75

‘Mobiel Commando, hier Volgauto 1. Mesaki rijdt nu 95. Hij nadert de kruising met de staatsweg over vijfhonderd meter.’

De volgauto’s hadden Mesaki’s vaart weten te minderen.

‘Begrepen. Blijf in positie om te volgen, of hij nu naar links gaat of naar rechts.’

‘Zit u op de staatsweg?’

De heliumstem. Mikami schrok. De stem sneed door zijn lichaam. Hij kon zich er niet tegen wapenen.

‘Ik ben er bijna. Moet ik de weg vervolgen? Wilt u dat ik omdraai?’

De spanning was tastbaar. Wat zou het worden?

‘Ga rechtsaf.’

Naar het noorden dus. Het oostelijk gelegen industrieterrein viel af. De ontvoerder wilde de oorspronkelijke route van Zes Vier volgen.

‘Inkomend gesprek. DoCoMo. Beller nog altijd in de omgeving van de Yuasaradiotoren.’

Wat de indruk wekte dat hij een handlanger had.

Hij zou zo iemand ook nodig hebben als het afgiftepunt net zoals bij Zes Vier in de buurt van Neyuki lag. Er waren geen behoorlijke wegen die dat gebied met Genbu verbonden. Je kon verschillende kleinere wegen door dorpen en het bos nemen, maar de ontvoerder zou zelfs als hij nu vertrok niet meer op tijd komen. Mesaki zou over de staatsweg op hoge snelheid naar het noorden rijden. De ontvoerder kon niet eerder dan hij bij Neyuki zijn.

‘Zijn er helipads in de buurt van de radiotoren?’ vroeg Mikami aan Potloodhoofd.

‘Nee.’ De man was weer een en al zakelijkheid.

Er moest een handlanger bij het overdrachtspunt zijn. Maar waar? Dat was een moeilijke vraag. De ontvoerder had Café Aoi aangewezen en overgeslagen, en had daarna hetzelfde gedaan met de twee volgende punten op de route van Zes Vier. Het was niet eens duidelijk of hij die route nog volgde. Of hij van plan was Mesaki de koffer van de Kotohirabrug te laten gooien. Of hij die bij de Drakenholte zou oppikken. Was er iets anders dat hun wachtte, iets waarmee niemand rekening had gehouden en wat nog inventiever was dan het idee achter Zes Vier? Het leek allemaal niet echt te zijn. Het leek te zijn bedacht. Was dat misschien omdat Mikami ergens wist dat de kidnapping toch een hoax moest zijn?

‘Mobiel Commando, hier Volgauto 1. Mesaki is rechts afgeslagen op de staatsweg en rijdt nu in noordelijke richting.’

‘Ik ben afgeslagen… wat nu? Doorrijden?’

‘Kent u de omgeving goed?’

‘Hier? Nee… helemaal niet.’

‘Blijf de weg volgen. U hoort nog van me met nadere instructies.’

‘Waar rijd ik naartoe?’

‘Rijd maar gewoon door. U heeft niet veel tijd.’

‘O… oké.’

‘Mobiel Commando, hier Volgauto 1. Mesaki gaat weer harder rijden. Honderdtien. Honderdtwintig. Honderdvijfentwintig…’

‘Ik wil alleen Kasumi terug, oké? Ik ben tot alles bereid. Ik wil haar terug!’

‘Als u haar levend wilt terugzien, moet u precies doen wat ik zeg…’

Iedereen die meeluisterde, zat strak overeind. De stem was veranderd. Hij vlakte af en verwrong zich bij ‘wilt terugzien’ en was bij ‘wat ik zeg’ vrijwel geheel genormaliseerd. Een mannenstem. Mikami had het goed gehoord.

Het werd stil op de lijn. De helium was uitgewerkt.

‘Kitou! Dit is uw kans. Kalmeer Mesaki. Zorg dat hij vaart mindert. En zorg dat u buiten beeld blijft.’

‘Begrepen.’

‘Laat Forensische Dienst de stem analyseren.’

‘Begrepen.’

Mikami had zijn voeten stevig op de grond geplaatst om zich schrap te zetten tegen de schommelingen van het voertuig. Dat zou hij zelfs hebben gedaan zonder het schudden en slingeren, zo sterk was het effect van de schok die door zijn lichaam schoot. Hij had niet de natuurlijke stem van de man gehoord. De helium had er nog een flinterdun laagje camouflage overheen gelegd.

