78

De prijs op de meter was fors opgelopen. De winterbanden maakten een schel geluid, maar de taxi was een paradijs in vergelijking met het commandovoertuig.

‘Het was zeker wel koud?’

De chauffeur wilde een praatje aanknopen, maar Mikami voelde zijn telefoon trillen in zijn jaszak. Het was Matsuoka. Voordat hij opnam, vroeg Mikami de chauffeur of hij de radio wilde aanzetten.

‘Heeft u stille telefoontjes gepleegd, Mikami?’

‘Ik zag toevallig een telefooncel, dus…’

‘Hoor ik een toneelstuk?’

‘Ik zit in een taxi.’

‘Waarover belde u?’

Mikami vroeg de chauffeur het volume hoger te zetten en hield zijn hand voor zijn mond. ‘Wat gaat er met Mesaki gebeuren?’

‘Hij zit nog in hechtenis. We laten hem morgen gaan.’

Mikami knikte. Als Mesaki zei dat hij wilde vertrekken, moesten ze hem laten gaan.

‘Heeft hij iets gezegd?’

‘Dat we de klootzak moeten arresteren die hem dit heeft aangedaan.’

Ongelooflijk.

‘Misschien is dat een optie. Dan kan u Amamiya’s bekentenis gebruiken om…’

‘Nee, dat gaan we niet doen. We gaan zo veel mogelijk te weten komen over Mesaki. Alles over die veertien jaar. We halen genoeg indirect bewijs boven tafel om hem levend te begraven.’

Mikami knikte diep.

‘Er schoot me iets te binnen wat u misschien zal interesseren. Een mogelijk motief voor de ontvoering. Het heeft te maken met zijn handel in geïmporteerde auto’s.’

‘Oké, vertel maar.’

‘Het is iets van elf of twaalf jaar geleden…’

Toen hij een dag eerder Ashida – Briloog – bij de aula had gezien, herinnerde hij zich dat de man hem ooit had opgezocht met vragen over een mogelijke arrestatie in een fraudezaak. Een verkoper van luxe-importauto’s had zich verhangen. Zijn echtgenote had Ashida benaderd. Haar man had een afspraak gemaakt om een Duitse auto ter waarde van ongeveer 16 miljoen yen te leveren aan een plaatselijke Yakuzabende. Toen was bevestigd dat het hele bedrag op zijn bedrijfsrekening was gestort, was hij de auto op de afgesproken tijd van 01.00 gaan afleveren. Buiten het gebouw kwam hij een yakuza tegen, een jonge vent met een kaalgeschoren hoofd. De vechtersbaas zei dat de wakagashira – de tweede man van de bende – afwezig was, maar dat hij in het bezit was van het stempel met diens handtekening. De verkoper had hem het contract laten stempelen en was teruggegaan naar zijn kantoor. Om zes uur die avond werd hij gebeld door de wakagashira. ‘Waar is mijn auto?’ De verkoper was lijkbleek geworden. ‘Afgeleverd bij een van uw mensen, een jonge vent.’ De verkoper had de man beschreven, maar kreeg te horen dat er niemand in de bende zat die aan het signalement voldeed. Hij wist dat de wakagashira loog, maar hij zat bij de Yakuza en de verkoper vond het te riskant om de zaak op de spits te drijven. De wakagashira heette Hagiwara. De verkoper zag dat er Ogiwara op de stempel stond. Hij zat opeens met een schuld van zestien miljoen yen. De crux was dat hij pas om zes uur was gebeld. Vijf uur was meer dan genoeg om de auto naar de Japanse Zee of de Stille Oceaan te vervoeren. De auto kon al uit elkaar zijn gehaald of van andere nummerborden voorzien. Hij stond waarschijnlijk al op een containerschip. Toen Mikami Bril­oog had verteld dat er alleen iets te bereiken viel door de man aan te pakken die de stempel had gebruikt, had hij gemompeld dat het lastig zou worden omdat de Yakuza mensen uit Kansai inzette om goederen aan te nemen.

