image
image
image

♥ 21 ♥

image

Zenuwachtig zit ik in de auto. Het is stikdonker. Hier, op deze afgelegen uithoek, ver verwijderd van grote steden of zelfs kleine dorpjes, is van lichtvervuiling geen sprake. De duisternis bedekt alles om me heen als een camouflerende deken. Het enige dat eruit springt zijn de sterren die helder staan te stralen aan het firmament. De wind giert genadeloos om mijn Polo heen en ik vraag me af of het wel zo’n goed idee was om hier af te spreken, op de parkeerplaats van strandpaviljoen Paal 28, om hét gesprek met Mees te voeren in de verlatenheid van het nachtelijke strand.

Ritmisch trommelen mijn vingers op het stuur. Mees is laat; hij zou hier vijf minuten geleden al zijn. Waarom duurt het zo lang? Vindt hij het minder belangrijk dan hij eerder liet doorschemeren? Had hij toch wat langer nodig om zijn woorden te wegen? Had hij toch meer tijd nodig om zichzelf ervan te overtuigen dat ik alles verkeerd heb begrepen en dat alles aan mij ligt? Of...

Een nieuwe mogelijkheid schiet door me heen en knijpt mijn keel dicht. Of zou hij soms contact gezocht hebben met onze directeur Hans, over hoe híj hier tegenaan kijkt? En als hij dat gedaan heeft, zou Mees dan ook deze niet-gemelde vakantie tijdens mijn ziekteverlof met hem besproken hebben?

In gedachten zie ik ze aan de telefoon hangen, Mees onderuitgezakt op het bed in zijn huisje.

‘Hoi Hans. Je raadt nooit wie er ook vakantie aan het vieren is op Texel!’ Mijn collega haalt een hand door zijn donkere haar.

‘Nou?’

‘Onze zieke collega.’

‘Kitty?’

‘Jazeker. En ze beweert dat ze ziek geworden is door het project voor het winkelcentrum. En meer specifiek door jou en mij.’

‘Dat zijn stevige beschuldigingen,’ zou Hans mompelen. ‘Wat heb je tegen haar gezegd?’

‘Dat ik erover na moest denken en dat ik het er later graag nog even met haar over heb. En daarom bel ik ook.’

‘Dat waardeer ik, m’n jongen,’ zegt de kinderloze Hans vaderlijk in mijn gedachten.

‘Heb je tips hoe ik dit gesprek het beste met haar kan voeren? Dingen die je graag wilt weten? Of die we nodig hebben om een dossier op te bouwen?’

‘Probeer te achterhalen waar ze ons precies van probeert te beschuldigen. Dan kunnen we een verdediging voorbereiden,’ zegt Hans. ‘En noteer vanaf nu álles wat je haar over de streep ziet doen. En nummer één is die verrekte vakantie waar ik niets vanaf weet.’

Ik kreun. Als Mees inderdaad Hans heeft gebeld, kan ik wel inpakken. Dan ben ik mijn baan kwijt.

Mijn gedachten gaan naar mijn vriendin Aïsha, die niet ver hier vandaan in mijn huisje gespannen afwacht tot ik terugkom. Ik voel me schuldig dat ik haar daar heb achtergelaten op de enige avond die ze bij me komt logeren tijdens mijn verblijf op Texel. Toch was zij degene die me het laatste zetje gaf om op deze afspraak in te gaan.

Ze was nog maar amper bij me in de auto gestapt nadat de veerboot haar overgebracht had, toen Mees’ appje binnenkwam. Ik moest de woorden een paar keer lezen voor de betekenis ervan echt tot me doordrong.

Heb je over een uurtje tijd om te praten?

Toen Mees me vanmiddag vroeg of hij contact met me op mocht nemen over zijn rol bij het ontstaan van mijn burn-out, wist ik dat dit moment zou komen. Ik had alleen niet verwacht dat het vanavond al zou zijn. Ik dacht eerder aan morgen. Of over een paar dagen. Misschien zelfs wel na de vakantie.

‘Wat is er?’ had Aïsha gevraagd.

