![]() | ![]() |
Gelukkig is het niet zo ver; een klein stukje terug richting het strand en dan het zijpaadje naar rechts. Met vlotte passen lopen we richting de toren. Die is absoluut niet te missen; het knalrode bouwwerk met de witte top steekt fel af tegen de blauwe lucht.
‘Hoe gaat het vandaag met je?’ vraagt Mees.
De anderen lopen voor ons en hij is nonchalant naast me komen lopen.
Ik haal mijn schouders op. ‘Beter,’ zeg ik kort.
‘Je ziet er moe uit,’ zegt hij op een toon waarvan ik me afvraag of het bezorgdheid is.
De vraag die al sinds gisteravond op mijn tong brandt, floept naar buiten. ‘Hoe wist je eigenlijk dat ik aan het hyperventileren was?’ vraag ik nieuwsgierig.
Hij wacht even voordat hij me aankijkt. ‘Allereerst omdat ik bhv’er ben en net vorige maand de bijscholing heb gevolgd,’ zegt hij met een knipoog. ‘En hyperventilatie kwam daarbij toevallig voorbij, dus ik herkende het meteen.’
‘Dat verklaart ook waarom je wist wat je moest doen,’ zeg ik droogjes.
‘Maar dat is niet de enige reden,’ zegt hij zacht. Hij klinkt anders nu. Kwetsbaarder.
‘O ja?’
Hij gaat toch niet zeggen dat hij zelf last heeft gehad van paniekaanvallen? Dat geloof ik echt niet. Niet van hem.
‘Ik heb het eerder meegemaakt,’ zegt hij. ‘Anderhalf jaar geleden was ik met mijn familie bij mijn zusje thuis voor een etentje. Ze had er echt werk van gemaakt; vijf gangen met allemaal zelfbereide gerechten. We zouden net gaan eten, toen ze klaagde over hele hevige pijn op haar borst.’
Dat klinkt wel bekend. Ik probeer niet te denken aan het gevoel van gisteravond. Het gevoel dat ik platgedrukt werd.
‘We hebben eerst een poging gedaan om de symptomen op te zoeken op Google, maar we kwamen niet op een eenduidig antwoord. Een optie was een hartaanval, dus we hebben voor de zekerheid toch maar de dokter gebeld.’
Een hartaanval? Zo had ik er nog helemaal niet over nagedacht. Maar op zich wel heel begrijpelijk; die pijn op de borst is echt niet normaal.
‘En toen?’ vraag ik ademloos.
‘De doktersassistente stelde mijn zusje allerlei vragen,’ gaat Mees verder, ‘maar kon geen eenduidige diagnose stellen. Ze kon een hartaanval dus niet uitsluiten.’
Mijn ogen worden groot. ‘Wat zal ze bang geweest zijn,’ zeg ik en stel me zijn zusje voor, telefoon tegen het oor, en een specialist die zegt dat ze het niet zeker weet.
‘Ja, ze was behoorlijk bang,’ bevestigt hij. ‘Wij allemaal.’
‘Moest ze naar het ziekenhuis?’
‘Nee, ze hebben een ambulance gestuurd, zodat ze haar even konden nakijken,’ zegt hij. ‘Die stelden al snel vast dat het niet haar hart was, maar haar ademhaling.’ Hij staarde voor zich uit. ‘En ze zeiden dat mijn zusje op zo’n moment gekalmeerd en geholpen moest worden om weer normaal te ademen.’
‘Precies wat jij gisteren eigenlijk deed,’ vul ik aan.
Hij knikt. ‘Ja, dat klopt.’
‘Hé, waar blijven jullie? De rondleiding gaat beginnen!’ roept Alex ons toe.
We kijken allebei geschrokken op. De anderen zijn inmiddels al bij de vuurtoren aangekomen. Ongemerkt hebben wij toch wat vaart geminderd tijdens ons gesprek. Bij de vuurtoren staat al een groepje mensen verzameld, klaar om aan de tour te beginnen
‘Zullen we maar even een sprintje trekken?’ stelt Mees voor.
Ik knik. ‘Zonde als we alles missen na die hele wandeling.’
Bij aankomst wil de gids, een kalende man met kleine toefjes grijs haar, net beginnen met een praatje. Als we willen aansluiten, houdt hij ons tegen.
‘Hebben jullie tickets?’
‘O, ja natuurlijk,’ zeg ik verstrooid. ‘Ik zoek hem even op.’
Ik vind het toegangsbewijs al snel terug in mijn e-mail en laat de man het bericht zien. Hij knikt en kijkt naar Mees. Die houdt ook zijn scherm omhoog, zodat de man kan checken of alles in orde is.
‘Welkom in de vuurtoren van Texel,’ bromt hij en maakt een kom-erbij-gebaar.
Mees en ik sluiten aan bij het kringetje dat zich bij de ingang heeft verzameld.
‘Voor we naar binnen gaan, wil ik wat vragen,’ zegt de gids. ‘Weet iemand hoe oud deze vuurtoren is?’
‘Hij stamt uit 1800 nogwat, toch?’ mompel ik.
