![]() | ![]() |
‘Weet je zeker dat je niet liever met Mees af wilt spreken vandaag?’ vraagt Aïsha als we de volgende morgen richting Oudeschild rijden. We zijn allebei moe omdat we tot diep in de nacht hebben nagepraat over mijn gesprek met mijn collega. Wat dat betreft had ze helemaal gelijk; het wás veel fijner om het er thuis nog even met iemand over te kunnen hebben.
‘Met Mees? Waarom zou ik met Mees af willen spreken?’ zeg ik. Toch worden mijn wangen verraderlijk warm.
‘Of vergis ik me? Ik kreeg het gevoel gisteravond dat jullie een klik hebben. En nu al dat gedoe op het werk is uitgesproken...’
Voor het eerst durf ik de gedachten die deze woorden boven brengen toe te laten. Want Aïsha heeft gelijk. De ellende rondom onze samenwerking is uitgesproken en alle dingen die ik eerder had toegeschreven aan een misselijk karakter, bleken op misverstanden te berusten. Eindelijk lukt het me om naar Mees te kijken zoals ik hem tijdens deze vakantie heb leren kennen; als zorgzaam, boeiend en oprecht geïnteresseerd. Zijn vrienden zijn ook nog eens hartstikke aardig. Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat als het goed klikt met de vrienden, dit een goed teken is. Dat betekent dat je aansluiting voelt bij de mensen waarmee die ander zich graag omringt.
Voor het eerst durf ik me af te vragen of er meer zou kunnen zijn tussen Mees en mij. Hij heeft ten slotte toegegeven dat hij me leuk vindt. Al heel lang ook, als ik zijn vrienden mag geloven, dus aan hem zal het niet liggen. Maar ik besluit dat die vraag te vroeg is. Accepteren dat hij niet de boeman is waarvoor ik hem aanzag op het werk, is niet hetzelfde als een relatie willen beginnen met diezelfde persoon.
‘Kitty?’
Vlug schud ik mijn hoofd. ‘Nee, jij bent hier maar één dagje en ik had je een leuk programma beloofd. We gaan lekker het verleden opsnuiven in Kaap Skil.’
Ik zeg er niet bij dat ik hen, als ik me niet vergis, daar wel zie. Dat was tot nu toe bij bijna elk uitstapje het geval, hoewel ik nog steeds niet weet hoe Mees dat toch elke keer doet.
Even later rijden we het dorp binnen. De sfeer hier ademt heel anders dan de andere plaatsen op Texel die ik tot nu toe heb bezocht. Oudeschild is dan ook het enige dorp op het eiland dat direct aan zee ligt en het is tevens de thuishaven van de Texelse vissersvloot. Wanneer we echter over de kade langs de haven rijden, valt het me op hoe leeg die eruitziet.
‘Ik dacht dat dit de thuishaven was van de vissersvloot,’ mompel ik teleurgesteld.
Aïsha schiet in de lach. ‘Het is woensdag. Denk je niet dat ze allemaal op zee zijn, aan het werk?’
O ja. Ik rol met mijn ogen. Niet iedereen heeft natuurlijk vakantie.
We zoeken een parkeerplek voor de auto en stappen uit. De oude, kronkelige wegen van het dorp vormen samen een uitdagende doolhof, maar met behulp van Google Maps komen we uiteindelijk toch in de Heemskerckstraat terecht. Daar hoeven we niet lang naar het museum te zoeken. Het pand van Kaap Skil valt op door de pui van glas bekleed met houten lamellen. Het gebouw heeft bovendien vier asymmetrische puntdaken op een rij.
‘Dat ziet er veelbelovend uit,’ zegt Aïsha onder de indruk.
We lopen naar binnen en tot mijn grote verrassing baden we daar in een bijzonder, verstrooid daglicht.
‘Het lijkt van buiten nogal grimmig, maar schijnbaar komt er toch meer licht tussen die lamellen door dan ik had verwacht,’ spreekt Aïsha mijn gedachten uit.
Ik knik. ‘Wauw! Echt prachtig!’
We schuifelen door naar de kassa en kopen allebei een entreeticket. Van Mees of zijn vrienden is tot mijn teleurstelling geen spoor te bekennen. Heb ik me dan toch vergist? Of zijn ze gewoon laat?
