19
‘Ik maak mij zorgen over mijn lichaam’
•••
In het Hollands Dagboek van Adèle Bloemendaal, dat op 2 oktober 1982 in NRC Handelsblad stond, figureerde ook een Grote Onbekende. Ze duidde hem aan als ‘de jongeheer G.’ en beschreef zijn bezigheden in warmbloedige zinnetjes als: ‘De jongeheer G. kamt met zijn vingers mijn nekhaar.’ En even later: ‘Ik logeer in Den Haag in een beeldig, schaars ingericht pand, laat mij achternazitten en vangen door de jongeheer G. en geniet een korte nachtrust.’
Maar in datzelfde stuk schreef ze ook dat ze spoedig een eind zou maken aan hun samenzijn: ‘Ik maak mij zorgen over mijn lichaam. Ik heb al tien dagen niet getraind. De jongeheer G. en ik hebben ons langdurig en ernstig misdragen. Ik kom tot een wreed besluit: ik zal enige tijd alleen doorbrengen. Thuisgekomen blijkt mijn kind tot dezelfde conclusie te zijn gekomen. Hij zit aan de keukentafel op mij te wachten en houdt mij voor dat ik geen achttien meer ben. Ik zeg: breek mij de bek niet open, stel hem gerust en vertel hem van mijn decisie.’
Wie deze jongeheer G. was, bleef lange tijd onbekend. Pas twintig jaar later onthulde Adèle zijn identiteit in een Privé-interview. Hij was Johan Geertsema, zestien jaar jonger dan zij en zoon van VVD-prominent Molly Geertsema, oud-fractieleider in de Tweede Kamer, voormalig minister van Binnenlandse Zaken en destijds Commissaris van de Koningin in Gelderland. Ze had hem een maand of drie eerder zien zitten in café-restaurant Warstein in de Spuistraat, vond hem ‘een beeldige jongeman’ en zette zelf de eerste stap. Toen hij zijn tafel verliet om naar het toilet te gaan, liep zij dezelfde kant op. Ze wachtte bij het gangetje waar hij weer tevoorschijn zou komen. Daar sprak ze hem aan met de woorden: ‘Ik vind u bijzonder aantrekkelijk en zou graag kennis met u maken. Ik geef u mijn telefoonnummer, u kunt ermee doen wat u wilt. Alstublieft.’
De volgende dag belde hij om een afspraak te maken. Hij bewoonde het koetshuis achter het herenhuis van zijn ouders aan de Laan Copes van Cattenburch in Den Haag. Zijn ouders onderhielden hem; zelf had hij volgens Adèle inkomen noch ambities. Wel bleek hij uitstekend te kunnen koken. In haar witte Mini reed ze naar hem toe. En twintig jaar nadien wist ze nog precies wat hij haar voorzette: een salade met coquilles en stukjes kreeft en een voortreffelijke witte wijn. Vervolgens nam hij haar mee naar het Haags Gemeentemuseum, aldus haar Privé-relaas. ‘Dat was trouwens het enige culturele dat we die middag hebben gedaan.’ Na hun museumbezoek keerden ze terug naar Geertsema’s koetshuis, waar hij haar graag de slaapkamer liet zien. Hij strooide bloemblaadjes in het badwater en zette een koeler met champagne neer. De volgende ochtend reden ze naar Amsterdam, waar hij voorlopig niet meer van wijken wilde weten.
Nog nagenietend schetste ze het zwoele beeld van een hyperromantische zomer vol zonnige dagen en warme nachten: ‘Het was fantástisch. In Amsterdam huurden we af en toe een bootje met kajuit en heel veel kussens, zodat we ons indien gewenst konden terugtrekken […] Als we hadden gegeten, liepen we hand in hand met onze champagneglazen naar buiten. Dan zwierden we over de grachten, dansten op straat en lieten, als we langs een bodega of café kwamen, de glazen weer bijvullen. Hij in zijn mooie pak, ik met blote benen en op hakjes, in mijn creatie van Frans Molenaar.’
‘Heb je van Johan gehouden?’ vroeg de Privé-verslaggeefster.
