Ik zou maar niet zo lachen als ik jou was

Mijn duim maakt korte beweginkjes over het scherm van mijn telefoon. Naar rechts, naar rechts, naar rechts. Ik zou wat kunnen werken, de was opvouwen, een vriendin bellen. In plaats daarvan bekijk ik foto’s op mijn telefoon. Honderden foto’s. Ik ben bij gisteren begonnen en veeg mezelf terug in de tijd.

Het eerste plaatje is een jongen op straat. Bruine benen, bruine armen. Op weg naar de supermarkt. Ik maakte de foto om te laten zien dat we weer in de stad waren; kijk, we zijn thuis. Zie je die boodschappentas? We gaan onze lege koelkast vullen. Op de foto’s daarna is het nog vakantie. Strand, een zonsondergang, ontelbare pogingen tot selfies. De eerste zomer.

Na de eerste zomer komt de eerste lente. Een verjaardag, een dansles, een tafel met vier stoelen op een balkon. Daarna beweegt mijn duim naar de eerste winter op het schermpje. Ik draag een muts en lach. Alsof ik het niet koud had. Een paar bewegingen later is de muts af, nog wat vaker met mijn duim naar rechts en het is herfst. En dan, vlak voor het weer zomer zal worden, is hij er weer. Zijn we weer samen.

Ik bekijk de foto’s het liefst achterstevoren. Een paar keer heb ik het andersom gedaan. Naar links, naar links, naar links. Ik was helemaal aan het begin gaan staan en ging vooruit in de tijd. Op de eerste foto staan we met z’n tweeën. Gekleed voor een feestje. Lachend. Ook dan is het net herfst geworden.

De keren dat ik de foto’s in de goede volgorde bekeek, gleed mijn duim eerst licht over het scherm. Sinterklaas en kerst, ontbrekende tanden in een melkgebit. O ja, zo ging het toen. Maar gaandeweg zag ik alleen mezelf nog maar en werd ik onrustig. Alsof ik de vrouw op de foto’s moest waarschuwen. Ja, het ziet er allemaal wel leuk uit zo, met die ijsjes en uitjes en zondagmiddagen in de tuin, maar vlak om de hoek staat pijn te wachten, samen met kou en verdriet. Dus ik zou maar niet zo lachen als ik jou was en een beetje opletten.

Hoe vaker ik mijn duim naar links bewoog hoe harder die stem begon te praten. Pas nou op. Dit gaat fout. De onwetendheid op de foto’s was niet om aan te zien. Tegen de tijd dat de vrouw op de foto’s een muts droeg, mompelde ik boos tegen het scherm: ‘Ik had het toch gezegd, dat het koud zou worden.’

Nu kijk ik alleen nog maar achterstevoren. Ook deze ochtend weer. Onder mijn duim is het inmiddels hoogzomer geworden en zie ik ons weer samen. Het ergste is dan al achter de rug.