Met het boek in mijn hand loop ik zachtjes naar boven. Als ik bijna boven ben, zie ik een paar afgetrapte gympen met felroze veters. Verschrikt kijk ik op. Sarah staat op de overloop.
“Wat doe jij hier?” fluister ik. “Ik mag geen mensen te logeren hebben.”
“Ze zien me toch niet.”
“Als Desirée of Kees jou ziet, ben ik mijn kamer kwijt!”
“Ik ben ook wel eens iets kwijtgeraakt,” zegt Sarah bitter.
Ik negeer haar verder, omdat ik denk dat ze dan wel weggaat. Met het boek in mijn hand wil ik de tweede trap op lopen.
Sarah gaat uitdagend voor me staan. “Jij hebt mijn bed ondergekotst.”
“Jeetje, dat weet ik nu wel, hoor.”
Plotseling word ik opgeschrikt door de stem van Desirée. “Is er iets, Maria?”
“Nee hoor!” roep ik snel. “Ik was een beetje aan het zingen in mezelf.” Sarah snuift kleinerend.
Ik probeer zo geloofwaardig mogelijk over te komen. Als Desirée en Kees erachter komen dat Sarah hier zit, sta ik meteen op straat. Dan zal ik mijn dochter in Ruurlo moeten baren. En ik wil mijn ouders verrassen. Ze zullen versteld staan als ik ze een kleindochter schenk. Tevreden loop ik de tweede trap op, de pesterige stem van Sarah zoveel mogelijk negerend.
Met het boek in mijn hand ga ik op het bed zitten.
Sarah gaat naast me zitten. “Waar gaat het over?” vraagt ze.
Ik zeg niets en sla het boek open. Ze wil het boek van me afpakken, maar ik ben sneller dan zij.
“Laat me even rustig lezen, Sarah,” zeg ik.
Ze geeft geen antwoord, maar begint haar roze veter los te maken. “Ken je die al van die roze veter?” vraagt ze pesterig.
Ik ga op mijn buik liggen en sla het boek open. Ze gaat naast mijn bed staan en zwiept de veter heen en weer.
“Laat me toch met rust,” zeg ik nog een keer. “Ik dacht dat je dood was.”
“Over de doden niets dan goeds!”
“Ssst! Waarom ben je hier?”
“O, gewoon.”
Ik voel een steek in mijn onderbuik.
“Ben je zwanger?” vraagt ze dan.
“Sarah, hou ermee op. Ik wil het nog niet aan de grote klok hangen.”
“Ga je jouw baby Sarah noemen?”
Als dat een manier is om van haar af te komen.
“Misschien wel,” zeg ik terwijl ik naar haar opkijk.
Sarah houdt haar hoofd scheef terwijl ze naar me blijft kijken.
Als ze weg is, trek ik het dekbed over me heen. Eerst even rustig lezen.
§
Ik word wakker van een piepje van mijn mobiel. Het is twee uur; en om drie uur begint mijn dienst bij Extase. Martinique heeft me gisteren nog gezegd dat ik mocht blijven als ik me aan de afspraken hield. Nu moet ik verantwoordelijk gedrag vertonen, want ik wil mijn dochter het goede voorbeeld geven. Gehaast trek ik een makkelijke broek en gympen aan. Mijn haar gaat in een knotje en ik knoop er een mooie, roze sjaal omheen.
“Het wordt een zoon, hè?” krast de oude vrouw die ik bij de tramhalte tegenkom. Ik negeer haar blik en haal mijn boek uit de tas. Ik sla het zomaar ergens open en doe alsof ik lees. Ineens is er een zin die mijn aandacht opeist.
“Ben jij de hoer met wie mijn zoon in zonde leeft?”
“Ja. Maar ik ben geen hoer.”
Verward kijk ik op.
Altijd ben ik als hoer afgeschilderd in mijn oude woonplaats. Elke week zoende ik met een andere jongen. Vaak zoende ik er zelfs met meer dan één op een avond. Sommige jongens hadden een vriendin. Het maakte me niets uit. Ik zoende ze en ze deden mee. Een keer werd ik tijdens de zomerfeesten door een paar meisjes aan mijn haar getrokken, in mijn gezicht gespuugd en gekrabd. De gemeenschap haalde opgelucht adem toen ik met Erik trouwde. Mijn zondige leven werd me vergeven, nadat ik meer dan honderd keer had gebiecht bij de Heer. Hij zou me genade schenken als ik Erik een dochter schonk. Erik kon ervoor zorgen dat ik de dochter baarde waar iedereen op wachtte.
Ik leg mijn handen op mijn gezwollen buik, waarin Eriks dochter wacht en groeit totdat ze groot genoeg is.
“Het wordt een zoon, hè?” krast de oude vrouw weer. Ze knipoogt naar me en ik vermijd haar blik. Ik heb niet meer gerookt sinds ik wist dat ik zwanger was. Bovendien heb ik Sarah beloofd om mijn dochter naar haar te vernoemen. Dan hebben wij allebei rust.
Het vrolijke belletje van de tram haalt me terug in de realiteit. Het is donderdagmiddag, half-drie. Ik ben op weg naar mijn werk bij Extase.
