Dankwoord
Wie een biografie schrijft dient ook naar anderen te luisteren. Veel mensen hebben meegeholpen mijn visie op Alberts te vormen of te nuanceren. Hun namen vermeld ik hierna alfabetisch. Ik ben allen even dankbaar voor hun genereuze medewerking: Louise Elisabeth Abbott-Alberts, Reinoud Alberts (die de Erven A. Alberts vertegenwoordigt), Wim Alings, Lucette Bletz-Dobbelmann, Daan Cartens, Anthony Dekker (ondanks zijn plotselinge zwijgen), Gillis Dorleijn, Nienke Feis, Klaas de Groot, Greetje Heemskerk, Jan Heerze, Mirjam van Hengel, Henk Jansen, Trinette Koomen, Gemma Nefkens, Wim Noordhoek, Wouter van Oorschot, Joke Reynders, Rob van Schaik, Saskia van Schaik, K. Schippers en Harry van Wijnen.
Het NIOD, het Nationaal Archief, het Nederlands Productiefonds en het Letterkundig Museum zijn mij zeer behulpzaam geweest. In het Nationaal Archief bleek het Gerretsonarchief niet alleen poëzie van Alberts te bevatten maar ook een twintigtal brieven van hem. Het weekblad De Groene Amsterdammer, waarvan ik sinds 1980 medewerker ben, opende zonder enig probleem zijn rijke archief voor mij. Ik mocht komen wanneer ik wilde en kopiëren zoveel ik wilde.
Vanaf het begin hebben de uitgevers Menno Hartman en Wouter van Oorschot en de Erven A. Alberts mijn idee om een biografie over Alberts te schrijven ondersteund. De redactionele begeleiding van Menno Houtman, Merijn de Boer en Jaap Blansjaar heb ik zeer gewaardeerd.
Het idee om over leven en letteren van Alberts te schrijven heb ik te danken aan mijn vrouw Ingrid Baal en aan mijn zoons Camiel en Daniël.