Tien

De huisarts had me een paar rustgevende tabletten voorgeschreven. Ik liet de pilletjes op mijn nachtkastje liggen. Ik wilde niet gevoelloos zijn, voelde me al verdoofd door verdriet. Ik wilde de pijn voelen. Dwars door mijn hart en in mijn buik.

Mijn vader probeerde die ochtend nog met me te praten. Hij zei dat het vaak wordt afgeraden om gasmaskers te dragen in silo’s. Hij vertelde een lang verhaal over fabrikanten die afraden een gasmasker te gebruiken, omdat dat misleidend en gevaarlijk zou zijn. Erik wist dat hij perslucht moest gebruiken en dat had hij niet gedaan. Bovendien had hij de pech dat hij niet goed aangelijnd zat. Ik wilde naar mijn vader schreeuwen, maar toen ik zijn waterige ogen en zijn trillende lippen zag, verstijfde ik. Ergens vond ik dat hij Erik beter had moeten begeleiden toen hij die kutsilo in ging.

In plaats daarvan huilde ik. Ik liet het verhaal van mijn vader langs me heen gaan en hield zijn hand die hij op mijn schouder legde tegen mijn natte gezicht. De steken in mijn buik werden erger toen ik mijn vader echt zag huilen. Zijn grote gerimpelde handen die zijn ogen bedekten.

§

Die middag trek ik mijn roze jurk aan die Erik zo mooi vond en steek mijn lange haar vast met een knip. Er wordt zachtjes op mijn slaapkamerdeur geklopt. Marco zingt dat ik van elke dag moet genieten als ik het kan. Ik mag volgens hem huilen en lachen. Ook al voelt het vreemd, ik doe het ook voor Erik.

“Binnen,” zeg ik werktuiglijk.

Suzan opent voorzichtig de deur van onze kamer. Haar bruine ogen staan dof en het lijkt alsof ze meer rimpels rond haar ogen heeft gekregen in de afgelopen nacht.

“Lieverd,” zegt ze zachtjes. “Ga je mee?”

Wat moet ik zeggen? Nee, ik ga niet naar de begrafenis van mijn man? Van de man van wie ik zielsveel houd en hopelijk zwanger ben? Nee hoor, ik wacht hier wel. Met tegenzin zet ik het nummer van Marco af. Het lied dat ik graag voor hem had willen draaien. Maar de liedjes waren al gekozen door Grietje, mijn schoonmoeder, en mijn eigen moeder Els. Tot mijn afgrijzen had ik pas nog tegen Erik gezegd dat ik het zo’n mooi nummer vond om op een begrafenis te draaien, me niet realiserend dat ik een paar weken later afscheid van hem moest nemen. En dan ook nog zonder dat liedje. Maar ik doe wat ik de laatste jaren vaker deed. Ik ga de godsdienstige confrontatie uit de weg en vertrek met Suus naar het afscheid van mijn man. Op het gebied God ben ik uitgevochten. Een hele tijd heb ik geprobeerd discussies te voeren met mijn ouders over het geloof en de wil van God. Ik wilde wel geloven, maar kon niet begrijpen dat het zin had om iedere zondag in de kerk dezelfde gebeden op te dreunen. De gedachte dat een baby zondig op de wereld gezet werd, vond ik ook onaanvaardbaar. Zo’n onnozel, klein schepseltje. Ik verdenk mijn ouders ervan dat zij dat ook niet geloven. Ze zijn gek op kinderen.

Deze gedachtewisseling was echter niet aan mijn ouders besteed. De frustratie was groter dan ik kon dragen. We gaan op zondag naar de kerk en we gedragen ons naar de letter van de Bijbel. Punt. “Je kunt huilen wat je wilt,” zei mijn vader ooit. Over het geloof was er geen dialoog met hen mogelijk.

Erik was thuis opgebaard. Toen de kist vanochtend werd dichtgetimmerd, heb ik de ogen uit mijn kop gejankt. Ik denk echt dat ik geen tranen meer heb. Vanaf nu zal ik Erik nooit meer zien. Er wordt een eucharistieviering voor hem gehouden, terwijl ik zeker weet dat hij dat nooit gewild had. Hij wordt begraven, terwijl ik denk dat hij liever in een urn was beland. Maar welk pasgetrouwd paar bespreekt dit soort afschuwelijke zaken met elkaar? Erik was nog niet klaar om dood te gaan en ik geloof nooit dat God dit zo gewild heeft.

Moeizaam knik ik naar mijn vriendin.

Ze geeft me een arm als we de trap af lopen. Ik durf God niet te vragen waarom Hij hem nu al van me heeft afgenomen. Bang om nog meer mensen te verliezen. Beneden wacht Geert op ons. Mijn ouders zijn al eerder vertrokken, altijd bang om te laat te komen. Maar deze bijeenkomst begint niet zonder mij, Erik. Geloof dat niet.