‘Wat wil je als eerste zien?’ vraag ik. ‘Het openluchtmuseum? Of liever de tentoonstelling Schip in zicht?’
‘Laten we met de tentoonstelling beginnen. Je hebt kans dat het openluchtgedeelte meer spreekt als je al wat over de geschiedenis weet.’
‘Goed punt!’
We lopen de winkel en het museumcafé voorbij en begeven ons naar de kelder. Daar vinden we een reusachtige maquette van de Reede van Texel. Dat was, zo leren we in deze ruimte, een ankerplaats voor schepen in de zuidoosthoek van Texel. Op de maquette zijn verschillende beroemde scheepswrakken opnieuw tot leven gebracht, zoals De Zeven Provinciën, waarmee Michiel de Ruyter zeeslagen won. Via grote touchscreens kunnen we de modellen van heel dichtbij bekijken en ze hebben zelfs een stuk kustlijn van het eiland op schaal na gebouwd.
‘Wat was het druk op de wateren in de zeventiende eeuw,’ zeg ik. ‘Moet je zien wat een schepen!’
‘Ik lees hier dat het er wel 160 zijn,’ beaamt Aïsha.
Het water van de maquette ligt vol met modellen die variëren van handels- tot oorlogsschepen en van fluitschepen tot walvisvaarders, waardoor het maritieme leven uit die tijd voor onze ogen tot leven komt.
Ik ben net het model van de Petronella aan het bewonderen, als een nieuwe groep de ruimte betreedt. Meteen kruipt er een glimlach om mijn lippen. Zafer, Karsten, Barry en Alex lopen achter elkaar op de maquette af. Afwachtend kijk ik naar de ingang, maar er komt niet nog iemand achteraan. Waar is Mees?
‘Ha, Kitty!’ zegt Karsten enthousiast. ‘Jij ook hier?’
Ik knijp mijn ogen tot spleetjes, maar glimlach erbij. ‘Ja, ik ook hier. Maar hoe het toch elke keer komt dat jullie ook zijn waar ik ben, is een groot raadsel.’
Karsten fronst zijn wenkbrauwen, alsof dit de eerste keer is dat hij hierover nadenkt. ‘Nu je het zegt... Ik dacht dat het steeds toeval was, maar het gebeurt wel iets te vaak om toevallig te zijn.’
‘Dus jij weet ook niet hoe dat kan?’
‘Nou ja...’ Karsten aarzelt even, voor hij vervolgt: ‘Mees heeft het programma voor de week in elkaar gedraaid. Hoewel ik niet overal aan meedoe, aangezien ik nog wat golven wilde meepakken met mijn kite.’
Ik knik. Dus toch Mees.
‘Waar eh... Waar is hij eigenlijk?’ vraag ik nonchalant.
‘Wat? Mijn kite?’ vraagt Karsten verward.
‘Eh nee. Ik bedoel Mees.’
‘O, die komt ook zo beneden.’ Hij laat zijn blik door de ruimte glijden. ‘Ben je alleen?’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, ik ben samen met mijn beste vriendin.’ Ik zwaai naar haar en gebaar dat ze erbij moet komen staan. ‘Dit is Aïsha,’ stel ik haar voor.
‘Aangenaam om kennis met je te maken,’ zegt Karsten en hij schudt haar de hand. ‘Die horen bij mij. Alex, Barry en Zafer.’
‘En Mees, toch?’ vraagt ze.
Hij knikt. ‘Dat klopt. En Mees.’
De mannen lopen naar een ander deel van de maquette en mijn vriendin komt dichter bij me staan. ‘Nou, dat hadden we niet verwacht. Dat we je collega hier zouden treffen.’
Ik lach zenuwachtig. ‘Nou ja, technisch gezien is Mees er niet bij,’ zeg ik ontwijkend.
‘Hij is vast even naar de wc of zo,’ zegt ze. ‘Mooi, want dan kan ik hem zo eindelijk eens zien.’
Ik doe alsof ik de Petronella heel interessant vind en duik in de informatie over het fluitschip dat naar Riga voer om graan te kopen. Mijn zintuigen zijn echter hyper alert en gefocust op alles wat er bij de ingang gebeurt.
