Mijn moeder glunderde toen ik haar de bos rozen gaf. Voor mijn vader hoefde het niet zo. Een aantal jaren getrouwd zijn was volgens hem geen prestatie. Tijd gaat vanzelf voorbij.
Ik snijd de bloemen af terwijl mijn vader de keuken uitloopt.
“Wat ga je doen?” roept mijn moeder hem na. Mijn vader mompelt dat hij met Erik een reparatie aan de silo moet doen.
“Doe wel voorzichtig,” zegt mijn moeder zoals altijd.
Ik heb het zelf ook nooit zo gehad op die silo’s. Vorige week is er bij de buurman een paard in dat immens grote ding gevallen. De brandweer kon het dier niet meer redden uit de diepe mestput en het paard stierf een verschrikkelijke verdrinkingsdood. Ik ga op zoek naar een bloemenvaas als mijn moeder achter mijn vader aan naar buiten loopt. De bruine waar ik ze in wilde zetten, is eigenlijk net te klein voor de enorme bos. Als ik in de kastjes rondsnuffel, zie ik dat mijn moeder hoognodig toe is aan een paar nieuwe, hippe vazen. Deze stammen nog van ver voor het jaar waarin ik geboren werd en zijn door intensief gebruik versleten en grauw geworden. Ik pak de minst lelijke en probeer de rozen mooi te schikken. Ik prik me aan een doorn en vloek binnensmonds. Net als ik het bloed van mijn vingers afspoel, komt mijn moeder paniekerig de keuken binnenrennen.
“Maria! Alsjeblieft, blijf rustig!” Haar ademhaling gaat snel en haar gezicht is lijkbleek.
Ik voel het bloed ook uit mijn eigen gezicht wegtrekken. “Mam…” zeg ik terwijl ik rustig probeer te blijven. “Wat is er aan de hand? Is er iets met papa?”
In gedachten ligt mijn vader dood in het weiland. De golf van verdriet die me overspoelt, duw ik weg.
Mijn moeder legt haar hand op het aanrecht en probeert rustig te worden. “Ik moet de huisarts bellen. Erik was aangelijnd om de silo in te gaan en papa heeft…” Mijn moeder maakt haar zin niet af.
Ik veeg mijn bebloede hand af aan mijn broek en ren naar buiten.