181

Ik zie alles.

Daarom hou ik niet van nieuwe plekken. Als ik op een plek ben die ik ken, zoals thuis, of op school, of in de bus, of in de winkel, of op straat, heb ik bijna alles wat daar is al eerder gezien en hoef ik alleen maar te kijken naar wat er veranderd of verplaatst is. Bijvoorbeeld, op school was in de klas een keer de poster van Shakespeares Globe van de muur gevallen en dat zag je doordat hij iets meer naar rechts terug was gehangen en er drie blauwe rondjes kleefspul op de muur links van de poster zaten. En de volgende dag had iemand CROW AFTOK als graffiti gespoten op lantaarnpaal 437 in onze straat, dat is die voor nummer 35 staat.

Maar de meeste mensen zijn lui. Ze kijken nooit ergens naar. Ze werpen een vluchtige blik zoals dat heet, en vluchtig is hetzelfde woord als vlug en betekent ook oppervlakkig, dus alleen aan de buitenkant. En de informatie in hun hoofd is heel simpel. Als ze bijvoorbeeld op het platteland zijn, kan dat zijn:

  1. Ik sta in een wei vol gras.
  2. Er staan een paar koeien in de wei.
  3. Het is zonnig met een paar wolken.
  4. Er staan wat bloemen tussen het gras.
  5. Er is een dorp in de verte.
  6. Er is een omheining met een hek erin aan de rand van de wei.

En dan zien ze verder niets meer omdat ze iets anders denken, zoals: O, wat is het hier mooi, of: Heb ik het gas nou wel uitgedaan? of: Zou Julie al bevallen zijn?*

≡ Dit is echt waar want ik vroeg aan Siobhan waar mensen aan dachten als ze naar iets keken, en toen zei ze dit.

Maar als ik op het platteland in een wei sta zie ik alles. Ik weet bijvoorbeeld nog dat ik op donderdag de 15de juni 1994 in een wei stond omdat vader en moeder en ik naar Dover reden om de veerboot naar Frankrijk te nemen en we deden wat vader noemde de toeristische route nemen wat betekent over kleine weggetjes rijden en tussen de middag in de tuin van een café eten, en we moesten stoppen omdat ik moest plassen, en ik liep een wei met koeien in en toen ik geplast had bleef ik staan en keek naar de wei en zag deze dingen:

  1. Er staan 19 koeien in de wei, waarvan er 15 zwart met wit zijn en 4 bruin met wit.
  2. Er ligt een dorp in de verte waarvan 31 huizen zichtbaar zijn en een kerk met een vierkante toren en geen spits.
  3. Er lopen opstaande randen die ruggen heten door de wei wat betekent dat het in de Middeleeuwen een akker was waarop mensen die in het dorp woonden elk een rug hadden om te bewerken.
  4. Er zit een oude plastic zak van Asda in de heg, en een platgedrukt Coca Cola-blikje met een slak erop, en een lang stuk oranje touw.
  5. De noordoosthoek van de wei is het hoogst en de zuidwesthoek het laagst (ik had een kompas bij me omdat we op vakantie gingen en ik wilde weten waar Swindon was als we in Frankrijk waren) en de wei loopt iets af van de lijn tussen deze twee hoeken zodat de noordwesthoek en de zuidoosthoek iets lager liggen dan wanneer de wei een hellend vlak was.
  6. Ik zie drie verschillende soorten gras en twee kleuren bloemen tussen het gras.
  7. De meeste koeien staan met hun kop naar de hoge kant van de wei.

En er stonden nog 31 dingen op deze lijst van dingen die ik zag maar Siobhan zei dat ik ze niet allemaal hoefde op te schrijven. En het betekent dat het heel vermoeiend is als ik op een nieuwe plek ben omdat ik al die dingen zie, en als iemand me naderhand vroeg hoe de koeien eruitzagen, kon ik vragen welke koe, en kon ik ze thuis tekenen en zeggen dat een bepaalde koe zo gevlekt was:

En ik besef nu dat ik heb gelogen in Hoofdstuk 13 want ik zei dat ik geen grapjes kon vertellen, want ik ken toch 3 grapjes die ik kan vertellen en die ik snap en een daarvan gaat over een koe, en Siobhan zei dat ik niet hoefde te veranderen wat ik in Hoofdstuk 13 heb geschreven omdat het niet uitmaakt want het is geen leugen, alleen maar een verduidelijking.

En dit is de grap.

Drie mannen zitten in de trein. Een van hen is econoom en een is een beoefenaar van de logica en een is wiskundige. En ze zijn net de grens met Schotland overgegaan (ik weet niet waarom ze naar Schotland gaan) en ze zien door het raam van de trein een bruine koe in een weiland staan (en de koe staat evenwijdig aan de trein).

En de econoom zegt: “Kijk, de koeien in Schotland zijn bruin.”

En de beoefenaar van de logica zegt: “Nee. Er zijn koeien in Schotland waarvan er minstens één bruin is.”

En de wiskundige zegt: “Nee. Er is minstens één koe in Schotland die één bruine kant lijkt te hebben.”

En dat is grappig omdat economen geen echte wetenschappers zijn, en omdat beoefenaars van de logica helderder denken, maar wiskundigen zijn het best.

En omdat ik alles zie is het als ik op een nieuwe plek ben net als wanneer een computer te veel dingen tegelijk doet en de centrale processor vastloopt en er geen ruimte meer is om aan andere dingen te denken. En als ik op een nieuwe plek ben en er zijn daar een heleboel mensen is het nog moeilijker want mensen zijn niet zoals koeien en bloemen en gras en ze kunnen tegen je praten en dingen doen die je niet verwacht, dus moet je alles zien wat er op die plek is, en ook moet je nog eens dingen zien die zouden kunnen gebeuren. En soms als ik op een nieuwe plek ben en er zijn een heleboel mensen is het net of er een computer vastloopt en moet ik mijn ogen dichtdoen en mijn handen voor mijn oren houden en kreunen, wat net is of je op CTRL + ALT + DEL drukt en programma’s afsluit en de computer uitzet en weer opstart, zodat ik me kan herinneren wat ik doe en waar ik heen moet.

En daarom ben ik goed in schaken en wiskunde en logica, want de meeste mensen zijn bijna blind en zien de meeste dingen niet en er is een heleboel extra ruimte in hun hoofd en die zit vol met dingen die geen verband hebben en onnozel zijn, zoals: Heb ik het gas nou wel uitgedaan?