§
In de tram probeer ik Suzan te bellen. Ik vind het belangrijk dat zij het goede nieuws als eerste hoort. Zenuwachtig toets ik haar naam in op mijn mobiel en luister ongeduldig tot ze de telefoon opneemt. Ze moet bereikbaar zijn, want ik heb haar gezegd dat ik haar vandaag zou bellen.
“Maria,” zegt ze fluisterend. “Ik sta in de supermarkt, dus kan ik niet al te lang praten. Zal ik je zo terugbellen?”
“Dat kan niet, Suus. Ik moet zo werken.”
“Wat is er dan?”
“Ik ben zwanger,” fluister ik.
Het is stil aan de andere kant.
Ik herhaal mijn zin.
“O, ja, sorry,” reageert ze eindelijk. “Van wie?”
“Pardon?” zeg ik beledigd. “Van Erik natuurlijk!”
Ik hoor iemand achter me gniffelen en kijk woedend om. Het meisje kijkt een beetje beschaamd.
“Hoe ver ben je?” vraagt ze door. Haar reactie komt als een steen op mijn maag binnen. Achter mijn ogen brandt het.
“Suus, ik moet zo werken. Ik had gedacht dat je er blij mee zou zijn.” Ik heb ruzie met mijn tranen.
“Sorry, Maria,” zegt ze schor. “Ik maak me zorgen.”
“Dat hoeft niet meer, want ik ben zwanger,” zeg ik boos. “De dochter van Erik zit in mijn buik.”
“Hoe weet je dat het een dochter is?” vraagt ze.
Ik zucht van ergernis. “Ik ben toch niet gek!” Mensen in de tram kijken geïrriteerd om.
§
De geuren uit de keukens van restaurants waar ik langsloop, doen me kokhalzen. Nog net op tijd kan ik me in een steegje terugtrekken om mijn maaginhoud op de stenen te laten kletteren. Mijn braaksel is galbruin van kleur. Ik realiseer me dat ik vandaag nog niets heb gegeten.
“Trut,” fluister ik in mezelf terwijl ik mijn mond afveeg met de mouw van mijn jas. Ik moet beter voor mezelf zorgen nu er een klein wondertje in mijn buik groeit.
“Wat zie jij eruit!” begroet mijn collega me als ik binnenkom bij Extase.
“Dag Esmee,” zeg ik vinnig, terwijl ik mijn jas aan de kapstok hang. Het ding stinkt. Wanneer heb ik die jas voor het laatst gewassen? Volgens mij woonde ik toen nog in Ruurlo. Hij stinkt naar nicotine en kots. Prompt voel ik mijn maag weer draaien. Ik ben net op tijd op het toilet om nog meer gal over te geven. De zure lucht is niet te harden en ik probeer wat water te drinken uit het fonteintje. Het gaat onhandig, want het wasbakje is nog te klein om je handen in te wassen. Water drinken is al helemaal niet te doen.
In het kleine spiegeltje bekijk ik mijn gezicht. Ik zie de donkere wallen en de vegen van mascara over mijn wangen. Mijn haar piekt alle kanten op. Ik laat koud water over mijn polsen stromen, veeg de zwarte resten van mijn make-up van mijn wangen en neem een kauwgompje uit mijn tas.
“Voel je je niet lekker, Maria?” vraagt Martinique bezorgd. “Esmee zei dat je had overgegeven.”
Heerlijk, zo’n collega die alles meteen doorklept naar mijn baas. Ik neem met een geel doekje de bar af en haal mijn schouders op. “Ach, het is niks,” zeg ik zachtjes.
Noem dat maar niks. Er groeit een meisje in mijn buik. Maar nadat Suzan zo lullig reageerde, heb ik al helemaal geen zin meer om het hier te vertellen.
“Wil je een broodje?” zegt Martinique dan. “Ik had nog niet gegeten en heb een broodje zalm voor jou en Esmee meegebracht.”
Weer ben ik net op tijd bij het toilet. Ik wist niet dat een mens zoveel gal kon opsparen in zijn twaalfvingerige darm.
“Ga maar lekker naar huis,” zegt Martinique met volle mond als ik terug ben bij de bar. “Zo kun je niet werken. Kom maar terug als je je beter voelt.”
Ik knik en pak mijn tas van de bar.
“Tot morgen,” roept Esmee.
Ze krijgt een zucht als antwoord.
§
“Kind!” roept Desirée als ik de trap op kom. “Je ziet eruit alsof je voor de duivel hebt gedanst! Wat is er aan de hand?”
Ik haat het als mijn stem trilt. “Ziek,” zeg ik zacht. “Buikgriep misschien.”
Als ik later op bed lig, komt Desirée bij me. Ze brengt een beschuitje met slappe thee. Het is lief bedoeld en ik moet inderdaad wat eten. Dat ben ik aan mijn dochter verplicht. Met tegenzin knaag ik het beschuitje weg. Ik voel me opgeblazen. Alsof ik net drie grote chocoladetaarten naar binnen heb gewerkt.
Voordat ik mijn bed in glip, kijk ik op mijn mobiel. Drie gemiste oproepen van Suzan en een berichtje.
Sorry Marie, was overdonderd door je telefoontje. Ik ben hartstikke blij voor je. Zal ik morgen naar je toe komen? XX Suus
Mooi. Ze heeft spijt. Maar ik ga haar niet terugbellen. In ieder geval niet vandaag.