“Ga je mee lunchen, Maria?” roept mijn collega Karin door de winkel. Ik heb net een kinderboekje ingepakt en geef het cadeautje aan de klant.
“Ik kom eraan,” zeg ik terwijl ik snel een slok water drink uit het flesje dat naast me staat.
“Wat een schattige dochter heeft u,” zeg ik tegen de vrouw.
Ze kijkt me aan en haar ogen glimmen als ze naar haar dochter kijkt. “Ze is net zeven maanden.”
Dan komt Suzan de winkel binnen.
“Suus!” roep ik. “Dat is gezellig!”
Mijn vriendin ziet er fris en stralend uit op deze warme lentedag. Ze duwt de buggy voor zich uit waarin Storm vrolijk ligt te kraaien. Haar donkere haar danst op haar schouders.
“Ia!” roept hij vrolijk als hij mij ziet.
Mijn hart smelt. “Hij kan mijn naam al zeggen,” glunder ik.
“Ja,” zegt Suzan. “Het is een gezellige kletser.”
Ik vind het wel stoer van Storm. Totaal andere context, andere mensen. Hij pikt me er toch zo uit. Dat betekent echt dat wij iets bijzonders hebben met elkaar. Ondanks dat ik Storm heel lief vind, droom ik over een meisje. Zo’n heerlijke tuttebel met wie je uren kunt knuffelen. Ze moet blonde krulletjes hebben en kuiltjes in haar wangen als ze lacht. Intussen zet ik de bloemen die ik vanochtend heb gekocht op de toonbank. Ik mag ze niet vergeten.
“Is dit iets?” vraagt Suzan. Ze houdt een boekje boven haar hoofd van Gonnie en Gijsje, twee kleine eendjes. Gonnie heeft rode laarsjes en Gijsje blauwe. Ik kan me niet voorstellen dat er een kind is dat dit koppel niet leuk vindt. Ik staar naar de laarsjes van Gonnie en Gijsje.
“Absoluut!” zeg ik dan enthousiast. “Het is een heel schattig boekje.”
Storm begint te jengelen. Volgens mij wil hij de buggy uit.
“Even wachten, jongeman,” zegt Suzan. Er komt geluid uit haar tas. “Ach,” zegt ze terwijl ze op haar mobieltje kijkt. “Een SMS van Swaan. Die bel ik vanavond wel even.” Ze stopt de telefoon in een vakje in haar tas. Haar mobiel past er precies in.
Ik kijk naar Storm. Soms vind ik Suus zo streng voor hem. Ze heeft zo’n mooi mannetje. Zou zij ook liever een meisje hebben gewild?
“Hoe zou Storm hebben geheten als hij een meisje was?” vraag ik onschuldig.
“Hoe kom je daar nu opeens bij?”
“Nou, gewoon. Door dat boekje, denk ik. Van Gonnie en Gijsje. Ik vind Storm een prachtige naam en vraag me af hoe hij had geheten als hij een meisje was.”
Ineens staat Karin naast me. “Zal ik het even van je overnemen?”
“Nee hoor,” zeg ik. “Ik kom er zo aan.”
Karin knikt even naar Suzan en gaat weer naar achteren.
“Bloem,” zegt Suzan abrupt.
“Bloem?” grinnik ik. “Dat is geen naam.”
“Lekker ding,” zegt Suus. “Deze wordt het.”
“Bloem!” roept Storm. Hij wijst met een vingertje naar de bloemen die op de toonbank staan.
“Ze zijn voor mijn ouders,” zeg ik. “Het is hun trouwdag morgen.”