‘Nee... ik heb van hem genoten!’ antwoordde Adèle.
Langer dan die ene zomer kon hun romance echter niet duren. In het najaar moest ze het besluit nemen waarover ze ook in haar Hollands Dagboek schreef. ‘Schat, ik heb het heerlijk met je gehad,’ zei ze naar eigen zeggen tegen haar jonge minnaar, ‘maar ik moet je iets duidelijk maken over mijn beroep. Het is absoluut niet mogelijk om zo’n leuke relatie als wij hebben te combineren met mijn werk, dat zeer veel uren eist. Het is hard aanpoten en er gaat ook veel tijd in reizen zitten. Ik kan me je niet meer veroorloven, we moeten ermee stoppen.’
En op zijn vraag of hij haar af en toe nog mocht bellen: ‘Nee. Geen gebel. Dat is niet clean. Het is leuk begonnen, we hebben een paar verrukkelijke weken gehad, laten we het ook goed eindigen. Wees blij met wat we gehad hebben. Ik had het in elk geval héérlijk met je.’
Zo eindigde hun vrijage. Daarna zagen ze elkaar nooit meer. Adèle reageerde zelfs verrast toen de verslaggeefster haar vertelde dat Johan Geertsema al in 2000, op 51-jarige leeftijd, aan longkanker was overleden. Dat wist ze niet. Na de zomerse geneugten had ze zich weer op het werk gestort – en in het daaropvolgende najaar gebeurde er zoveel dat de herinnering aan de jongeheer G. snel vervaagde.
Het onverwachte succes van Adèle’s keus bracht een stroom van publiciteit op gang. Een van de velen die kort na de perspremière een interview wilden, was Ton van Dijk van de Haagse Post. Ondanks de grote drukte gaf Adèle hem alle ruimte. Hij mocht met haar mee naar haar vaste bloemenman, waar ze acht bossen witte bloemen kocht om die thuis te verdelen over acht vazen in haar witte interieur. En later die middag zagen ze elkaar op afspraak terug in Splash, de favoriete fitnessclub binnen de grachtengordel, waar Adèle de interviewer uitnodigde om samen bloot in het Turkse bad plaats te nemen: ‘Ik doe dit meer en liever dan de sauna. De stoom is beter voor je huid.’ Maar bij nader inzien wilde ze toch ook de sauna nog even in: ‘Even het hart een opdonder geven.’ Na deze ongebruikelijke interviewlocatie (‘wel leuk hè, weer eens wat anders’) zetten ze het gesprek voort in Warstein, met artisjokken en mosselen. En ten slotte reed Van Dijk haar naar het theatercafé van de Rotterdamse Schouwburg, waar ze later op de avond een ingekorte versie van Adèle’s keus moest spelen.
Onderweg zei Adèle dat ze nu pas, bijna op haar vijftigste, enig artistiek houvast had gevonden: ‘Dit is nu eigenlijk mijn eerste carrière, mijn allereerste. Vóór die tijd kwam ik terecht in een paar leuke voorstellingen, enig om te doen, maar het waren toevalstreffers. Het is nu eigenlijk voor het eerst dat ik me bezighou met mijn werk op zo’n intense manier.’ Ze vertelde hoe paradoxaal haar huidige situatie was: op tournee langs piepkleine zaaltjes die allemaal uitverkocht waren. Met andere woorden: ‘Zelfs nu is het nog zo dat ik nog nooit zoveel succes heb gehad terwijl ik zo weinig verdien.’
De boekingen in de kleine zaaltjes dateerden natuurlijk nog van vóór de verrassende perspremière. De juichkritieken zouden pas in het volgende seizoen, vanaf het najaar van 1983, hun vruchten kunnen afwerpen. Het kostte Jacques Senf in elk geval weinig moeite een nieuwe tournee voor die periode te organiseren in de grotere theaters.
Maar intussen hadden de enthousiaste recensies en de vele interviews ook nog een ander effect. Nooit eerder werden haar zoveel aanbiedingen voor aantrekkelijke schnabbels gedaan. En de opvallendste van allemaal kwam van het maandblad Playboy. Voelde ze, op haar vijftigste, iets voor een blote fotoreportage?
