Veertig

Als Elmas belt, ben ik net op de dansschool.

“Waar zie ik je vanavond?” vraagt hij.

“Ik moet eerst werken,” leg ik uit. “Dat duurt waarschijnlijk tot een uur of elf. Misschien komt Ginger dan nog hier en gaan we nog…”

Hij onderbreekt me gehaast. “Om twaalf uur bij Korsakoff?”

“Goed plan,” zeg ik energiek. Ik begin me al aardig in het Amsterdamse te mengen.

§

“Heb jij geld?” begroet Elmas mij die avond.

“Hoezo?” vraag ik verbaasd.

“Schatje,” zegt hij op een heerlijk foute manier waar ik vlinders van in mijn buik krijg. “Ik heb veel kosten gemaakt de afgelopen dagen. Ik wacht alleen nog op geld dat ik aan een paar vrienden heb geleend. That’s it.” Hij staat tegen de muur en kijkt me met zijn donkere ogen dwingend aan.

“Ik ga wel even pinnen,” zeg ik en loop naar de dichtstbijzijnde bank.

Als ik bij de betaalautomaat sta, zie ik dat ik nog maximaal honderdvijftig euro op kan nemen. Ik haal alles eraf en geef het geld aan Elmas. Hij slaat een arm om me heen en leidt me naar binnen. Naast hem voel ik me een soort supervrouw. Hij draagt me op handen.

Als we in Korsakoff zijn, ben ik hem ineens kwijt. Ik ga dansen met een man die ik net vers aan de bar heb ontmoet, totdat ik ineens aan mijn arm word meegetrokken.

“Waar ben jij mee bezig, schatje?” vraagt Elmas wrevelig.

“Ik was gewoon aan het dansen,” zeg ik eerlijk. “Ik zag je niet.”

“Daar kan ik niet zo goed tegen.” Hij duwt me naar de bar en bestelt een wodka-lime.

“Gaan we naar jouw huis?” vraagt hij als we na sluitingstijd buiten staan.

“Ik heb je toch al gezegd dat dat niet kan,” zeg ik geprikkeld. “Ik mag van mijn hospita geen…”

“Dan doen we toch heel zachtjes,” fluistert hij terwijl hij me bij mijn heupen vastpakt.

Ik giechel en geef me meteen over aan het lichte gevoel in mijn hoofd.

§

Als ik ‘s ochtends wakker word, voel ik alles plakken tussen mijn benen. Kreunend sta ik op. Ik had er even niet meer aan gedacht dat ik ongesteld was. Elmas is blijkbaar al vertrokken, want ik zie hem nergens meer. In een impuls pak ik mijn mobiel. Tegen alle verwachtingen in heb ik een SMS van Suus.

§

Hee Marie. Het gesprek van gisteren zit me niet lekker en jou waarschijnlijk ook niet. Kan ik je bellen vandaag?

§

Ik vind het heel raar, want Suus is anders zo eigenwijs. Als ze iets zegt, doet ze het ook en houdt ze hieraan vast.

Ik heb ook een SMS van Elmas. Die is veel interessanter.

§

Dag schoonheid. Ik ben een tijdje weg. Vraag me niet waarom, maar ik neem later weer contact met je op. X

§

“Eikel,” zeg ik tegen het plafond. Ik hoop maar dat hij zachtjes heeft gedaan toen hij wegging.

Ik besluit hem niet terug te SMS’en, maar Suzan wel.

§

Hee Suus. Geeft niks! Kan gebeuren. Bedankt voor het organiseren van mijn pillen, ik ben gisteren weer begonnen. Vandaag erg druk. Bel je later. X Marie

§

Impulsief druk ik de SMS naar Ruurlo. Dit is de eerste keer dat ik tegen Suus lieg.

§

“Goedemorgen!” zeg ik op mijn vriendelijkst tegen Desirée. Intussen houd ik een grote berg was vast.

“Maria?” zegt ze verbaasd. “We hoorden vanochtend vroeg de deur en we dachten dat jij al zo vroeg wegging. Wij lagen nog op twee oren!”

“O, ik kwam net thuis. Mag ik hier een wasje draaien?”

§

Als ik mijn was later uit de trommel haal, kan ik wel gillen. Mijn roze jurkje is tien keer zo klein geworden en het beddengoed van Kees en Desirée is nu lichtroze in plaats van spierwit. Desirée ziet het als ik met een teleurgesteld gezicht voor de wasmachine zit.

