tot Arakida uit frustratie met zijn tong klakte.
‘U zou zich anders opstellen als u wist wat Tokio’s werkelijke bedoelingen waren…’
Mikami schrok terug. Dat zou zijn laatste vraag zijn geweest en hij had niet verwacht dat Arakida hem zou beantwoorden.
Zou hij het hem zeggen?
‘Het tweede punt dan.’ Arakida voerde het gesprek terug naar het begin. Alsof hij een bladzijde omdraaide. ‘U blijkt een getalenteerde aanstichter te zijn.’
‘Een aanstichter?’
‘Ja. Iemand die problemen aanwakkert en het balletje aan het rollen krijgt. Soms zijn het betaalde beroepsmensen met de opdracht om bij vreedzame demonstraties geweld aan te wakkeren. Klinkt dat bekend? Inderdaad: die aanvaring die u ensceneerde met de pers in het Secretariaat na al die verhalen over een schriftelijk protest. We hebben het aan uw ingrijpen te danken dat ze hebben besloten het interview met de commissaris te boycotten.’
‘Ik had niets kunnen doen om dat te voorkomen. Het was zeker niet mijn plan.’
‘Maak het dan uw plan. Hits nog wat op. Jaag ze op de kast om te waarborgen dat de boycot doorgaat.’
Wat zei u…?
Mikami’s blik verscherpte.
‘Daar zie ik geen enkele aanleiding toe.’
‘Omdat u denkt dat ze de boycot hoe dan ook zullen afblazen?’
‘Nee, omdat ik mijn werk niet goed zou doen.’
‘Ik wil weten hoe de vlag erbij hangt. Is het waarschijnlijk dat de boycot doorgaat, of blazen ze hem af?’
‘Het wordt lastig om de boycot af te wenden. Maar dat betekent niet dat ik geen kaarten meer kan uitspelen.’
‘Speel ze vooral niet uit. Leun achterover en wacht af. Dat kan uw geweten u toch wel vergeven?’
‘Nee, zo werkt het niet.’
‘Laat het u koud wat er met uw thuis gebeurt?’
‘Het zijn alleen maar over mijn hoofd fluitende kogels. Ik weet niet eens wat de aanleiding voor deze hele affaire is geweest.’
De stilte in het kantoor duurde ditmaal langer en hij was beklemmender. Arakida bewoog zijn kolossale lichaam. Hij zuchtte. Toen hij weer achteroverleunde op de bank, leek het alsof hij inzakte.
‘Dan zal ik het u zeggen,’ zei hij ernstig. ‘Ik hoop dat u uw positie wilt heroverwegen als u eenmaal weet wat Tokio van plan is.’
Mikami knikte behoedzaam. Zijn handen verkrampten op zijn knieën.
‘Dit is een vijandige overname,’ zei Arakida grimmig. ‘De bureaucraten willen de directeurspost in Criminele Recherche overnemen. De npd wil van ons een territorium van Tokio maken.’