Het eerste telefoontje kwam van Playboy-redacteur Mick Boskamp, wiens ouders (Hans Boskamp en Nan Boda) in 1961 samen met Adèle hadden meegespeeld in het mislukte theatershowtje van Johnny Kraaijkamp. Op de redactie van het blootblad was dat verhaal bekend, omdat Boskamp junior het tijdens zijn sollicitatiegesprek had verteld. Toen op de redactie het idee ontstond Adèle Bloemendaal te laten poseren, lag het dus voor de hand dat hij het eerste contact zou leggen. Ze kenden elkaar immers, al was Boskamp desijds nog maar een dreumes geweest.
In het VNU-gebouw in Haarlem Schalkwijk, waar ook de Playboy-redactie zetelde, liep Boskamp naar een leeg kamertje, zodat zijn collega’s hem niet zouden afluisteren. Zenuwachtig, met trillende hand, draaide hij Adèles telefoonnummer. Nadat de telefoon twee keer was overgegaan, hoorde hij haar fameuze stem. Hij begon uitvoerig te vertellen wie hij was en waarom hij belde, maar ze begreep meteen waarom ze Micky Boskamp aan de lijn had en onderbrak hem met de vraag: ‘Wanneer gaan we de foto’s maken, snoes?’
Het telefoontje streelde niet alleen haar ijdelheid, maar paste bovendien uitstekend in de strategie voor de herneming van Adèle’s keus in de grotere theaters. Volgens de planning zou ze in september 1983 in de Playboy staan, precies tegelijk met het begin van de nieuwe tournee. Een betere publiciteitsstunt liet zich niet indenken.
‘Deze fotoproductie heeft bijna een jaar in beslag genomen,’ schreef hoofdredacteur Jan Heemskerk in de inleiding bij de fotoreportage. ‘Eerst zette zich Playboys Jan Heemskerk meermalen aan Adèles keukentafel, waarbij hij werd besprongen door haar siamezen en alwaar hij onder het gebruik van veel koffie Adèles optreden in dit blad voorbereidde. Toen ten slotte het idee voor elke foto vaststond, ging Neerlands meest getalenteerde comédienne de studio van Huf binnen.’
Het was háár idee Paul Huf, peetvader van de Nederlandse glamourfotografie, te vragen. Ze verzon eveneens het basisidee voor de foto’s: een monkelende knipoog naar haar leeftijd, die immers zo evident in strijd leek met de fruitige buitenkant die hier tentoon werd gesteld. Daarbij stelde ze tevens de eis dat zij zelf de bijschriften zou schrijven – dan zou ze tenminste zeker weten dat de ironie niet verloren zou gaan.
En zo geschiedde: in de bijschriften werd melding gemaakt van stramme ledematen, een knie ‘gans in het ongerede’, ‘een aanval van jicht’ en ‘verkilde knoken’, onder het motto ‘ouderdom komt met gebreken’. Terwijl de foto’s het voyante tegendeel lieten zien.
In een inleidend stukje schreef Adèle zelf dat het haar met het stijgen der jaren steeds moeilijker viel zichzelf en anderen serieus te nemen. Ze zag zichzelf dus ook niet in bloedige ernst poseren voor schaars geklede foto’s. Daarom had ze hoofdredacteur Heemskerk enkele prangende vragen voorgelegd: ‘Als je me toestaat een situatie te bedenken waarin ik mezelf amuseer, tot mijn gerief kom, dan wil ik dat wel. Mag ik doen wat ik wil? Rottigheid uithalen, esthetisch en toch geestig? Mag ik bijvoorbeeld naakt in een rolstoel?’
Heemskerk had alles goedgevonden. ‘Een mooie gelegenheid,’ aldus Adèle, ‘om de vloer aan te dweilen met alle associaties die mensen met bejaarden hebben: vies, derderangs, seniel en licht belachelijk. Als ik met mijn zoon aan het joggen ben in het Vondelpark of ik bedrijf de daad met een heer, voel ik me noch vies, noch derderangs, noch seniel, noch licht belachelijk. Als de aderverkalking toeslaat, zie ik wel wat ik doe.’