‘Dat zou bruikbaar kunnen zijn, bedankt. Ik zal mijn mensen laten checken of zoiets zich voor Zes Vier heeft voorgedaan.’

‘En dan nog iets… over de telefoontjes…’

Mobiele telefoons bestonden nog niet ten tijde van Zes Vier, maar autotelefoons werden al veel gebruikt. Het was niet uitgesloten dat een verkoper van luxeauto’s modellen in voorraad had waarin die apparatuur nog niet was aangesloten.

‘Ik weet weinig van de technische details, maar als we aannemen dat het mogelijk is om de telefoon, de accu en de antenne te dragen, kan de ontvoerder in de buurt van de Drakenholte zijn geweest toen hij de visserscabine belde.

‘Wat dus inhoudt dat hij misschien toch alleen werkte.’

‘Precies.’

‘Oké, ik laat mensen naar die autotelefoon kijken. Was dat alles?’

‘Verkoopt hij in zijn winkel ook watersportartikelen?’

‘Niet echt. Geen opblaasbare spullen. Hij schijnt veel barbecues en dat soort artikelen in voorraad te hebben. Verder nog iets?’

Mikami haalde diep adem.

‘Mag ik u iets vragen?’

‘Eén vraag?’

‘Ja?’

‘Ik heb het druk. Zeg wat u op uw lever hebt.’

‘Goed dan… twee vragen.’

‘Ga verder.’

‘Koda en Amamiya. Leven ze nog? Zijn ze bij u? En zo niet, heeft u een idee waar ze zouden kunnen zijn?’

‘Natuurlijk leven ze nog…’

Hij reageerde onmiddellijk. Maar…

‘… waarom zouden mensen zoiets riskants op touw zetten en vervolgens de dood kiezen voor ze de uitkomst hebben kunnen zien?’

Mikami stond versteld.

‘Gaat u ze met rust laten?’

‘Maakt u zich maar geen zorgen. Ze duiken wel op als we Mesaki pakken.’

‘Maar…’

‘Ze hebben ons een mes tegen de strot geduwd. Het is niet meer dan correct dat we eerst Zes Vier beëindigen. Als we het andersom zouden doen, zouden we hen veroordelen tot een leven zonder eer.’

Het respect van de krijger. Maar was dat alles?

Mikami formuleerde zijn tweede vraag.

‘De waarheid over vandaag. Hoe kwam u erachter?’

Hij moest het vragen. Hoe was het Matsuoka gelukt om zonder hulp van Amamiya en met alleen de M-telefoontjes als basis alles in verband te brengen met Zes Vier? Hij had in het commandovoertuig gezeten omdat hij wist wat er aan de hand was. Tenzij Koda hem had getipt. In dat geval wist hij exact wat er zou gebeuren en zat hij daar alleen als toeschouwer. Als dat zo was, was het zelfs niet uitgesloten dat hij met Amamiya en Koda had samengespannen en dat ze de hele zaak op touw hadden gezet om de ontvoerder van Zes Vier te pakken.

‘Dat gebeurde gisteren, toen ik hem sprak in zijn huis.’

Dat antwoord had Mikami niet verwacht.

‘In Mesaki’s huis?’

Mikami dacht dat hij Matsuoka zacht hoorde lachen. ‘Ik laat mijn ogen bij iedereen die ik ontmoet dezelfde vraag stellen: bent u de klootzak achter Zes Vier?’

‘Maar hij…’

‘Niemand geeft het toe. Maar Mesaki… leek banger te zijn voor ons van de politie dan voor de ontvoerder.’

Mikami kon eindelijk uitademen.