‘Ik heb alles hier wel gezien,’ zegt Aïsha. ‘Zullen we eens buiten gaan kijken?’
Ik probeer mijn teleurstelling te verbergen en knik. ‘Dat is prima.’
We verlaten de kelder en nemen de trap terug naar de begane grond. We zijn bijna boven, als ik een bekende naar beneden zie lopen.
‘Mees,’ zeg ik enigszins ademloos en kom tot stilstand op de trap.
‘Kitty.’
Een tree boven mij blijft hij staan en kijkt me aan. Geen van beiden weten we wat we moeten zeggen.
‘Ik moet even naar het toilet,’ zegt Aïsha subtiel en ze loopt vlug verder de trap op, waardoor we met z’n tweeën achterblijven.
‘Je logé?’ raadt Mees.
Ik knik. ‘Ja.’
‘Je was op weg naar boven?’
Nog een knikje.
‘Ik loop wel even met je mee,’ zegt hij en draait zich om, waardoor de betovering verbroken wordt en ik me ook weer kan bewegen.
‘Heb je anders zin in een kop koffie?’ vraagt Mees als we naast het museumcafé tot stilstand komen.
‘Is thee ook goed?’ vraag ik plagerig.
Hij knikt. ‘Natuurlijk.’
We lopen naar binnen.
‘Zoek jij anders vast een plekje,’ stelt Mees voor. ‘Dan haal ik iets te drinken.’
Terwijl ik naar een tafeltje loop, stuur ik Aïsha een appje waar ze me zo kan vinden. Mees staat inmiddels bij de kassa en ik kijk toe hoe hij zijn pinpas boven de betaalautomaat houdt. Zijn donkere haar is vandaag met iets meer zorg dan normaal in model gebracht en hij draagt een net blouseje, iets wat ik deze vakantie ook nog niet eerder heb mogen aanschouwen. Hij draagt er een blauwe spijkerbroek bij, die zijn billen mooi accentueert. Hij ziet er eigenlijk best goed uit.
‘Alsjeblieft, een kop thee.’ Hij zet twee koppen op tafel en legt een zakje rooibosthee bij die van mij. ‘Deze drink jij altijd, toch?’
Ik glimlach. Hij heeft opgelet; ik drink inderdaad altijd rooibosthee op het werk. ‘Lekker, dankjewel.’ Vlug haal ik het theezakje uit de verpakking en hang het in mijn kopje.
‘Ben je al lang in het museum?’ vraagt hij nieuwsgierig als hij ook is gaan zitten.
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, we hebben alleen de tentoonstelling beneden nog maar gezien.’
‘Wij zijn er ook net,’ zegt Mees.
‘Ja, dat dacht ik al,’ mompel ik.
Hij trekt een wenkbrauw op. ‘Pardon?’
‘Nou, jullie komen steeds heel toevallig precies op hetzelfde moment aan als ik,’ verdedig ik mezelf. ‘Dat kan volgens mij geen toeval meer zijn. Dus vertel op, hoe doe je dat steeds?’
Mees probeert nog onschuldig te kijken, maar onder mijn strenge blik geeft hij zich gewonnen. ‘Toen je je tas op de boot had laten staan, heb ik erin gekeken om te achterhalen waar ik je kon vinden,’ geeft hij toe. ‘En daar zat ook je agenda met je planning in voor deze week. Die heb ik overgeschreven en ik heb dezelfde uitstapjes voorgesteld aan mijn vrienden. Toen het programma goedgekeurd was, heb ik meteen alle entreetickets online gereserveerd, zodat ik jouw tijden aan kon houden.’ Hij grinnikt. ‘Mijn vrienden vonden al dat ik me erg goed had voorbereid.’
Ik schiet in de lach en herinner me Karstens verbazing toen ik het hem net ook voor de voeten wierp.
‘Wat vond je het leukste uitstapje afgelopen week?’ vraag ik en kijk hem afwachtend aan, terwijl ik van mijn hete thee nip.
‘Ik vond verschillende uitstapjes erg leuk,’ begint hij, ‘maar velen liepen met een zoetzure smaak af.’