En ik had haar bijgepraat. Vertelde haar dat ik Mees eindelijk had gezegd dat hij medeverantwoordelijk was voor mijn burn-out.

‘En? Hoe pakte hij dat op?’ vroeg Aïsha nieuwsgierig.

Wanhopig wees ik naar mijn telefoon. ‘Hij wilde nadenken en het er later over hebben. En schijnbaar is dat het nu. Later, bedoel ik.’

‘Laat eens zien?’ Aïsha pakte mijn telefoon en las het bericht. ‘Ah,’ zei ze alleen maar begripvol.

‘Ik zal hem appen dat ik overmorgen wel kan,’ zei ik.

Maar Aïsha schudde haar hoofd. ‘Nee joh, dit is belangrijk. Wil je echt nog twee dagen rondlopen met dit gesprek boven je hoofd als een zwaard van Damocles?’

Om eerlijk te zijn wilde ik dat gesprek liever helemaal niet voeren. Ik had lang genoeg samengewerkt met Mees om te weten dat hij alles in zijn eigen hoofd zo kon vervormen, dat hij volledig vrijuit ging. En hij was er ook een kei in om die ideeën vervolgens op mij over te brengen op zo’n manier dat er geen speld tussen te krijgen was, maar dat het voor mij vanbinnen toch niet goed voelde. Alsof ik monddood gemaakt werd zonder dat hij me met een vinger hoefde aan te raken.

‘Ben je dan niet nieuwsgierig naar zijn kant van het verhaal?’ vroeg Aïsha.

‘Nope. Alsof hij toe gaat geven dat hij me opzij wilde schuiven om te slijmen bij de baas, zodat hij de leiding over die grote opdracht kreeg,’ smaalde ik.

‘Maar is het wel écht zo gegaan?’ vroeg Aïsha. ‘Want dit is jouw aanname.’

Het gesprek met Zafer schoot door mijn gedachten. Als Mees echt verliefd op me was, zoals zijn vriend beweerde, dan was het toch niet logisch dat hij me wilde passeren en over mijn rug heen promotie wilde maken? Ik zou alleen echt geen andere reden kunnen verzinnen voor zijn vreselijke gedrag op kantoor.

‘Zeg dat je wel kan,’ spoorde Aïsha me aan.

‘En jij dan?’ vroeg ik. ‘Ik kan je toch moeilijk hier zo laten staan? Of je met je bagage dumpen in Den Burg bij de kroeg?’

Aïsha keek alsof ze mijn voorstellen daadwerkelijk overwoog.

‘Nee,’ zei ik resoluut. ‘Dat gebeurt echt niet.’

‘Zeg anders dat je hem over twee uur ziet,’ stelde ze voor.

‘We moeten ook nog eten,’ hielp ik haar herinneren.

‘Weet je wat je doet? Het is nu...’ Ze keek op haar horloge. ‘Kwart over zeven. Als je nu voorstelt om wat later op de avond af te spreken? Half elf bijvoorbeeld. Dan heb je tijd om mij mee te nemen naar ons huisje, me daar wegwijs te maken en om samen met mij wat te eten, en dan ga ik daarna lekker de sauna in. Tenminste, je had gezegd dat er een sauna in het huisje zat, toch? En dan ga jij intussen even met hem praten.’

Dat klonk als een goed plan.

‘Bovendien,’ ging Aïsha verder, ‘wil je dit gesprek echt voeren als je daarna alleen terugkomt in een leeg huisje? Of is het fijner als ik hier op je wacht, zodat we het er daarna over kunnen hebben?’

In gedachten speldde ik mijn vriendin een medaille op voor Beste vriendin ooit. Zie, dat was waarom ze al zo lang mijn BFF was.

En dus typte ik:

Ik heb net een logé opgehaald.

We moeten nog eten.

22:30 uur afspreken?

Het duurde niet lang voor ik zijn antwoord kreeg.

22:30 uur is goed.

Zie ik je op de parkeerplaats

bij strandpaviljoen Paal 28?

Rond dat tijdstip is het strand verlaten;

dan hebben we alle rust om te praten.

Ik stuurde een emoji met de duim omhoog als reactie.