Maar toch…

… het was alsof hij hem werkelijk had gehoord… de stem van de ontvoerder van Zes Vier. De enigszins schorre stem van een man in de dertig of veertig, zonder een accent. De stem die de rechercheurs al die jaren geleden niet hadden gehoord. De ontvoerder van Zes Vier die zijn eigen misdrijf naspeelde. Hij had de mogelijkheid niet serieus genomen. Nog steeds deed hij dat niet, al had hij nu de stem gehoord. Er was slechts dat gevoel dat het zich allemaal in een andere wereld afspeelde. Dat hij een stem had horen roepen vanuit een plaats waar niemand werd geacht te zijn. Dat hij íéts had gehoord van íémand. Het voelde alsof de vormeloze onzekerheid die al in hem smeulde zich had vermenigvuldigd en zich manifesteerde als het geluid van voetstappen.

‘Stemanalyse aangevraagd. Geluidsanalyse van het langere gesprek zojuist ontvangen. Geen echo waargenomen. Andere achtergrondgeluiden onduidelijk vanwege het geluidsniveau in Mesaki’s auto.’

‘Mesaki. U moet kalm blijven. Rijd minder hard.’

Kitous stem door de luidsprekers. Ook Mesaki’s schrille antwoord was te horen.

Wat verwacht hij godverdomme van me? Waar leidt hij me naartoe?

‘Mesaki… Mesaki! Rijd even niet verder. We moeten wachten op het volgende telefoontje.’

‘Inkomend gesprek op Mesaki’s mobiel.’

Opnieuw een telefoontje. Alle ogen waren gefocust op de luidsprekers.

‘We hebben het nummer. Kasumi’s mobiel.’

Het vijfde telefoontje: 11.56.

‘Blijf… gewoon… doorrijden.’

Mikami stond versteld. De stem klonk krasserig en dun, alsof de spreker zijn windpijp krachtig dichtkneep. Hij was door zijn helium heen en had zijn hand om zijn nek geklemd. Het beeld was levendig.

Maar er was een nog grotere verrassing op komst.

‘Ga… naar… Café Cher… Cherry… aan de linkerzijde, een kilometer voorbij… kruispunt Ishida-cho.’

Zonder enige waarschuwing had de ontvoerder Café Cherry aangewezen, de vierde halte op de route van Zes Vier.

‘Een kilometer voorbij de stoplichten… oké! Café Cherry. Dat vind ik wel!’

Zou hij zich ook daarna aan Zes Vier houden? Voor Café Cherry moest Mesaki Stad D verlaten en naar Yasugi rijden. Vanaf dat punt was het destijds, bij een ander kruispunt een kilometer verderop, naar Haarsalon Ai’ai aan de gemeenteweg gegaan. Toen bij de volgende stoplichten linksaf om op de snelweg te komen en weer naar het noorden te rijden. Groothandel Furusato, grillrestaurant Ozato en Miyasaka, de origamiwinkel. En uiteindelijk vissershut Ikkyu.

‘Gas geven… als u… uw dochter levend wilt terugzien. Geef gas!’

‘Ahhhh!’

Terwijl Mesaki hartverscheurend schreeuwde, opende Mikami zijn telefoon. Hij had de tijd in de gaten gehouden: 11.57. Hij gaf haastig de laatste informatie door aan Suwa. Dat de ontvoerder Mesaki had opgedragen de ringweg te volgen en een u-bocht te maken. Dat Mesaki had gehoorzaamd. Dat hij de snelweg had verlaten.

Meer mocht hij niet zeggen.

Hij werd in de gaten gehouden.

Het was Matsuoka. Zijn ogen lieten nog altijd zien dat hij een missie had. Verder was hij ondoorgrondelijk. Probeerde hij te controleren of Mikami zich aan zijn belofte hield? Of was het een blik van medelijden geweest? Misschien voelde hij zich inderdaad niet lekker. De mogelijkheid had zich serieus aan Mikami voorgedaan toen hij Matsuoka met gesloten ogen had zien zitten. Matsuoka liet Ogata en Minegishi al het werk doen. Ze waren goed, daar kon geen twijfel over bestaan. Zo goed dat Mikami er jaloers van werd. Maar het commandovoertuig ontbeerde de energie die je verwachtte bij een klopjacht. De mannen volgden het onderzoek op imposant fijnzinnige wijze. Maar zolang Matsuoka zich zo terughoudend opstelde, ontbrak de vlammende urgentie om de dader te pakken.

Geloofde hij toch dat het een hoax was? Mikami vroeg zich af hoe hij zou reageren als het bericht binnenkwam dat het meisje dood was aangetroffen.

Het alarm op iemands telefoon ging af. Twaalf uur. Het gebeurde net op het moment dat de informatie zich door de laadruimte verspreidde. Kleerkast draaide zich met wijd geopende mond om en knipperde verbijsterd met zijn ogen. Mikami voelde het bloed uit zijn gezicht verdwijnen. Hij was zich pijnlijk bewust van wat hij zich net had voorgesteld.

‘Dat was Bureau G. De politie heeft Kasumi. Ze is veilig in Genbu.’