Ik herinner me hoe ik na het etentje in Den Burg in zijn bed belandde en hoe ik, toen ik daar de volgende dag achter kwam, woedend was vertrokken. Of hoe we elkaar hadden getroffen bij Ecomare, waar we met ruzie uit elkaar waren gegaan. Ik begrijp dat deze ervaringen een schaduw werpen over die uitstapjes.
‘En jij?’ vraagt hij. ‘Wat vond jij het leukst?’
Daar moet ik even diep over nadenken en tot mijn verrassing komt er een bizar antwoord bovendrijven.
‘Ik denk dat ik ons gesprek van gisteravond het fijnst vond,’ geef ik toe.
‘Wat?’ Hij kijkt me aan alsof hij denkt dat hij me verkeerd heeft verstaan.
‘Ons gesprek van gisteravond,’ zeg ik met meer zelfvertrouwen en ik weet dat het klopt wat ik zeg.
‘Waarom?’ vraagt hij.
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik ging naar het eiland om rust te vinden,’ zeg ik. ‘En toen...’
‘En toen kwam je mij tegen,’ maakt Mees mijn zin af. ‘In plaats van rust, vond je de stress van het kantoor ook op het eiland.’
Ik knik. ‘Dat klopt. Jij vormde een fysieke herinnering aan al die vervelende momenten.’
Hij kijkt schuldbewust naar zijn handen. ‘Sorry daarvoor. Dat was niet mijn intentie. Of nou ja, eigenlijk had ik helemaal geen intenties, aangezien ik niet wist dat jij hier ook zou zijn.’
‘Ons gesprek van gisteravond heeft de afgelopen maanden in een ander daglicht gezet,’ geef ik toe. ‘In mijn hoofd heb ik je van zoveel beschuldigd... Bij al jouw acties had ik passende drijfveren verzonnen, ervan overtuigd dat het de jouwe waren. Maar gisteren liet je me inzien dat ik door mijn gedachten bij wat er allemaal is gebeurd, dat ik door mijn interpretatie van de situatie, zelf verantwoordelijk ben geweest voor de nare emoties. Dat ik jou daar niet zonder meer zomaar de schuld van kan geven.’
Mees knikt en ik zie hem moeizaam slikken. ‘Ik wil mezelf ook niet helemaal vrijpleiten hoor,’ zegt hij vlug. ‘Ik heb het je ook niet gemakkelijk gemaakt door zo gefrustreerd te reageren.’
‘Dat klopt, maar je intenties waren goed,’ zeg ik. ‘En dat maakt een wereld van verschil. Ik dacht dat je me wilde naaien...’
Te laat realiseer ik me mijn verspreking. ‘Ik, nou ja...’ Mijn wangen kleuren knalrood en Mees schiet in de lach.
‘Ja, dat wilde ik maar al te graag,’ zegt hij plagerig. ‘Maar dan wel op een positieve manier voor ons allebei.’
Nu schiet ik ook in de lach.
‘Ik denk dat ons gesprek van gisteravond veel betekent voor mijn genezingsproces,’ zeg ik zacht, als we uitgelachen zijn. ‘Ik vind het bijvoorbeeld ineens een stuk minder erg om eraan te denken dat ik straks weer met je samen moet werken.’
Zijn mondhoeken krullen omhoog in een brede glimlach. ‘Gelukkig maar. Want als ik straks de zaak overneem van Hans, wil ik jou graag houden.’
Mijn blik haakt zich vast in de zijne en ik weet niet wat ik terug moet zeggen op de boodschap die eruit spreekt. Want wat zeg je terug als iemand je laat weten dat hij je het liefst ter plekke zou verslinden?
Warmte trekt vanuit mijn onderbuik omhoog richting mijn hart, richting mijn wangen. Het voelt niet onplezierig.
‘Ah, daar zijn jullie.’
Ik knipper met mijn ogen en het moment is voorbij.
‘Je hebt ons gevonden,’ zeg ik schor. ‘Mees, dit is Aïsha, mijn beste vriendin.’ Ik kijk haar veelbetekenend aan. ‘Aïsha, dit is Mees.’