-

New York City, augustus 1961

Ik kon mijn ogen niet afhouden van de diepe vouwen in de nek van oom Will; als overkokende melk bolde de huid over de boord van zijn overhemd. Telkens wanneer hij bij een kruising naar links of naar rechts keek rekten de plooien uit als dik elastiek. Ik stootte Bobby aan. Hij schudde van nee. Hou op. We zaten op de achterbank van de lichtgroene Chevrolet en reden door Manhattan. Ik durfde amper naar buiten te kijken waar de torenhoge gele en grijze gebouwen zich uit leken te rekken en voorover te buigen als reuzen zodra wij erlangs reden. Het was net of ik in een draaimolen zat. Vanuit mijn ooghoeken zag ik auto’s, vrachtwagens, taxi’s voorbijflitsen; hordes mensen die langs kleurige, chique winkeletalages marcheerden. En hoe langer we onderweg waren, hoe abstracter en schitterender de beelden werden, hoe meer de straatgeluiden van motoren, claxons, sirenes versmolten tot één hoge pieptoon. Zolang mijn blik haakte aan de nek van oom Will, die me deed denken aan de nek van een neushoorn of een olifant omdat die ook altijd te ruim in hun vel leken te zitten, werd ik tenminste niet misselijk en draaierig.

Tante Betty zat naast oom Will. Ze waren niet echt onze oom en tante, dat kon ook helemaal niet, want ze waren wit, maar tante Betty had gezegd dat zolang Bobby en ik bij ze in hun grote huis in Brooklyn logeerden, ze voor ons zou zorgen als waren we haar eigen vlees en bloed. Zo zei ze het, vlees en bloed, en ik moest meteen denken aan de stukken vlees in de vitrine van de slager in Monroe.

Tante Betty had rood haar en een gezicht vol sproeten. Als ze in het licht stond was het alsof er goud van haar af straalde. Ik had geen idee hoe oud ze was; ze kon net zo goed twintig zijn als veertig. Ze had een blauwe jurk aan met witte bolletjes. Ze had geen kinderen met oom Will. Ze had gezegd dat het beter was dat oom Will niet precies wist wie we waren.

Ik stootte Bobby nog eens aan.

‘Wat?’ Geïrriteerd keek hij voor zich uit; wreef de slaap uit zijn ogen.

Ik wilde alleen maar dat Bobby me even aankeek of in mijn arm kneep of zijn hand op mijn knie legde of een por gaf, om te weten dat hij zich net zo raar voelde als ik, alsof we zopas uit de lucht waren gevallen.

‘We zijn er bijna,’ zei oom Will. Ik had geen idee waarnaartoe we onderweg waren. ‘Kelly?’ zei hij en het duurde even voor ik besefte dat hij het tegen mij had. Ik was Kelly junior. Bobby was Jock.

‘Ja, meneer?’

‘Alsjeblieft, Kelly. Moet ik me een oude man voelen? Het is oom Will voor jou.’

‘Goed, oom Will.’

Hij keek vluchtig naar zijn vrouw. ‘Wat is er met die jongens? Ze zijn zo…’

Tante Betty draaide zich om en knipoogde samenzweerderig naar me. ‘Alles is nieuw voor ze, Will. Dit is New York. Ben je vergeten hoe het was toen jij hier voor het eerst kwam?’

‘Ja ja. Dat zal wel.’ Hij keek in de achteruitkijkspiegel. ‘Alles goed daar achterin? Zin in een hotdog of iets anders?’

‘Ja, meneer,’ zei Bobby en sloeg zijn hand voor zijn mond. ‘Ja, oom Will, bedoel ik.’

Oom Will schoot in de lach; zette de autoradio aan. Muziek, lage bastonen trilden door de auto. Padadam pam. Padadam pam. Padadam pam. Padadam pam. Padadam. Tante Betty boog zich voorover en draaide de volumeknop naar rechts. ‘Dit is mooi!’ riep ze en keek naar ons. ‘Dit liedje kennen jullie toch wel?’ De zanger zette in. When the night/ has come/ and the land is dark/ and the moon/ is the only/ light we’ll see. Ze bewoog haar hoofd op de maat van de muziek, klapte in haar handen en met een hoge schelle stem begon ze mee te zingen. ‘O darlin’, darlin’/ stand by me/ oh stand by me/ oh stand by me…

Nu stootte Bobby mij aan. Ik zag dat hij amper zijn lachen kon inhouden.

