image
image
image

♥ 12 ♥

image

Ergens had ik verwacht dat Mees de kans aan zou grijpen om opnieuw een gesprek aan te knopen met me, maar tot mijn verrassing doet hij dat niet. Zwijgend stapt hij naast me in de auto en doet zijn gordel om. Intussen draai ik de sleutel om in het contact en wacht tot de auto brullend tot leven komt. Eindelijk kan ik weg. Alleen nog even volhouden tot de slagboom, dan ben ik ook verlost van Mees’ aanwezigheid.

Ik schakel de Polo naar z’n achteruit en laat het pedaal opkomen. Langzaam verlaten we de oprit en ik navigeer naar de weg. Mees zit als een standbeeld naast me en zegt nog steeds geen woord.

‘Waar moet ik heen?’ verbreek ik de stilte.

Hij wuift voor ons uit. ‘Deze weg volgen. Dan kom je er vanzelf.’

Zijn lippen landen weer op elkaar en blijven gesloten. Ik slik. Ik dacht dat een pratende Mees vervelend was, maar deze zwijgzame Mees vind ik veel erger. Ik heb hem nog nooit zo meegemaakt. Normaal moet je zijn mond zo ongeveer dichtlijmen als je een seconde stilte wilt. Maar alle woorden die hij binnenhoudt, die zich in hem ophopen als poffende popcorn in een pan, spoken rond in mijn hoofd. Ongrijpbaar, mysterieus en voer voor nachtmerries.

Waarom is zijn humeur zo omgeslagen? Ik heb toch nooit echt amicaal tegen hem gedaan? Waarom is hij dan zo beledigd dat ik meteen weg wilde nadat ik wakker werd in zijn bed? Snapt hij dan zelf niet dat ik dat heel gênant vond? We zijn collega’s! We moeten ooit nog met elkaar werken! En toevallig kwamen we elkaar tegen op dit eiland en heeft hij me enkele keren uit de brand geholpen. Ongetwijfeld vooral omdat hij me een zielig geval vindt. Waarom dan deze grafstemming nu?

Ik adem opgelucht uit als in de verte de slagboom in zicht komt. Met moeite onderdruk ik de neiging om het gaspedaal diep in te trappen om er eerder aan te komen, want langs de weg loopt een stoet kinderen met zwemhanddoeken om hun nek en ze zijn zo uitgelaten, dat ik moet opletten dat ik ze niet onder de auto krijg. Mees die als een havik naast me zit draagt ook niet bij aan een rustige atmosfeer.

Adem in, adem uit. Die paar seconden extra moet je vast ook nog wel overleven, zeg ik streng tegen mezelf.

Dan staan we voor de roodwitgeblokte barricade. Nog altijd zwijgzaam haalt Mees het pasje tevoorschijn en geeft het me aan. Ik open mijn raam en houd het kaartje voor de lezer. Ik hoor een piep en de slagboom zwaait omhoog. Terwijl ik Mees de kaart teruggeef, duw ik het gaspedaal in en we rijden het park af. Zenuwachtig stop ik even verderop op de parkeerplaats. Wat moet ik nu zeggen? Moet ik toenadering zoeken? Ben ik degene die de stilte moet doorbreken? Of...

Hij buigt zich opzij en trekt zonder verdere plichtplegingen het portier open. Nog altijd zegt hij niets, ook niet als hij uitstapt.

Net voor hij de deur dichtgooit, zeg ik: ‘Dankjewel, Mees.’

Hij draait zich naar me toe en kijkt me voor het eerst sinds we instapten recht aan. ‘Waarvoor?’ vraagt hij kil.

Even weet ik niet wat ik daarop moet zeggen. ‘Dat je even meeging,’ zeg ik dan. ‘Voor de slagboom.’

Hij knikt ijzig. ‘Geen probleem.’ Zijn toon zegt echter het tegenovergestelde.

Dan gooit hij het portier in het slot en loopt meteen weg. Ik voel me vreemd leeg als ik het parkeerterrein verlaat en koers zet naar mijn eigen vakantiepark.

***

image

Eenmaal in mijn eigen huisje laat ik me op de bank ploffen. Mijn hoofd tolt nu al en de dag is nog maar amper begonnen. Behendig vis ik mijn agenda uit mijn tasje en sla het boekje open bij vandaag, de zondag. Mijn planning staart me als een bedreiging aan. Ik zie nu al, in een oogopslag, dat het programma veel te vol is.

