Negenendertig

Toen ik thuiskwam, zag ik dat ons vertrouwde tafelkleed niet op de keukentafel lag. Mijn ouders waren nergens. Ik begon door het huis te lopen en te roepen.

“Mam! Pap! Waar zijn jullie?”

Mijn stem trilde en mijn hoofd bonkte. Mijn ouders waren in shock toen we terugkeerden van Texel. De Appel had alle ouders opgebeld en Victor had hem zien huilen.

Mijn moeder kwam de trap aflopen. Ze had kleine, rode ogen. Haar gezicht was opgezet. “Maria.” Ze pakte me hevig snikkend vast.

Ik hoorde de wasmachine draaien. Mijn moeder waste nooit door de week.

“Kom even aan tafel zitten, lieverd.” Dat zei ze bijna nooit, “lieverd.” Met het hart in mijn keel ging ik zitten. Mijn moeder zette een glas water voor me neer, alsof ze verwachte dat ik zo meteen keihard ging huilen.

“Papa was ook heel verdrietig over wat er met Sarah is gebeurd,” zei mijn moeder met een rare snik in haar stem. “Hij kan daar eigenlijk helemaal niet tegen.”

“Wie wel.”

“Als er iets gebeurt wat heel ingrijpend is, is dat voor iedereen heel moeilijk. Maar voor papa is dat nog wat moeilijker te bevatten.”

Ik keek naar mijn moeders witte gezicht.

“Fijne of nare dingen kunnen veel spanningen met zich meebrengen. Te veel spanning voor iemand die daar gevoelig voor is, kan bijdragen aan een depressie of manie.”

Dat had mijn moeder me inderdaad al eens eerder verteld. Mijn vader was ook helemaal van slag toen ik was geboren, terwijl ze hartstikke blij met me waren.

“Papa heeft al zijn pillen ingenomen,” zei ze toen.

Ik schrok zo dat ik heel rustig werd.

“Hij is naar beneden gekomen en werd zo misselijk dat hij heeft gespuugd.” Ze was even stil. We hoorden het rustgevende gezoem van de wasmachine waarin het ondergekotste tafelkleed zat.

“Ik heb de huisarts gebeld. Hij heeft een ambulance laten komen. Iedereen uit de buurt stond te kijken.”

Ik concentreerde me op het snorren van de wasmachine.

“Eigenlijk is het maar goed dat hij zo moest overgeven. De huisarts had gezegd dat hij van die combinatie heel misselijk zou worden. Gelukkig zijn alle medicijnen bijna weg.”

“En nu?” mijn stem klonk raar. Piepend.

“Papa ligt in het ziekenhuis. Zijn maag is leeggepompt. Er komt een psychiater bij, maar ik denk dat hij morgen wel weer thuis is.” Mijn moeder pakte mijn glas water en dronk met trillende lippen. “Ik heb tegen de buurvrouw gezegd dat papa een hartaanval heeft gehad. Hij heeft een zwak hart en kon het verschrikkelijke bericht niet verdragen.”

Ik kon het ook niet, dit verschrikkelijke nieuws verwerken. Daarom liep ik naar boven en huilde totdat mijn hoofd bonkte. Overal waar ik kwam, alles wat ik deed. Ik verwoestte het met mijn eigen handen. Sarah was dood, mijn vader wilde dood en het was allemaal mijn schuld. Victor zou ook woest zijn omdat ik tegen De Appel en de mevrouw van Slachtofferhulp had verteld dat we hadden geblowd.

Ik ging met mijn schoenen aan op bed liggen, hield Ilse tegen me aan en streelde de stekeltjes op haar hoofd.