“Ach, meis, dat kan gebeuren. Een blind paard kan de was doen, zeggen ze altijd. Het kan ook wel eens misgaan.”

“Ik koop nieuw beddengoed voor jullie,” zeg ik. In mijn hoofd bedenk ik koortsachtig waar ik dat roze jurkje ook alweer gekocht heb. Ik móét een nieuw hebben.

Via internetbankieren maak ik snel duizend euro over van de ooit gezamenlijke rekening van Erik en mij. Gelukkig had ik bij mijn bank geen verklaring van erfrecht via de notaris nodig. Dan had het wel zes weken kunnen duren voordat ik weer bij ons geld kon. Opgelucht loop ik de stad in.

Bij de Bijenkorf koop ik eerst nieuw beddengoed voor Kees en Desirée. Ik zie nog een leuk zwart jurkje hangen, dat ik zonder passen meeneem. Passen doe ik thuis wel. Bij Laura Dols vind ik een nieuw roze jurkje. Het is niet precies hetzelfde als het vorige en een stuk duurder. Zelfverzekerd haal ik de pinpas door het apparaat.

Tweehonderd euro lichter sta ik weer buiten. Aan mijn hand bungelt een licht tasje met een prachtig jurkje. Als ik bij De Beiaard zit om even wat te drinken, schrik ik me rot. Ik had ooit ook een tasje met beddengoed en het zwarte jurkje van de Bijenkorf bij me. Die hele mikmak van het warenhuis kostte verdorie ruim vijfhonderd euro en ik laat het gewoon ergens staan. Snel ren ik terug naar de boekwinkel in de Wolvenstraat, waar ik ook geweest ben. Het tasje met het jurkje van Laura Dols hangt aan mijn pols.

De man in het antiquariaat is erg vriendelijk en overhandigt me de tas van de Bijenkorf. Hij had hem even achter de kassa gezet en gehoopt dat ik terugkwam.

“Ik riep u nog na,” zegt hij, “maar u hoorde me niet.”

Gerustgesteld loop ik weer door de Negen Straatjes. Nu heb ik haast, want ik moet werken. Ik hoop dat Kees en Desirée blij zijn met het nieuw aangeschafte beddengoed. Ik besluit vanavond het roze jurkje aan te trekken. Met de schitterende nieuwe lipgloss van de Bijenkorf.

Als ik bij de tramhalte sta, me ergerend aan de striemen die de tasjes in mijn handen achterlaten, komt er een vrouw naast me staan. Ik herken haar eerst niet, maar als ik een goedkope geur van bier en oude shag ruik, kijk ik geïrriteerd om. De vrouw met het vettige haar en de verrotte tanden.

Ik deins terug en ga snel naast een jongen staan die er redelijk betrouwbaar uitziet. Hij let gelukkig niet op mij en is erg druk aan het twitteren op zijn iPhone. De vrouw trekt zich niets aan van mijn ontwijkende gedrag en gaat naast me staan.

“Ik weet wie jij bent,” zegt ze zacht.

Ik sla een hand voor mijn neus om haar niet te hoeven ruiken.

“Ik ken jou.”

Tot mijn grote opluchting hoor ik het vrolijke tringeltje van de tram. Ik stap nog in voor de jongen met zijn mobiel. “Keizersgracht,” zeg ik zo zacht mogelijk om te voorkomen dat de vrouw met het vette haar weet waar ik woon.

“Keizersgracht!” brult de chauffeur terwijl hij mijn strippenkaart afstempelt. Geschrokken kijk ik om. De vrouw is weg. Ze heeft het niet gehoord.

§

“Meis, zulke dure lakens had je niet hoeven kopen!” roept Desirée enthousiast als ze mijn tasje heeft uitgepakt. “Deze steken met kop en schotel boven dat andere beddengoed uit!”

Ik kijk vriendelijk en nip van de thee die ze me heeft aangeboden. Ik neem me voor om nooit meer iemand mee naar huis te nemen, want ik kan het me niet veroorloven om binnenkort op straat te staan.

“Voor ik het vergeet,” zegt Desirée dan vriendelijk. “Je hebt nog niet betaald. Wil je dat zo snel mogelijk doen?”