Kritisch kijk ik naar alles wat ik voor vandaag had bedacht. Ik wilde de dag starten met een stevige wandeling door de duinen, van minstens een uur. Om lekker uit te waaien en om te blijven bewegen. Zo’n inspanning is momenteel erg pittig, dus bij thuiskomst had ik dan wel een uurtje pauze ingepland om bij te komen. Daarna naar het zwembad en tijd voor de lunch. Nog een pauze en door naar Ecomare. En dan had ik zelfs nog gedacht dat ik misschien wat tijd over zou hebben voor dat Luchtvaart- en oorlogsmuseum. Ik word al moe als ik eraan denk dat ik dit allemaal moet gaan doen. Op één dag.

In mijn tasje vind ik een pen en ik zet een streep door de wandeling door de duinen. Als ik die schrap, kan ik twee uur uitrusten. Drie, als ik de tijd voor het zwembad er ook bij reken. Eigenlijk is Ecomare het enige waar ik echt heel graag naartoe wil vandaag; daar heb ik ook al een kaartje voor gekocht. Mijn tijdslot start om half drie; dat betekent dat ik rustig kan opstarten.

Er valt een last van mijn schouders nu ik alle andere dingen op mijn planning geschrapt heb. Het voelt fijn om die keuze te hebben; dat ik geen verplichtingen heb, alleen die aan mezelf. En aan mezelf heb ik vooral beloofd om te ontspannen deze vakantie.

Ik klap de agenda dicht en stop hem terug in mijn tas. Eerst maar eens ontbijten, aangezien ik Mees’ aanbod van de gebakken eieren niet heb aangenomen.

Ik loop naar de keuken en haal een koekenpan uit het kastje. In de koelkast vind ik eieren, boter en kaas. Die eieren kan ik ook prima zelf maken. Daar heb ik Mees niet voor nodig.

***

image

RRRRRRRR. RRRRRRRR. RRRRRRRR.

Slaperig knipper ik met mijn ogen en kom versuft een beetje overeind. Waar ben ik nu wakker van geworden?

RRRRRRRR. RRRRRRRR. RRRRRRRR.

Mijn telefoon! Is dat mijn wekker? Versuft buig ik me van de bank naar de salontafel om het toestel te pakken. Nee, het is niet mijn alarm. Ik word gebeld. Vlug neem ik op.

‘Hoi Aïsha,’ zeg ik gapend.

‘O sorry, bel ik je wakker?’ Haar stem is doorspekt met schuldgevoel.

Ik gaap nog een keer en kijk vlug naar de tijd. Bijna twaalf uur.

‘Geen zorgen, mijn wekker zou elk moment afgaan, dus ik was niet veel langer blijven liggen,’ stel ik haar gerust.

‘Was je zo moe?’

Ik rol met mijn ogen, wat zij gelukkig niet kan zien. ‘Ja, ik was kapot.’

‘Ai, het gaat dus nog niet veel beter met je?’

Ik bijt op mijn lip. Ik ben zeker weten nog niet oké, maar het is al niet meer zo erg als een paar weken geleden. Toen kon ik echt helemaal niets.

‘Ik had nogal een rare nacht,’ geef ik uiteindelijk toe. ‘Dus dat heeft me uitgeput.’

‘O? Vertel,’ zegt ze.

‘Wil je de lange of de korte versie?’ vraag ik met een zucht.

‘Doe de lange versie maar,’ zegt ze grinnikend. ‘Ik heb wel even tijd en zo te horen komt er een mooi verhaal aan.’

‘Lekker dan,’ mopper ik voor haar vermaak, ‘Een beetje genieten van mijn leed zeker?’

‘Van jouw leed? Nu maak je me echt nieuwsgierig.’

Uiteraard...

‘Herinneren je je Mees?’

‘Mees... Mees...’ Ik kan haar hersenen door de telefoon heen bijna horen kraken. ‘O wacht, dat is toch die irritante collega van jou?’

‘Bingo,’ zeg ik. ‘En je mag één keer raden met wie ik op de boot hier naartoe zat?’

