-
‘Hoe oud ben je?’
‘Zeventien.’
‘Zeventien. Mijn god.’
‘Waar woonde u toen u zeventien was?’
‘In Beijing.’
‘Sprak u Chinees?’
‘Natuurlijk sprak ik Chinees. Op de kostschool waar ik zat was Chinees de voertaal, ook al zaten er vooral kinderen van buitenlanders. Mag ik je even onderbreken?’
(…)
‘Is dit een opdracht van school?’
‘Ik heb het zelf bedacht, maar ik krijg er wel veel punten voor omdat ik helemaal naar Detroit reis en interviews doe. Dat doen de meesten niet.’
‘Zo dus. En wat interesseert je dat je hier helemaal naartoe komt?’
‘Dat vroeg mama ook al. Het komt door opa natuurlijk; het klinkt misschien gek, maar soms wou ik stiekem dat ik toen leefde en niet nu, ik bedoel het niet verkeerd, ik weet hoe erg het vroeger was, dat heeft opa me allemaal verteld en ik ben dankbaar dat jullie toen… maar nu is het soms of… Ik weet niet hoe ik het moet zeggen, ik…’
‘Wat vind je niet leuk aan deze tijd dan?’
‘Dat niemand geïnteresseerd is.’
‘In wat?’
‘In alles. Ze denken alleen aan geld.’
‘O.’
‘Mama vertelde nooit iets over opa of over uw vader. Ze snapt ook niet dat ik hier ben.’
‘Maar ze verbiedt het je niet, heb ik gelijk? Heb je het haar uitgelegd?’
‘Ze is altijd druk. En ze vindt dat je vooruit moet kijken. Dat zegt ze echt zo. Dat het zonde van de tijd is om in het verleden te duiken. Dat je dan vergeet te leven. Ze zegt dat opa bang was om te leven toen zij zo oud was als ik, maar dat geloof ik gewoon niet. Ik denk dat ze dat zegt omdat ze bang is dat ik op hem lijk.’
‘Waarom zou ze daar bang voor zijn?’
‘Weet ik niet. Ze wil gewoon dat ik carrière maak en met een goede man trouw, de rest interesseert haar niet.’
‘Ik denk dat je moeder heel trots is op je. En je opa ook, denk je ook niet?’
‘Was uw vader trots op u?’
‘Ik hoop het.’
‘U bent toch predikant?’
‘Dat was ik. Een jaar geleden ben ik vervroegd met pensioen gegaan, toen duidelijk werd dat moeder niet meer beter zou worden. Ze heeft de laatste zes maanden bij ons gewoond. Mijn vrouw en ik hebben haar verzorgd.’
‘Dat spijt me.’
‘Ik ben blij dat ik… Wat was je vraag?’
‘Bent u trots op uw vader?’
‘Natuurlijk. Dacht je van niet?’
‘Jawel.’
‘Maar…’
‘Het lijkt me behoorlijk eng als je weet dat de sheriff en de Ku Klux Klan je vader als de vijand zien omdat hij… Als je klein bent bedoel ik.’
‘Ik was altijd bang als hij alleen de deur uit ging. Maar ik was ook gewoon een kind dat gewone kinderdingen deed.’
‘Wat voor kinderdingen?’
‘Kikkers vangen in de sloot. Of van die rivierkreeftjes. Achter ons huis was een greppel.’
‘En dan was u niet meer bang?’
‘Als er rellen waren was het mijn taak de kamer te bewaken waar de wapens en munitie lagen opgeslagen. Mijn vader had me die opdracht gegeven. Daardoor had ik minder angst. Voelde ik me belangrijk.’
‘Kan ik me voorstellen. Was u niet bang om dood te gaan?’
‘Nee. Ik was bang dat mijn vader of moeder doodging.’
‘Volgens mijn leraar geschiedenis was dominee Martin Luther King tegen uw vader vanwege die wapens.’
‘Vader vond dat we ons moesten verdedigen. We hadden geen keus. Hij heeft nooit iemand gedood.’
‘Maar hij werd het land uit gejaagd. Dominee King is een held.’
‘King werd vermoord. Ben jij altijd zo serieus?’
‘Misschien.’
‘Wat wil je worden?’
‘Opa zegt dat ik moet gaan studeren en advocaat worden of zoiets. Journalist. Wist u vroeger wat u wilde worden?’
‘Ik? Nee. Maar daar waren we ook niet echt mee bezig.’
‘Hoe was het op Cuba? Jullie kwamen toch op Cuba terecht toen jullie weg moesten uit Amerika?’
‘Een andere wereld. Iedere dag scheen de zon.’
‘U moest Spaans leren.’
‘Dat ook.’
‘Was dat moeilijk?’
‘Ik was elf. Hoe jonger je bent, hoe sneller je een vreemde taal leert.’
‘Had u heimwee?’
‘Naar Monroe? O nee. Ik miste mijn grootouders en de andere familie, maar verder niet. Toen nog niet tenminste.’
‘Opa zegt dat Monroe nog even racistisch is als vroeger. Het is alleen meer verborgen nu, zegt hij.’
‘Heeft hij gelijk?’
‘Nee. Misschien. Ik weet niet.’
‘Waarom zegt hij dat dan?’
‘Voor mij?’
‘Hoezo voor jou? Wil hij je bang maken?’
‘Nee nee.’
‘Wat dan? Je grootvader houdt van je.’
‘Hij zegt altijd dat hij hoopt dat het iets heeft uitgehaald wat hij vroeger heeft gedaan. Voor ons, voor mij. Misschien wil hij dat van me horen omdat hij gauw doodgaat.’
‘Roy? Is hij ziek? Dat wist ik niet. Sorry. Dus dit is ook een beetje… Mijn hemel. Hij is een van de laatsten… Sorry… Wat staat er nog meer op je briefje?’
‘Was uw vader een voorbeeld voor u of wilde u juist anders zijn? Toen u terugkwam in Amerika was u negentien toch? U had op Cuba gewoond met uw ouders, in China. Ik vroeg me af, wanneer ben je een zelfstandig iemand? Ik bedoel, wanneer was u niet alleen maar de zoon van Robert F. Williams en werd u uw eigen persoon?’
‘Pardon?’
‘Wanneer…’
‘Ik hoorde je wel. Ik heb daar alleen nooit zo over na…’
‘Hoe…’
Opname stopt. Batterij leeg.