Dieven

Mensen krijgen rimpels. Sommigen worden dik, anderen mager. Er zijn er die hun haar verliezen of het juist krijgen, op ongewenste plekken. Er is altijd wel iets waaraan je kunt zien dat iemand al heel wat slagen geleverd heeft op het strijdtoneel dat leven heet. Maar hoe zie je dat een hond oud wordt?

Daans innemende hondenkop werd geleidelijk wit. De donkere eyeliner rond zijn ogen bleef onaangetast – niet alleen waterproof, maar ook anti-aging. Zijn neus bleef ook zwart, maar voelde steeds vaker droog aan. Zijn vacht werd bleker. Hij werd kalmer, geresigneerder, zou ik bijna zeggen, zoals de mensen van vroeger, als ze op leeftijd gekomen waren. Dat was voordat iedereen tot zijn laatste snik jong en fit moest blijven. Hij deelde zijn genegenheid niet meer aan Jan en alleman uit. “Boven de veertig moet je niet meer door iedereen aardig gevonden willen worden,” zei mijn huisarts toen ik die leeftijd bereikt had. Daan leek dit uit zichzelf te weten.

Maar zijn bewegingsapparaat was nog intact. Hij rende door de velden alsof hij zichzelf telkens weer bewijzen wilde dat hij het nog kon. Ook de muggenjacht werd nog steeds met ongebroken bezieling bedreven; soms ging hij zelfs met ware doodsverachting languit in het ondiepe water liggen, om af te koelen.

Hij sliep veel meer dan vroeger. Op winteravonden lag hij languit naast mijn stoel en vertoefde in een wereld waar ik hem niet volgen kon. Het waren geen fijne ontmoetingen die hij daar had, want zijn lichaam schokte en verkrampte in zijn slaap en hij stootte rare, half ingehouden blafjes uit. Tegen wat voor vijanden moest hij het daar opnemen? Het maakte hem niets uit of de televisie daarbij aanstond. Ik heb weleens uitgeprobeerd of er programma’s waren die zijn voorkeur hadden of hem tegenstonden, maar het scheen hem koud te laten wat er op het scherm te zien was. In het begin spitste hij nog weleens zijn oren bij dierengeluiden. Vooral geblaf bracht hem in verwarring: was er nog een hond aanwezig in de huiskamer? Waarom rook hij hem dan niet? Hij keek steels om naar mij om te zien hoe ik reageerde, maar omdat ik niet van houding veranderde, nam hij aan dat het loos alarm was. Hij gaapte en dommelde in. Algauw had hij door dat er virtuele honden bestonden, van wie je je niets aan hoefde te trekken. Daarmee was alles wat op het scherm gebeurde voor hem in één klap onbeduidend geworden. Wat het ook is, natuurlijk. Je kunt een hoop van een hond leren.

Zijn vermogen om vieze scheten te laten nam met het stijgen der jaren toe. In zijn geval was dat lichtelijk ontluisterend, omdat hij verder zo’n schone hond was en zo lekker rook. Nooit hingen er snotslierten of etensresten aan zijn snuit. Nooit hing er onbestemde viezigheid in zijn vacht, of onder zijn staart. Hij was een salonfahige hond, die in pousada’s overnachtte. En toch…die scheten. Het liefst als je in een boek verdiept was. Hoezeer ik me ook verschanste achter de pagina’s, de scheten kropen als rook over de randen heen en drapeerden zich dwars over het verhaal, waardoor verder lezen onmogelijk was. Tegen zoiets is zelfs de meest hoogstaande literatuur niet opgewassen. Alleen het antihondenboek van Hans Dorrestijn misschien.

§

Aanvankelijk leed zijn waakzaamheid niet onder het stijgen der jaren. Op dit gebied leverde hij nog eenmaal een hoogstandje, waardoor hij wat mij betreft als waakhond in de adelstand verheven had mogen worden.

Ik had gasten en we vertrokken met zijn allen om ergens te gaan eten. Daan liet ik in de keuken achter, omdat honden volgens de Portugese wet niet in restaurants toegelaten mogen worden. Zelfs niet op het terras. Al wist ik, als liefhebbende baas, dat Daan verre boven deze wet verheven hoorde te zijn, nog niet iedere restauranthouder was daarvan doordrongen.

Bij onze terugkeer kwam Daan me vol extatische vreugde tegemoet. Hij blafte hoog en schel alsof hij zeggen wilde: wat ik nou toch heb meegemaakt, en liep daarbij opgewonden door de keuken heen en weer. Toen zag ik dat er glasscherven op de stenen vloer lagen en keek automatisch naar boven. Het met bamboe beklede plafond is erg hoog. Langs een van de muren loopt een stenen trap, die, via een deur met een raampje erin, naar een dakterras leidt. Dat werd vroeger gebruikt om vijgen en amandelen te drogen. Bij grote hitte bracht ik er de nacht door. Overdag lag mijn matras op de trap, onzichtbaar vanuit de keuken, ‘s Avonds nam ik het onder mijn arm mee naar boven voor een nacht onder de sterren, om het ‘s morgens, zodra de zon opkwam en meteen een waanzinnige hoeveelheid licht begon te verspreiden, weer mee naar binnen te nemen.

Wat bleek? Het raampje in de deur was ingeslagen en het matras was op de keukenvloer gegleden. Iemand had de schuif van de deur opengetrokken en was, met weinig goede bedoelingen, aan een afdaling begonnen. Maar wie had hem daar grommend en blaffend en met ontblote tanden in de diepte staan opwachten? Jawel, de held van dit verhaal! Portugezen op het platteland zijn er niet aan gewend dat honden binnenshuis leven, dus er moet een afschrikwekkende werking zijn uitgegaan van het kleine monster daarbeneden. De dief heeft verschrikt rechtsomkeert gemaakt en is ervandoor gegaan zoals hij gekomen was: via het dakterras naar het weggetje achter het huis.

Dat was het wat Daan me te vertellen had en hem zo duidelijk met trots vervulde. En terecht! Sommige honden scheppen op en doen zich stoerder voor dan ze zijn. Daan liet zich nooit op zijn kwaliteiten voorstaan, maar wist daadkrachtig te handelen als het erop aankwam.