‘Hij was klaar in 1864,’ knikt hij. ‘De Eierlandse gronden aan de noordkant van Texel waren de meest gevaarlijke kustwateren van Nederland. Er zijn hier heel wat schepen vergaan. Op Texel leefde een notaris genaamd Johannes Kikkert en hij vond dat op dat gevaarlijke punt een vuurtoren nodig was.’
‘Zo te horen was dat geen overbodige luxe,’ mompelt iemand.
‘Dus schreef hij brieven. Tien jaar lang. Tot ze zijn verzoek inwilligden en er een vuurtoren gebouwd werd.’
‘Tien jaar? Waarom duurde dat allemaal zo lang?’ vraagt iemand.
De gids grinnikt. ‘Vroeger ging alles nu eenmaal niet zo snel als tegenwoordig. Ze hadden nog geen telefoon, geen e-mail en geen internet, dus alles moest per post gecommuniceerd worden.’
‘Maar meneer, als die vuurtoren al in 1864 gebouwd is, hoe kan het dat hij er dan zo nieuw uitziet? Is hij onlangs gerestaureerd?’ vraagt Alex nieuwsgierig. ‘Ik bedoel; dit ziet er niet uit als een toren die ruim 150 jaar oud is.’
De mond van de gids trekt in een tevreden glimlach. ‘Ik ben blij dat je het vraagt. Want deze buitenkant is niet de originele buitenkant. Die is om de oorspronkelijke toren heen gebouwd.’
‘U bedoelt dat er nog een toren in deze toren zit?’
‘Zo zou je het kunnen zeggen, ja,’ antwoordt hij. ‘Tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er ook Duitsers gestationeerd op Texel. De vuurtoren vormde namelijk samen met het omliggende bunkercomplex een belangrijk verdedigingswerk in de Duitse Atlantikwall. Tegen het einde van de oorlog zaten ze om soldaten verlegen, waardoor ze ook krijgsgevangenen inzetten. Op Texel werden vele Georgische soldaten gelegerd.’
‘Georgische soldaten? Die waren ver van huis,’ mompelt Karsten.
‘Toen duidelijk werd dat de Duitsers de oorlog zouden verliezen, vreesden de Georgiërs voor hun leven,’ vervolgt de gids. ‘Moet je je maar eens voorstellen; je bent meegenomen van huis, tegen jouw wil, en gedwongen om te vechten in een oorlog die niet de jouwe is. En dan lijkt het erop dat je aan de verkeerde kant gevochten hebt. Denk je dat de tegenpartij daaraan zal denken bij de bevrijding?’
Ik schud mijn hoofd. Ik kan me niet voorstellen dat dat onderscheid op dat moment gemaakt werd. Je was goed of je was fout, voor grijstinten kwam pas later ruimte.
‘Precies,’ zegt de gids. ‘De Georgiërs vreesden dus voor hun leven. Ze besloten dat een opstand hun enige optie was. Zo konden ze bewijzen dat ze toch aan de goede kant stonden.’
‘Hoe liep dat af?’ vraagt Mees nieuwsgierig.
‘De Georgiërs schakelden de aanwezige Duitsers uit,’ antwoordt de gids. ‘En verklaarden Texel voor bevrijd.’
‘Dus Texel was al vroeg bevrijd?’ vraagt Alex.
‘Was het maar zo’n feest,’ zegt de gids grimmig. ‘De Duitsers waren niet van plan om Texel zomaar op te geven, gezien de strategische ligging. Troepen en zwaar geschut werden overgevaren vanuit Den Helder. Niet alleen vele Duitsers, maar ook Georgiërs en Texelaren verloren hun leven in deze hevige strijd, waarbij ook de vuurtoren zwaar onder vuur kwam te liggen.’
Hij wijst naar de muur achter hem. ‘De vuurtoren raakte flink beschadigd. Omdat ze de oorspronkelijke toren, een waar oorlogsmonument, niet af wilden breken, besloten ze om er een toren omheen te bouwen. Maar de oude muur met de kogelgaten is vanbinnen nog steeds zichtbaar. Loop maar mee.’
We volgen hem naar binnen en ik kijk naar Mees. ‘Wist jij dat?’
‘Van die dubbele toren?’
‘Van de Georgische Opstand, op Texel?’
Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, dat stukje geschiedenis hebben ze voor me achtergehouden op de middelbare school.’
Ik grinnik om zijn formulering. ‘Misschien ben ik naar dezelfde middelbare geweest, want bij mij stond dat ook niet in de lesboekjes.’
Als laatsten stappen Mees en ik naar binnen en ik zie inderdaad dat er nu een tweede muur tevoorschijn komt. De eerste groepsleden zijn inmiddels al in de tussenruimte verdwenen en lopen verder langs de binnenste muur. Grote lampen verlichten de kapotgeschoten toren. Ik vind het indrukwekkend om te zien hoe groot die kogelgaten wel niet zijn. Met hoeveel kracht moeten ze destijds ingeslagen zijn om in een stenen muur zoveel schade aan te richten? En wat betekent dit voor de rest van het slagveld? Wat voor wapens zijn er gebruikt?