Hij testte iedereen die hij ontmoette. Zo had Matsuoka de afgelopen veertien jaar doorgebracht. Zijn ogen hadden zonder genade in de ogen gekeken van een man wiens dochter was ontvoerd. De leeftijd klopte. De licht hese stem. Hij was geagiteerd en gedroeg zich verdacht, zelfs als je wist dat zijn dochter was ontvoerd. Hij vermeed oogcontact met de rechercheurs. Hij was het doelwit van een wraakactie, een copycatmisdaad… omdat hij de dader van het eerste misdrijf was. Matsuoka moest de hypothese hebben opgesteld en vanaf dat punt naar het begin hebben gewerkt. Op dat moment moest hij ook het verband hebben gelegd met al die stille telefoontjes, de M-telefoontjes die hij ergens in zijn brein had opgeslagen.

Die gedachte maakte een herinnering los.

‘Mesaki had na het eerste telefoontje van de ontvoerder toch enige tijd gewacht voordat hij de politie inlichtte?’

‘Dat klopt. Vijfentwintig minuten.’

De ontvoerder had het standaardzinnetje ‘Haal de politie er niet bij’ achterwege gelaten. Koda had Mesaki geen excuus gegeven om te aarzelen. Desondanks had hij vijfentwintig minuten gewacht. Wat zou Mesaki hebben gezegd toen Mutsuko hem over het telefoontje van de ontvoerder vertelde? Wat het ook was, het leed geen twijfel dat zijn bloed – het bloed van een vader, het bloed van een monster – op dat moment in ijs moest zijn veranderd. Mikami vroeg zich af of Mesaki de politie zou hebben gebeld als de ontvoerder hem had gewaarschuwd dat niet te doen.

‘Hij moet doodsbang zijn geweest. De mensen die hij meer vreesde dan wat dan ook waren in zijn huis.’

En Matsuoka stond voor zijn neus.

Bent u de klootzak achter Zes Vier?

Zonder een woord te zeggen had Mesaki zichzelf verraden.

Ja.

‘Mikami, als u Minako namens mij zou willen bedanken.’

‘Natuurlijk. Heeft ze iets kunnen bijdragen?’

‘Zeer zeker.’

‘Wat heeft u haar laten doen?’

‘Zoals ik al zei: Speciale Operaties.’

‘O ja, natuurlijk…’

Opnieuw meende hij Matsuoka te horen lachen. ‘Ach, waarom ook niet? Ik zal het u zeggen. Ze was vlak bij u.’

‘Wat…?’

‘Ik heb iedereen die tijdens Zes Vier in Café Aoi zat overgeplaatst naar de kapsalon omdat ze in staat zouden zijn Amamiya te herkennen.’

‘Dus? Hij…’

‘Hij was er. In de groep toekijkers, om Mesaki te zien.’

Ha. Amamiya was er dus ook geweest.

‘Minako was de eerste die hem zag. Ze belde ons om het door te geven, net nadat u in Volgauto 2 naar het hoofdkwartier was vertrokken.’

‘Wauw, ik wist niet dat… Waar is hij nu?’

‘Ik wilde alleen weten of hij er was. Ik denk niet dat we hem nodig hebben. Nu in elk geval nog niet.’

Matsuoka was spraakzaam voor iemand die zei dat hij het druk had. Was hij opgewonden omdat hij op het punt stond Zes Vier af te sluiten? Of was het de achterkant van de schroom die hij ongetwijfeld voelde? Mikami vond dat hij het moest vragen. Hij moest Matsuoka’s vastberadenheid peilen. Dat was een kwestie die ook Mediarelaties aanging.

‘Meneer, u weet toch wel dat Eerste Divisie hiervoor niet zal worden gelauwerd? Zelfs als u er eindelijk in slaagt Zes Vier af te sluiten?’

‘Dus u weet het?’

‘Ja, ik weet wat er in de Koda-memo stond.’

‘Goed, u weet het dus.’

Het onderzoek naar Zes Vier was een heikele aangelegenheid. Als Mesaki zou worden gearresteerd en een volledige bekentenis aflegde, zou vrijwel zeker uitkomen dat hij Amamiya driemaal had gebeld. De glorieuze persconferentie om zijn arrestatie bekend te maken zou ook het explosieve geheim onthullen dat Criminele Recherche veertien jaar lang stil had gehouden. Na een bedachtzame pauze hoorde Mikami Matsuoka zacht spreken.