Aïsha ademt scherp in. ‘Nee!’

‘Ja,’ zeg ik. ‘En helaas ook niet voor een dagje, maar voor een hele week.’

‘Maar het eiland is groot,’ zegt ze vlug. ‘Je hoeft hem...’

‘Nou, dat dacht ik ook,’ onderbreek ik haar. ‘Maar hij zit mooi een vakantiepark verderop in hetzelfde plaatsje. Tot nu toe ben ik hem overal tegengekomen.’

‘Wauw, hoe kies je het uit,’ mompelt ze. ‘En? Hoe is hij? Buiten het werk om, bedoel ik?’

Die vraag brengt me even van mijn stuk. ‘Hoe bedoel je?’

‘Nou, op het werk gedragen mensen zich toch vaak anders dan als ze vrij zijn? Merk je bij hem veel verschil in hoe hij tegen je doet? Is hij hier net zo irritant als thuis in Utrecht?’

In gedachten ga ik de situaties bij langs dat ik hem tegenkwam. Op de boot toen hij informeerde naar mijn gezondheid, bij de receptie toen hij mijn tas kwam brengen, in het restaurant toen hij me gezelschap aanbood, de gesprekken rondom de vuurtoren...

‘Het lijken wel twee verschillende personen,’ geef ik schoorvoetend toe. ‘Alsof ik niet met hem heb gesproken, maar met een tweelingbroer of zo.’

‘Hoe bedoel je?’

‘Eigenlijk was hij best behulpzaam,’ moet ik toegeven. ‘Op het werk is het een irritante kwast die altijd alles beter weet en die me amper de kans geeft om mijn visie te delen, maar de afgelopen dagen gaf hij me alle ruimte die ik nodig had. Nou ja, behalve dan de letterlijke ruimte. Dat hij me met rust liet, bedoel ik.’

‘En je hebt moeite om die twee kanten van hem met elkaar te rijmen?’ vraagt ze.

‘Ja, dat,’ geef ik toe. ‘Per slot van rekening is hij een van de redenen waarom ik overspannen raakte. Dus alleen al het zien van zijn hoofd geeft alarmsignalen af in mijn brein. Maar ook...’

Mijn gedachten dwalen naar afgelopen avond. Ik wilde gewoon naar huis gaan en dan word ik de volgende morgen ineens wakker naast een collega. Echt niet tof.

‘Ja?’

Ik twijfel. Wil ik dit delen? Aan de andere kant is Aïsha al zo lang mijn beste vriendin. Ze zal me nooit veroordelen.

‘Er is iets gebeurd.’

Ze zegt niets, geeft me alle ruimte om zelf te vertellen. Dat is ook iets wat ik fijn vind aan haar.

‘Mees en zijn vrienden vroegen of ik mee uit eten ging,’ begin ik, om daar meteen aan toe te voegen: ‘omdat ze het sneu vonden dat ik anders in mijn eentje moest eten.’

‘Dat is aardig van ze,’ zegt Aïsha. ‘Maar ook wel bijzonder. Dat je collega jou in zijn vakantie meevraagt, bedoel ik. Je zou verwachten dat hij zelf ook behoefte heeft aan vrije tijd zonder werkgerelateerde contacten.’

Zo heb ik er nog niet eens over nagedacht, maar Aïsha heeft natuurlijk gelijk. Als ík op vakantie zou zijn met vriendinnen, zou ik er absoluut geen behoefte aan hebben om steeds een collega mee te nemen op sleeptouw. Ik ben toch geen liefdadigheidsinstelling? Een avondje of bij een specifieke activiteit is tot daaraan toe, maar ik ben al twee keer met ze wezen eten en we hebben ook samen opgetrokken bij de vuurtoren.

Opnieuw vraag ik me af wat Mees’ motieven zijn. Of die wel zuiver zijn, of dat hij toch een dubbele agenda heeft. Al heb ik geen idee wat die dubbele agenda dan wel niet kan zijn. Of nou ja, ik heb maar één theorie en dat is dat hij spioneert voor Hans, zodat ze me makkelijk het bedrijf uit kunnen werken nu ik ziek ben. Zou hij echt zo achterbaks zijn?

‘Maar wat is er gebeurd?’ brengt ze me terug bij het verhaal dat ik aan het vertellen was.