Playboy trok die septembermaand veel aandacht. ‘Het werd niet het bestverkochte nummer,’ constateert Mick Boskamp, ‘maar ik vond het wel de leukste naaktreportage die ooit in de Nederlandse Playboy had gestaan.’ Wat Adèle voor de tweedaagse fotosessie kreeg, is altijd onbekend gebleven. Maar haar doel was bereikt: prikkelende promotie voor Adèle’s keus.
Dat gold, zij het in iets mindere mate, ook voor Adèle’s fitness boek, dat een maand later verscheen bij uitgeverij Elsevier. Het was een idee van Adèle zelf, die er niet voor terugdeinsde om stevig te leunen op het voorbeeld van de Amerikaanse filmactrice Jane Fonda. In lichtvoetige bewoordingen beschreef ze de diverse oefeningen en wat ze daarmee zelf had bereikt. Opnieuw waakte ze voor een te serieuze toon. Fitness-fanatisme was haar vreemd; ze wilde graag in vorm blijven, maar niet ten koste van alles. Het was niet haar bedoeling alles af te zweren wat leuk en lekker was: ‘Een mens is geen robot en er is niets zo goed als af en toe door de rooie te gaan.’
In zo’n tweehonderd verschillende sportschoolposes – in eenzelfde soort strakgespannen gympakje als Jane Fonda destijds droeg – liet ze zich fotograferen door Jorge Fatauros, voormalig danser en intussen een gerenommeerd balletfotograaf. Hij denkt er met genoegen aan terug, zegt hij: ‘Adèle was een heel soepele vrouw met een prachtig mooi lichaam. Een leuk wijf, met veel humor, en een sexy dame. Ze kon alles doen wat je vroeg. Ze had heel goed danseres kunnen worden als ze die typische dansdiscipline had gehad. Maar die lag niet in haar aard.’
Sexy en geestig gingen zelden zo goed samen als bij Adèle Bloemendaal. Dat bleek in diezelfde periode ook in een spotje dat sindsdien tot de reclameklassiekers behoort. Sinds het begin van de jaren zestig, toen ze samen met collega Aart Brouwer in hippe wintersportkledij poseerde voor een folder van de Amsterdamse sportwinkel Perry van der Kar, was Adèle al menigmaal in reclamecampagnes verschenen. De meest recente dateerde uit 1982, toen ze een duo met Sylvia de Leur speelde in enkele spotjes voor het postorderbedrijf Wehkamp. Maar haar grootste reclamesucces volgde een jaar later.
Het verhaal begint bij het reclamebureau FHV/BBDO, waar een nieuwe campagne moest worden gemaakt voor de chocoladereepjes van het merk Bros. De opdracht lag op het bureau van copywriter Jan Willem Lodder en art director David Palmer. Ze moesten iets verzinnen wat ‘licht en luchtig’ zou zijn. ‘We hebben toen bedacht dat we een bubbly personality nodig hadden,’ aldus Lodder, ‘een beetje zoals Goldie Hawn destijds was.’ En ze legden een lijstje van kandidaten aan, met namen als Jenny Arean, Elsje de Wijn en de pas ontdekte Jonna Koster, die een paar jaar eerder was opgevallen in de film Andy, bloed en blond haar. In één middag schreven ze een script, waarin de hoofdrolspeelster in een bad lag en met haar moeder belde.
Via via hoorde Adèle Bloemendaal dat er audities werden georganiseerd in het Amstel Hotel, ten overstaan van de Engelse reclamefilmer Brian Byfield die het spotje zou regisseren. En ze besloot zichzelf nogal nadrukkelijk naar voren te schuiven. Ze wist zelfs al wat ze ging zeggen als de heren een vijftigjarige te oud zouden vinden. ‘Ze heeft ons daar iets verteld wat nog niemand in Nederland mocht weten,’ zegt Linda Kiphardt, die bij FHV/BBDO als tv-producer werkte. ‘Ze ging namelijk nog weer even een faceliftje doen. Daar kon ze het geld voor de commercial goed voor gebruiken. Ze kreeg er 15 000 gulden voor – een pittig bedrag, maar niet excessief.’
