“Het was alsof de duivel ermee speelde.”
Eigenlijk had ik er nog nooit over nagedacht wat die uitdrukking betekende. Toen we die dag godsdienst hadden, wist ik het. Suus en ik hadden net uitgebreid gesproken over Maria Magdalena en de volgende dag begon de leraar erover.
Wassink vertelde dat in de evangeliën van het Nieuwe Testament op zeven momenten vrouwelijke metgezellen van Jezus worden genoemd. In zes van deze opsommingen staat Maria Magdalena als eerste vermeld; in de zevende is dat de moeder van Jezus, en op andere plaatsen in deze evangeliën is Maria Magdalena de enige. In haar relatie tot Jezus wordt ze voorgesteld als een vrouw die ‘voor hem zorgde’ en haar laatste opwachting in het evangelie maakt ze als de eerste persoon die met Jezus spreekt na zijn opstanding.
Ik wilde Wassink zo graag vragen waarom Maria Magdalena als hoer werd afgeschilderd, maar dat zou hij vast een heel domme vraag vinden.
Suzan vroeg zachtjes of ik een kauwgompje had.
“Ssst!”
Wassink vertelde dat Maria Magdalena in de vroegchristelijke literatuur duidelijk een speciale plaats in het leven van Jezus inneemt. Net als in de harten van zijn volgelingen. Later pas besloten bisschoppen van de Kerk dat Maria een hoer moest zijn geweest, omdat één van de Bijbelse verwijzingen haar zou bestempelen als een zondares.
Achter me grinnikte Berna. “Dat ligt dan vast aan de naam, of niet, Maria?” fluisterde ze zacht door de klas. Net op het moment dat ik me om wilde draaien om Berna een duw te geven, greep Wassink in.
“Maria en Berna, vertrek maar. Ik zie jullie vanmiddag om vier uur. Ga je maar melden bij meneer Thijssen.”
“Zij zegt dat ik een hoer ben en ik moet eruit!” protesteerde ik.
“Wegwezen!” riep Wassink. Hij kreeg rode vlekken in zijn nek.
Ik durfde Suzan niet meer te vragen of zij voor mij wilde opletten.
§
Toen Berna en ik op de gang stonden, had ik zin om haar van de balustrade te duwen.
“Bedankt hè?” zei ze honend. “Ik heb me nog nooit bij De Appel moeten melden.”
“Dat heb je dan lekker aan jezelf te danken,” reageerde ik. Ik gooide mijn tas over mijn schouder en liep voor haar uit naar beneden. De Appel zou wel in zijn kamertje zitten. Strafwerk nakijken of zo.
Ik was het eerst in zijn kamer. Berna wilde ook naar binnen, maar ik trok de deur snel voor haar neus dicht.
“Maria,” zei hij, en hij keek op van zijn werk. Het viel me ineens op hoe duidelijk hij mijn naam uitsprak. Berna kwam intussen ook zijn kamer in schuifelen.
“Ik ben het eigenlijk een beetje zat,” zei De Appel, terwijl we nog geen woord hadden gezegd. “Jullie lopen continu te klieren en te etteren. Geen dag verloopt normaal. Dan heeft Berna ineens weer groentesoep in haar haar…”
“Dat was tomatensoep,” zei ik.
“Dit bedoel ik,” zuchtte De Appel. “Altijd een weerwoord klaar. Elke dag vliegen jullie elkaar in de haren. Ik heb er genoeg van. Jullie gaan nu mijn kantoor uit en binnen een half-uur wil ik van jullie weten wat er gaat veranderen tussen jullie en hoe dat gaat gebeuren.”
Berna en ik keken elkaar geschrokken aan. Ik wilde niet met dat mens overleggen. Laat staan dat ik ooit vriendinnen zou worden met haar.
Het was alsof De Appel mijn gedachten las. “Jullie hoeven geen vriendinnen te worden. Maar het zou fijn zijn als er ook eens dagen waren waarop jullie eens normaal met elkaar omgaan. Respecteer elkaar gewoon.”
Dit hadden we allebei niet verwacht. Beduusd liepen we de aula in.
“Nou?” zei Berna. “Heb je nu je zin?”
Gelukkig trok ze niet aan mijn haar. Zij leek wel een jongen met dat rattenkopje van haar. Mijn haar was lang, dik en glanzend.
Ik hoorde de stem van Suus in mijn hoofd en besloot nu inderdaad eens anders te reageren: “Volgens mij is dit wat meneer Thijssen bedoelt. Laten we gewoon normaal doen. Ik mag jou niet, jij mag mij niet. So what? Laten we elkaar met rust laten.”
“Helemaal mijn idee,” smaalde Berna.
Ik negeerde haar sarcasme. Mijn moeder deed ook wel eens zo tegen mijn vader. Eerst wist ik nog niet wat dat was. Toen ze een keer echt boos was, lachte ze dat pa nu wel vaak genoeg dingen had beloofd zonder ze na te komen. “Waarom lach je daarbij?” vroeg ik haar. “Dat was een sarcastische lach,” legde ze uit. In mijn woordenboek zocht ik op wat dat eigenlijk was. Het betekende ‘bijtende spot’. Berna zou geen tanden meer over moeten hebben, door die stekelige opmerkingen van haar.
“Fijn,” zei ik op een toon die ik van Suzan had gejat. “Laten we teruggaan. Misschien mogen we dan nog even naar de les.”
§
De Appel was zowaar trots op ons. “Ik hoop jullie hier nooit meer te zien,” zei hij met een knipoog.
Berna liep zuchtend achter me aan de trap op. Gelukkig mochten we van meneer Wassink weer binnenkomen. Toen besloot ik het te vragen.
“Meneer Wassink, waarom hebben die bisschoppen eigenlijk besloten dat Maria Magdalena een hoer was?”
“Dat hebben we net behandeld,” zei hij. “Kijk vanmiddag maar of je iets in de bibliotheek kunt vinden.”
Ik knikte gedwee.
§
“Ga je mee?” vroeg Suus toen we samen het natuurkundelokaal uit sloften. “Dan gaan we nog iets lekkers kopen bij de sigarenboer en daarna bij mij theedrinken.”
“Nee, dank je. Ik ga nog even naar de bieb.”
Suus keek me verrast aan. “Ga je echt kijken of je iets over Maria Magdalena kunt vinden? Je mag mijn aantekeningen wel kopiëren.”
Snel schudde ik mijn hoofd. “Morgen misschien.”
§
In de bibliotheek vond ik meteen allerlei literatuur over Maria Magdalena. Terwijl het er steeds donkerder en rustiger werd, las ik alles wat ik maar over haar kon vinden. Ineens tikte iemand op mijn schouder. Omdat ik zo verdiept was in het onderwerp, schrok ik me rot.
“We gaan zo sluiten,” deelde de bibliothecaresse mee.
Snel raapte ik mijn spullen bij elkaar. Sommige boeken mocht ik niet lenen, maar ik was altijd welkom om hier te komen lezen, zei ze.
§
Toen ik thuiskwam, was mijn moeder geïrriteerd omdat ik te laat was voor het eten.
“Sorry, mam,” zei ik oprecht. “Toen ik in de bieb zat, ben ik de tijd vergeten.”
Mijn vader zei dat ik zeker weer gerookt had en mijn moeder lachte op een vervelende manier.
“Doe niet zo sarcastisch,” zei ik toen ik met mijn bord chili con carne naar boven liep.