20

Ein Mädchen oder Weibchen wünscht Papageno sich

De zon brandt op mijn huid, het zand kriebelt overal. De duinpan is mijn domein voor de zondag, een territorium afgebakend met mijn handdoek, tas en een stapel kleren. Zachtjes soezel ik weg.

Een hand strijkt over mijn bovenbeen, op, neer, op, neer, bij elke streek brutaal een beetje hoger. Door mijn oogharen zie ik een blonde man, op zijn hurken naast me, geconcentreerd naar mijn benen kijken. Zijn greep wordt steviger, zijn andere hand verdwijnt in mijn shorts. Ik zie hem grinniken. Hij strekt zich naast me uit, tegen me aan, met een been over de mijne heen geslagen. We zoenen heftig, komen klaar, oververhit door de zon en de passie. Peter.

Peter woont in een fraai pand. Op zijn terras drinken we een glas wijn.

“Blijf je wat eten, of moet je weg?”

“Nee, ik heb geen plannen.”

“Heb je een vriendje?”

“Nee, ik ben vrij. En jij?”

“Ik ben ook alleen.”

Peter vraagt niet naar een carrière en ook niet waar ik woon. Laat het alsjeblieft nog even zo blijven, die vakantiestemming op zijn terras. Alsjeblieft.

De volgende morgen, als ik wegga, weet Peter dat als hij me belt, mijn huisgenoten de telefoon kunnen opnemen. Geen opgetrokken wenkbrauwen, geen vragen. Peter mag door naar de volgende ronde.

Na twee afspraakjes, met seks, is iemandje vriendje, vind ik. Dus is Peter mijn vriendje. Zijn behoefte aan seks met mij is groter dan mijn geilheid voor hem, maar ik moet niet alles in een keer willen, houd ik mezelf voor. Het is al heel wat dat een leuke vent mij wil. En ik heb het lef gehad – voor de eerste keer – om een vreemde te vertellen wat me is overkomen. Stapje voor stapje ga ik deelnemen aan zijn sociale leven. Fietsen met vrienden, bezoekjes afleggen, een mooi gesprek met Peters jonge neefje, die zijn eerste schreden in de homoscene wil zetten. Bekende beelden van een vroeger leven flitsen soms langs. Het is vertrouwd en het is tegelijkertijd uit een vorige eeuw. Ben ik zo veranderd?

Het café is bomvol met genodigden. Peter introduceert me bij een herenspan dat zijn veertigste verjaardag viert. Geslaagde nichten, kirrende vriendinnen en trots kijkende ouders luisteren naar een verantwoord vals cabaretnummer. Peter is binnen tien minuten zo dronken, dat hij alleen door de dicht opeen staande gasten overeind wordt gehouden. Ik schaam me dood en ben boos. De nieuwsgierige jarige ondervraagt me en roept naar zijn partner: “Hij is leuk, joh!” Ben ik dat?

Ik loop met grote passen naar Peters huis, hij kan me nauwelijks bijhouden door de voortdurende ongewilde omtrekkende bewegingen die hij moet maken. Thuis ploft hij neer in een stoel en blabbert dat het zo gezellig was. Hij begint in mijn kruis te graaien en geile taal uit te slaan. Gadver.

“Peter, ik moet je wat zeggen.”

“Wat is er dan, schatje?”

Schatje? Rot op. “Ik heb me aan je geërgerd. Ben je altijd zo gauw bezopen? Ik schaamde me rot, zoals je daar liep te zwalken. Ik wil verdomme trots zijn op mijn vriendje en dat was ik niet.”

Zijn ogen zijn nog nauwelijks open.

“Ik snap niet waar je het over hebt. Het was toch gezellig?”

“Nee zak, het was niet gezellig. Ik stond daar niet als Jacob, maar als ‘het nieuwe vriendje van Peter’. En die was lazarus.”

Het heeft geen zin. Ik sta op, grijp mijn jas.

“Ga je weg?” Peter kijkt me met een hoogst verbaasde blik aan.

“Je moet morgen maar even nadenken over wat ik heb gezegd. We bellen nog. Maar nu wil ik alleen maar naar huis.”