‘Iemand heeft me lang geleden iets verteld…’

Iemand. Dat was voor een rechercheur genoeg om te concluderen dat hij Michio Osakabe bedoelde, de voormalige directeur van Criminele Recherche.

“‘Ga niet bij de pakken neerzitten. Gebruik het om de waarheid te achterhalen.’”

Mikami knikte begrijpend. Er was een tijd geweest waarin Matsuoka met deze kennis had geworsteld. Hij was, nadat hij de verborgen waarheid over Criminele Recherche had ontdekt, boos en gedesillusioneerd op bezoek gegaan bij de gepensioneerde directeur. Toen had Osakabe het hem gezegd. Dat de opnamefout ook een waardevol hulpmiddel was met behulp waarvan ze de ontvoerder zouden kunnen arresteren.

De overeenkomst met de pers was ontbonden zodra Shoko’s lichaam was gevonden. Alles was toen nog anders. Veertien jaar geleden had de politie zich strikt aan de voorwaarden van de overeenkomst gehouden en de pers steeds ingelicht over de voortgang van het onderzoek. De pers had de informatie in de openbaarheid gebracht. Maar de kranten hadden niet geschreven over het door de politie verzwegen derde telefoontje. Als een verdachte tijdens een verhoor over dat telefoontje sprak, was het duidelijk dat hij de waarheid kende. Dat hij de ontvoerder was.

‘Zet het onderzoek voort en houd dat in gedachten. Houd niets anders in gedachten. U moet alle hulpmiddelen die u ter beschikking staan inzetten om de dader gerechtigheid te laten ondergaan. Zelfs zaken die mogelijkerwijs het korps te gronde kunnen richten.’

Osakabe moest hem streng hebben toegesproken.

En Matsuoka was het met hem eens. Hij had zich het geheim eigen gemaakt, had het gekoesterd. Pas op dat moment werd hij feitelijk de directeur van Criminele Recherche.

Arakida had het niet aangekund. Er was sinds de vorige dag niets van hem vernomen. Het was alsof hij niet meer bestond. Hij was ondergedoken. Matsuoka had hem verteld dat het onderzoek verband hield met Zes Vier. Hij had visioenen gehad: dat de bom die al acht generaties directeuren onder Criminele Recherche had gelegen tijdens zijn ambtstermijn tot ontploffing zou komen. Hij zou binnen een jaar promotie maken. Zijn volgende post was al bepaald. En dus was hij voor de kaken van de vijand weggevlucht. Hij had de volledige verantwoordelijkheid voor het onderzoek overgedragen aan Matsuoka. Hij had Ochiai voor de haaien van de pers gegooid. Hij had geprobeerd zijn handen schoon te houden en buiten schot te blijven. Zelfs in een eerder stadium had hij de last niet kunnen torsen: daarom had hij het geheim met Matsuoka gedeeld. Hij was nooit mans genoeg geweest voor zijn baan als directeur.

‘Dat doet me aan iets denken. Ogata en Minegishi zijn nog in shock.’

‘Waarvan?’

‘Van het feit dat u hen godvergeten idioten noemde. Zoals u dat zei… dat is hard aangekomen.’

‘Zeg maar dat het me spijt. Ik moet toegeven dat ze uitmuntend waren.’

‘Dat zijn ze.’

‘Het enige probleem… was dat ik ze niet uit elkaar kon houden.’

‘O?’

‘Als ik mijn ogen sloot, wist ik niet wie Ogata was en wie Minegishi.’

Ditmaal moest Matsuoka hardop lachen. Hij onderdrukte het en zei: ‘Mikami, wat zou u ervan zeggen als ik u vroeg weer voor me te komen werken?’

Mikami voelde een plotselinge golf van hitte. Hij kwam overeind in zijn stoel.

‘Als de tijd er ooit rijp voor is, zou dat me een eer zijn.’