Nu moet ik toch nog even de onbegrijpelijkheid van Fok z’n lezen vastleggen. Vanmorgen leest hij het zinnetje: “Het kwam eropaan de vijand voor te zijn.” Hij maakt daarvan: “Het kwam er op – aan de vijanden voor te zijn.” Met nog een extra nadruk op ‘zijn’.
Ik laat hem stoppen. Denk natuurlijk: daar snapt hij toch klaarblijkelijk niets van.
Ik vraag: “Wat moesten ze nu?”
“De vijand voor zijn,” zegt Fok, “er eerder zijn dan hij.”
“Was dat erg nodig?” vraag ik.
“Nou, natuurlijk,” zegt Fok glimlachend.
“Zo, hoe weet je dat?”
“Het staat er.”
“Wat staat er dan?”
“Dat het erop ankwam.”
“Precies,” zeg ik heel voldaan. “Nou, begin dan nog eens.”
Ik had werkelijk weer eens hoop dat het zinnetje nu beter zou gaan. Maar Fok las weer, als een volslagen idioot: “Het kwam er op – aan de vijanden voor te zijn.”
Hilletje zuchtte duidelijk met me mee.
∗
Kort na Fok heeft toen Louis van Rijn gelezen, die eindelijk weer eens verschenen is. Juist na Foks wanhopig falen viel het me op hoe schitterend Louis van Rijn las. Ik weet absoluut zeker dat hij de les nooit eerder had gezien – maar Louis maakte de indruk haar uit z’n hoofd voor te dragen en slechts voor de vorm in z’n boek te kijken. Bij het omslaan van de bladzij bleef hij even wachten, alsof hij zeggen wou: mag ik nog verder gaan? Ik verlangde er zelf naar hem nog meer te laten lezen en zei: “Ja, vooruit maar, je hebt zoveel leesbeurten gemist, dat je nu maar eens een extra beurt moet hebben.”
“Ja,” hoorde ik hier en daar fluisterende instemming. En Louis ging door.
Ik keek tersluiks naar Fok.
Die zat ingespannen mee te lezen en ik zag hem voldaan glimlachen dat het zo fijn ging! Maar ineens scheen hij te voelen dat mijn blik op hem rustte – en hij keek op. Ik wou gauw de andere kant uitkijken – maar Fok had m’n blik net nog gevangen en we keken elkaar aan.
En toen trok Fok een waarderende snuit en zei zonder woorden: “Asjeblieft, dat is niet voor de poes, om zo te lezen.” Eigenlijk zei hij nog meer. Hij zei er bij, met z’n blije knipoogje tegen mij, dat hij ook trots was op Louis van Rijn.
∗
Ja ja, en dergelijke mysteries hanteer je maar gemoedelijk bij wijze van ambacht…