En nu zit ik hier in de auto op die afgelegen parkeerplaats. Het is inmiddels tien over half elf en meneer is er nog steeds niet. Schijnbaar vindt hij ons gesprek minder belangrijk dan ik dacht.

In de verte verschijnen twee felle koplampen, die over de weg deze kant op komen. Mijn hartslag versnelt en mijn keel wordt droog. Daar zal je hem hebben...

Ademloos wacht ik tot het voertuig de parkeerplaats opdraait. Nog even en dan gaan we het erover hebben. Dan zal ik op mijn kwetsbaarst zijn tegenover iemand die stelselmatig over mijn grenzen is gegaan. Onder mijn oksels wordt het hoe langer hoe vochtiger en de geur van angstzweet dringt mijn neusgaten binnen. Maar als de auto me voorbijrijdt en naast me parkeert, laat ik mijn adem teleurgesteld ontsnappen. Hij is het niet. Het is geen Toyota Corolla, maar een heel andere auto.

Ik gris mijn telefoon van de bijrijdersstoel en controleer of ik een bericht van hem heb ontvangen. Of een gemiste oproep. Geen van beiden is het geval.

Ik heb net besloten om de contactsleutel om te draaien en terug te rijden naar het huisje, als het portier van de bestuurder openklapt en er iemand uitstapt. In de duisternis heb ik moeite om te zien wie het is, maar als de persoon om mijn auto heen is gelopen en op mijn venster klopt, zie ik dat het toch Mees is.

Ik doe mijn deur open en kijk hem geïrriteerd aan. ‘Je bent laat,’ zeg ik.

Schuldbewust kijkt hij terug. ‘Sorry,’ zegt hij schor. ‘Omdat je later wilde afspreken, zijn we toch maar ergens buiten de deur wat gaan eten en de rest wilde maar niet opschieten. En we waren met één auto gegaan, dus ik kon ook niet zo gemakkelijk weg.’ Hij schraapt zijn keel. ‘Uiteindelijk heb ik maar een taxi naar het huisje genomen en heb ik daar de auto van Karsten opgehaald.

Ik knik berustend. ‘Je bent er nu.’

‘Zullen we naar het strand lopen?’ stelt Mees voor.

‘Prima.’ Ik stap uit en zet de auto op slot. De wind giert om ons heen en de kou zoekt een nieuw slachtoffer nu ik de beschutting van mijn wagen achter me heb gelaten.

Naast elkaar lopen we zwijgend over de verharde weg het duin op, langs het strandpaviljoen en richting zee. In de verte hoor ik de golven ruisend stukslaan op het strand.

Mijn zenuwen zijn tot het uiterste gespannen en ik ben me opnieuw bewust van mijn vochtige oksels. Ik vraag me ineens af wat ik moet doen als dit gesprek alles alleen maar erger maakt? Kan ik dan ooit nog re-integreren? Of moet ik op zoek gaan naar een andere baan?

Ik slik en ben me er bewust van dat het koud aanvoelt achter in mijn keel. Crisis, ben ik weer te snel gaan ademhalen? Gelukkig weet ik inmiddels enigszins wat ik moet doen: in door de neus, uit door de mond. In door de neus, uit door de mond...

Als we het duin weer aflopen en het maanlicht zien glanzen op het wateroppervlak, neemt ook de wind in kracht toe. De kou blaast via mijn mouwen mijn jas in en binnen luttele seconden sta ik oncontroleerbaar te rillen als een Chihuahua.

‘Links of rechts?’ vraagt Mees.

‘Terug,’ zeg ik klappertandend. ‘I-ik h-heb het k-k-koud.’

‘Wil je mijn jas hebben?’ vraagt Mees bezorgd.

Ik schud mijn hoofd. ‘N-nee. Ik wil gewoon t-terug.’

We draaien ons om en begeven ons weer naar de parkeerplaats. Ik heb het zo koud, dat mijn rug helemaal verkrampt aanvoelt.

‘Kom maar bij mij in de auto zitten,’ zegt Mees. ‘Dan zet ik de stoelverwarming aan.’

Hij ontgrendelt de deuren en ik stap aan de bijrijderszijde in.