‘Nou ja, na afloop gingen we nog even naar de kroeg,’ vertel ik verder. ‘Een van zijn vrienden had al snel veel te veel gedronken. Ik wilde toch al naar huis, dus ik bood aan om hem even af te zetten bij hun huisje, zodat de rest nog langer kon blijven hangen.’

In gedachten zie ik Barry weer voor me, schommelend op zijn benen, veel te dicht bij die vrouw met het lange, blonde haar.

‘Mees wilde ook mee. Gelukkig maar, want Barry had begeleiding nodig,’ vervolg ik. ‘Ik heb in hun huisje even gewacht tot Mees hem in bed had gestopt, want hij moest nog met mij mee.’

‘O ja, voor de slagboom zeker,’ zegt Aïsha.

‘Ja, voor de uitrijkaart,’ zeg ik. ‘En toen werd ik de volgende morgen ineens wakker naast Mees in zijn bed.’

‘Ho, nu ga je te snel,’ zegt Aïsha. ‘Wat is er daartussen gebeurd?’

‘Zeg het maar,’ zeg ik dramatisch. ‘Als ik dat toch eens wist...’

‘Heb je hem dat niet gevraagd?’

En dan toegeven dat ik helemaal niets meer wist? Absoluut niet! ‘Nee.’

Ze zucht. ‘Weet je wat ik denk?’

‘Nou?’

‘Dat je daar tijdens het wachten op de bank in slaap bent gevallen en dat hij je gewoon heeft overgeheveld naar een betere slaapplek. Of denk je dat hij iets anders met je heeft gedaan?’

Ik denk terug aan hoe ik vanochtend wakker werd. Ik kon me alles van de avond daarvoor nog herinneren, inclusief het moment dat ik op de bank in slaap viel. Hoe groot is de kans dan dat ik een gek middel toegediend heb gekregen waardoor hij misbruik van me kon maken? Die kans lijkt me klein. En ik denk dat ik het ook wel gemerkt zou hebben als iemand uitgebreid aan me zou zitten. Overhevelen van de bank naar het bed en me daarbij uit wat knellende kleding helpen terwijl ik diep in slaap ben, is denk ik van een ander kaliber dan geslachtsgemeenschap. Daar was ik echt wel wakker van geworden. Toch?

Maar dat zei nog niets over bekijken of betasten. Ik miste wel mooi mijn BH vanmorgen.

‘Kitty?’

‘Ik weet het niet,’ zucht ik. ‘Ik vind Mees op het werk echt knijterirritant, maar ik vraag me af of hij tot zoiets in staat zou zijn.’

Ik zie de blik in zijn ogen weer toen hij me aankeek vanochtend. Ik denk dat hij eerder zelfvoldaan zou kijken als hij zoiets zonder mijn actieve inbreng gedaan zou hebben. Niet zo blij en gelukkig.

Ik heb eigenlijk helemaal geen zin om er nog dieper over na te denken. Ik ben hier voor mijn rust en Mees weet altijd hoe hij die moet verstoren. Dat hebben de zakelijke en de privé-Mees in elk geval met elkaar gemeen.

‘Laten we het maar over iets anders hebben,’ mompel ik. ‘Voor ik zo weer ga hyperventileren of zo.’

Aïsha grinnikt. ‘Prima hoor.’ Haar stem wordt serieus. ‘Hoe is het eigenlijk met je vader?’

Ik glimlach. ‘Goed. Nou ja, naar omstandigheden dan. Voor de buitenwereld oogt het alsof alles weer goed is, maar zijn energielevel is nog niet op het oude niveau. Dat zal ook nog wel een hele tijd duren.’

‘Fijn hoor, dat hij zo mooi opknapt. Dat hadden we een half jaar geleden niet verwacht.’

Ik schud mijn hoofd en ik duw de herinneringen uit mijn gedachten. Dat is geen periode waarnaar ik terug wil.

‘Ik krijg een wisselgesprek binnen van mijn moeder,’ zegt Aïsha dan. ‘Zullen we binnenkort nog een keer bellen? Ik heb misschien een leuk idee en ik ben benieuwd hoe jij daarover denkt.’

‘Dat zou ik fijn vinden. Dag Aïs.’

‘Dag Kitty.’