Adèles auditie overtuigde de reclamemakers volledig. Zij kreeg de job. De opnamen zouden worden gemaakt in een studio in Londen.
Linda Kiphardt: ‘Adèle werd van huis gehaald. We hadden afgesproken op Schiphol. Daar ging ze eerst nog even shoppen. We hadden haar verteld hoe laat ze bij welke gate moest zijn. Maar toen het tijd werd, konden we haar niet meer vinden. Het is zelfs omgeroepen, maar daar kwam geen reactie op. Toen zijn wij toch maar naar het toestel naar Londen gegaan en hebben aan boord nog bij de stewardess naar Adèle gevraagd. De uitkomst was dat ze in het toestel naar Parijs bleek te zitten. Nog net op tijd is ze daaruit gehaald en op de volgende vlucht naar Londen gezet.’
De reclamemakers gingen naar het knusse, elegante Covent Garden Hotel. Adèle had die naam echter verkeerd onthouden en arriveerde bij een hotel dat The Cadogan Gardens heette. Daar werd ze opgepikt en naar het juiste adres gereden.
‘Ze was a little girl in de grote wereld,’ vertelt Lodder. ‘Heel zenuwachtig, in alle staten. Het ijs werd een beetje gebroken toen we aan de praat raakten over Brecht en dat soort mannen. Daar wilde ze graag over praten. ’s Avonds wilde ze niet meer met ons eten, maar al om halfacht naar haar kamer. We hebben haar toen niet meer gezien. Ze wilde ook nog naar de kapper, terwijl er op de set natuurlijk legio kappers zouden rondlopen. De volgende ochtend stond ze volgens afspraak om halfnegen klaar, met haar koffers en haar beautycase.’
In de studio stond het bad klaar, gevuld met water dat steeds kouder werd. De reclamefilmers wisten echter een oplossing; ze vulden het bad met pingpongballen en hingen er kerstboomballen boven. Het beeld behoefde er immers niet volstrekt realistisch uit te zien; een ietwat surrealistische overdrijving paste des te beter bij het script.
Lodder: ‘Adèle vertoonde volstrekt geen diva-achtig gedrag. Ze was heel coöperatief. Tijdens de shooting heeft ze vier uur lang in dat bad gezeten.’
Kiphardt: ‘Als ze in en uit het bad moest, stond er een kleedster klaar om haar een witte badjas aan te trekken. Gaandeweg werd ze daar makkelijker in, dan liet ze die badjas gewoon een stukje openvallen. Daar kwamen natuurlijk technici en decorbouwers zo vaak mogelijk naar kijken.’
Lodder: ‘Ze hoefde nauwelijks geregisseerd te worden. Alles verliep letterlijk volgens het script. Behalve dat ze opeens ‘Bros, Bros, Bros!’ riep. Dat was háár idee, ter plekke verzonnen. En dat is uiteindelijk het grote succes van de commercial geworden.’
Nog slechts één detail ontbrak na de opnamen. De reclamemakers wilden hun filmpje afsluiten met Adèles iconische schaterlach. Ze was echter niet in staat die op commando te produceren. Maar dat probleem kon eenvoudig worden opgelost. Op een van de geluidsbanden bleek al zo’n lach te staan. Zonder dat Adèle ervan wist, werd die bestaande lach onder het laatste beeld gemonteerd.
‘En toen zagen we een heel andere Adèle,’ hervat Lodder. ‘Ze heeft ons echt uitgescholden en ze dreigde een advocaat op ons af te sturen. Ze wilde er extra geld voor. Een halfuur hebben we staan bekvechten. Na ruggenspraak met een advocaat hebben we die lach toch gebruikt. Daar is ze toen heel kwaad om geworden. Ze wilde niet getypecast worden door die lach, ze wilde niet vast blijven zitten aan dat imago.’
Liever bepaalde ze zelf wat haar imago was.
•••