If the sky/ that we look upon/ should tumble and fall/ or the mountains should crumble to the…

‘Ben E. King,’ gilde ze boven de muziek uit. ‘I won’t cry/ I won’t cry/ no I won’t shed a tear…

Oom Will knipoogde in de achteruitkijkspiegel en schudde zijn hoofd, als om zich te verontschuldigen voor het uitbundige gedrag van zijn vrouw. Aan de manier waarop hij daarna naar tante Betty keek, een beetje schalks, verlegen bijna, zag ik dat hij zich helemaal niet schaamde maar juist trots was, en in een fractie van een moment leken we een gewoon gezin: vader, moeder en twee zonen op een dagje uit. Het was zaterdag.

Het orkest speelde de melodie. Tante Betty hield haar hoofd schuin en legde haar hand even op de arm van oom Will. ‘Oh, stand by me/ stand by me…’ Toen stopte de muziek. ‘Hier volgt een opsporingsbericht,’ zei een mannenstem plechtig. ‘De Federal Bureau of…’ Ik zag dat tante Betty de radio uit wilde zetten maar oom Will hield haar tegen. ‘Laat nou even.’

Ze keek over haar schouder naar mij, maar ik kon niets aflezen uit haar blik. Zag alleen dat ze haar schouders optrok en haar voorhoofd fronste. ‘Voortvluchtig… kidnapping,’ zei de stem op de radio. ‘Robert F. Williams.’ Alsof iemand me in mijn maag stompte. Ik keek naar Bobby, die met zijn rug naar me toe zat en naar buiten keek. ‘Grote hoeveelheid wapens… extreem gevaarlijk…’

Tante Betty keek me nog steeds aan, haar blik bezorgd nu, en ik dacht terug aan wat ze ons die eerste ochtend toen oom Will naar zijn werk was had ingeprent. ‘Jullie zijn Kelly junior en Jock Young,’ zei ze, ‘zonen van Frederick en Amelia Young uit Mobile, Alabama, vrienden van vrienden. Jullie ouders zijn arts en voor werk op reis in Zuid-Amerika. Onthouden jullie dat? Jullie zijn hier voor vakantie. Nog een keer. Zeg me na: Kelly junior en Jock…’

We zaten in de keuken aan de ontbijttafel. Ze leunde voorover en ik zag de diepe snee tussen haar bleke zachte borsten. Ik kon mijn ogen er niet van afhouden. Bobby had me onder tafel tegen mijn schenen geschopt. Opletten! ‘Oom Will is lief maar soms drinkt hij een glaasje te veel en dan flapt hij er zomaar wat uit. Beter dat hij van niets weet. Jullie zijn Kelly en…’

‘Het is me wat,’ zei oom Will.

‘… bellen naar,’ zei de stem, ‘… 8-7117.’

Bobby draaide zich om. Zijn mond was een rechte streep. Zonder me aan te kijken pakte hij mijn hand en kneep er een paar keer in, heel kort, als een soort morseseinen. Niks laten merken. Zijn hand voelde zweterig. Koud. In ieder geval waren we samen. Ik moest plassen. Op de radio was weer muziek. Een hoge mannenstem. … this heaven from one/ if you must cling to someone/ now and forever/ let it be me… Of waren het twee stemmen? Ik dacht aan mama; haar dikke haar als een krans rond haar gezicht. Ze lachte zoals alleen mama lachte wanneer ze mijn gedachten las. ‘Het komt helemaal goed, Johnny.’ Niet aan denken. … we meet love/ I find complete love… Mijn ogen brandden. Mijn lijf voelde vreemd hol, alsof mijn armen en benen niet bij mij hoorden. … let it be me…

Tante Betty zette de radio uit.

‘Niet mooi?’ vroeg oom Will.

‘Veel te zoet.’

‘We zijn er.’ Hij manoeuvreerde de Chevrolet naar de kant van de weg. Achter ons werd driftig getoeterd. ‘Als jullie hier uitstappen zoek ik een parkeerplaats. Heb je geld voor tickets, Betty?’ Hij boog voor haar langs en duwde het portier open. ‘Gauw. Ik zie jullie bij de ingang, oké?’

We stapten uit. Tante Betty pakte ons allebei bij de hand alsof we kleuters waren en toen het voetgangerslicht op groen sprong, staken we de brede weg over. Ik schaamde me dood.