‘Wat is er eigenlijk met de Georgiërs gebeurd?’ hoor ik iemand verder naar voren vragen.
‘De Duitsers wonnen de slag uiteindelijk,’ zegt de gids op treurige toon. ‘Alle Georgische soldaten die niet gesneuveld waren tijdens de slag, werden terechtgesteld. Ze liggen tegenwoordig begraven in het Hoge Berggebied, hier op het eiland. Op de erebegraafplaats Loladse.’
Wat een naar einde voor deze arme mannen.
‘En mochten jullie meer willen weten over de Georgische Opstand, dan kan ik jullie een bezoekje aan het Luchtvaart- en Oorlogsmuseum aanraden, bij het vliegveld,’ voegt de gids eraan toe. ‘Daar is ook aandacht voor deze onfortuinlijke mannen.’
Eigenlijk ben ik daar best nieuwsgierig naar. Misschien kan ik het wel combineren met mijn bezoekje aan Ecomare morgen. Ik maak een mentale notitie in mijn planning.
We zijn inmiddels weer aangekomen bij de ingang en de gids gaat ons voor, verder naar binnen, naar een gigantische wenteltrap. Het bouwsel ademt de sfeer van de industriële revolutie met de constructie van geklonken staal en het valt me op dat de trapleuning, bevestigd op stevige, verticale spijlen, felblauw geschilderd is.
‘We gaan nu de trap beklimmen,’ zegt de gids. ‘Loop rustig, want het zijn flink wat treden. We gaan niet helemaal naar de top met de lamp, want die is nog in gebruik, maar we gaan naar de zesde verdieping, waar een uitzichtpunt is.’
De vuurtoren blijkt inderdaad een flinke klim te zijn. Mees loopt achter me en vraag tussentijds meerdere keren of ik het volhoud en zegt lief dat ik me niet moet laten opjagen als het tempo van de rest te hoog ligt voor mij. De stress die hij gisteren nog bij me opriep, is vervangen door een kalmerend effect dat ik niet goed begrijp. Ik bedoel: hij heeft me niet alleen voor gek gezet tegenover de directeur door me eerst buiten te sluiten en me daarna aan te vallen toen ik dat moest fixen, hij heeft na afloop ook nog eens credits gekregen voor het werk dat ík gedaan heb. Misschien doet dat nog wel het meest pijn.
In gedachten zie ik mezelf weer zitten, werkend aan een suffe terug-naar-schoolcampagne voor het tankstation, toen de deur openvloog en Hans glunderend het kantooreiland binnenstapte, op de voet gevolgd door een uitgelaten Mees.
‘We hebben de opdracht binnengehaald,’ zei hij trots en zette een taartdoos op tafel. ‘Allemaal naar de kantine, we hebben wat te vieren.’
Met weinig enthousiasme schoof ik mijn stoel naar achteren en sjokte naar het schafthok. Ik had weinig zin om mijn eigen falen te vieren.
Terwijl Hans ijverig gebaksbordjes uitdeelde met gebakjes erop en Harro koffie en thee regelde, hoorde ik Mees enthousiast praten tegen Ayana en Rick, de vormgevers.
‘Ze waren helemaal ondersteboven van ons idee om kinderen via een wedstrijd te betrekken in de jaarplannen. Want als je de kinderen iets laat doen en dat zichtbaar maakt in het winkelcentrum, komen alle mensen uit de nauwe omgeving van het kind natuurlijk kijken. Betere mond tot mondreclame kun je bijna niet hebben.’
Ik had juist een hap in mijn mond willen steken, maar het vorkje bleef zweven op weg naar mijn lippen. Hoorde ik dat nu goed?
‘Wat een goed idee zeg,’ vond Ayana. ‘Ik ben ook heel benieuwd hoe jullie dat visueel willen insteken.’
‘Ja, hoe gaan we dat aanpakken?’ vroeg Rick geïnteresseerd.
‘Na de koffie wilde ik een briefing geven over de plannen,’ zei Mees meteen. ‘Dan horen jullie meer.’
Maar ik had genoeg gehoord. Ik was uit het project geknikkerd omdat ik slecht, onrealistisch werk geleverd had, maar schijnbaar was mijn werk wel goed genoeg geweest om de opdracht binnen te halen.
Ik keek naar Hans. Hij zou nu toch wel inzien dat mijn werk wel degelijk waardevol geweest was? Ik haalde diep adem en stopte een hapje gebak in mijn mond. Ik zou het zo wel horen tijdens de briefing.
‘Nog een paar treden, we zijn er bijna.’
Mees haalt me terug naar het heden. De herinnering brandt nog in mijn geheugen en het ontspannen gevoel dat hij net nog bij me had opgeroepen, is verdwenen. Want iemand die zich zo achterbaks gedraagt, kan toch onmogelijk zo aardig zijn? Ik bijt op mijn lip. Dit kan eigenlijk maar één ding betekenen: Mees heeft een dubbele agenda. Nu moet ik alleen nog ontdekken welke.