‘Dat deden jullie heel goed daarnet,’ zei Betty. Ze liet onze hand los. We stonden bij een groot wit gebouw met dikke pilaren. Het leek wel een paleis. Op de trap ernaartoe zaten een paar oudere jongens en meisjes sigaretten te roken en te praten. Ze sloegen geen acht op ons.

‘Ik moet plassen,’ zei ik.

‘Museum of Natural History,’ las Bobby. Hij kneep zijn ogen dicht tegen het felle licht. Het gebouw stak scherp af tegen de strakblauwe hemel.

‘Oom Wills idee,’ zei tante Betty. Ze wees naar het statige gebouw. ‘Hij zou een goede vader zijn.’ Het klonk alsof ze het tegen zichzelf zei. Ze sloeg haar ogen neer, zuchtte diep. ‘Kom op, jongens.’

Ik betrapte mezelf erop dat ik me verheugde naar binnen te gaan. Thuis had ik boeken over het heelal en de sterren en planeten, het ontstaan van de aarde. Papa had die voor me meegebracht van zijn reizen.

Papa.

‘Schiet nou op.’ Tante Betty stond boven aan de trap. Door het helle licht zag ik alleen haar omtrekken. Ze leek een meisje, zo dun en sprietig. Ik had het idee dat we al heel lang bij haar en oom Will logeerden.

Bobby duwde in mijn zij en rende naar boven. Ik volgde hem. Het was of ik zweefde; de lucht rook anders dan thuis, ijler, en de hemel zag er zo doorzichtig uit, zo eindeloos en leeg dat het leek of we aan het einde van de wereld waren. Manhattan was toch een eiland? In Monroe was er altijd een duidelijke horizon en er waren bergen in de verte en de lucht was dikker, vochtiger, heter, als een laag dons op je huid. Ik moest heel nodig plassen.

Tante Betty had al entreekaartjes gekocht. ‘We wachten hier op Will.’

‘Waar is de wc?’ vroeg ik.

Aan een zwarte man in een donkerblauw uniform vroeg tante Betty waar de toiletten waren. Het was een grote man met kort grijs haar en diepe sneeën in zijn voorhoofd. Hij keek van mij naar tante Betty en weer naar mij. Knipoogde naar me en glimlachte alsof hij me kende. ‘Daar links is het herentoilet, jongeman.’ Weer een knipoog. Wat wist hij? Had hij het opsporingsbericht op de radio soms gehoord?

Ik rende de koele marmeren hal door naar de mannen-wc. Gelukkig was er niemand. Ik deed een plas en waste mijn handen. Ik legde mijn handen op het koude steen van de wastafel en boog voorover, mijn gezicht heel dicht bij de spiegel. ‘Ik ben Kelly junior en Bobby is Jock,’ zei ik hardop en ik schrok hoe hol mijn stem klonk in de lege ruimte. ‘Kelly en Jock Young,’ fluisterde ik. Ik keek naar mezelf, naar een versie van mezelf die nieuw was en lichter in het bleke witte licht dat als een soort mist in het herentoilet hing. ‘Kelly junior Young.’ Hoe langer ik keek, hoe meer ik samenviel met mijn nieuwe naam. Zo raar was het helemaal niet hier te zijn in het Museum of Natural History met tante Betty en oom Will. ‘Jullie moeten heel sterk zijn en je aan elkaar vasthouden,’ had papa gezegd bij het afscheid in New York. Het was nog niet eens licht buiten. Ik was net wakker. ‘Ik vertrouw op jullie.’ Ik keek naar mijn ogen in de spiegel. Ik ben Kelly junior. Ik schudde mijn hoofd. Hier volgt een opsporingsbericht. Op een of andere manier lukte het me niet de verschillende werkelijkheden bij elkaar te brengen, alsof er iets haperde in mijn kop. Ik opende mijn mond en trok mijn gezicht in een grimas. Ik ben Kelly junior. Ik vond het leuk dat we in het museum waren. Ik schaamde me dat ik dat voelde.

In de spiegel zag ik de deur openzwiepen en tante Betty stak haar hoofd om de deur. ‘Waar blijf je? Will is er al.’

‘Handen wassen,’ zei ik maar en toen ik me omdraaide was ze alweer verdwenen. Ik hoopte alleen dat ze niet had gezien dat ik daarnet zo raar naar mezelf stond te kijken. Ik wilde dat ze me aardig vond.