Vanmorgen, bij het in ontvangst nemen van het schoolgeld en het spaargeld, zei Fok, met een eigenaardige blik op m’n tafeltje: “Je kan nou de hele maand goedkoop naar Artis, voor een kwartje. Maar me vader kan geen vrije dag krijgen, anders gingen we vast.”
Ik kreeg een kleine schrik: “Ben jij al eens in Artis geweest?” vroeg ik, het beroerde antwoord van ‘Nee, nog nooit’ al vermoedend. Maar iemand als Fok zit nooit helemaal in de put en dus antwoordde hij: “Er in nog niet, maar wel genoeg van buitenaf gezien. Ik weet een stuk hek, daar kan je zomaar de zeeleeuwen zien zwemmen, gewoon voor niks.”
Ik glimlachte. “Maar er in zou je toch ook wel eens willen, hè. Nou Fok, als we met de school gaan, is het nog goedkoper, dan kost het maar een dubbeltje…”
Tegelijk raakte ik aan het twijfelen: was ik niet al eens met dit stel geweest? Zeker, natuurlijk, we waren al eens geweest!
“Maar we zijn immers verleden jaar ook al in Artis geweest, wel ja, wie was dat ook weer, die zo bang was bij de apenkooi, dat de apen haar hoed zouden pakken?”
Fok keek me aan, met z’n hoofd schuin. “Nee, als we geweest waren, zou ik het niet meer weten!” sprak hij hartig en ik voelde wat dat in de geest van Fok een enorm feest was geworden: eens naar Artis te gaan; er in te mogen.
“Nou, maar dan gaan we eens. Zo gauw mogelijk. Niet in september. Als we gek waren: het is er nou alle dagen stikvol, je kunt nergens behoorlijk bij om te kijken…”
Ongemerkt had ik me tot de hele klas gericht en ze luisterden allemaal zo gretig, dat ik vanzelf op m’n gemak en smakelijk ging uitweiden:
“…Nee, we gaan er in oktober naartoe. Op een mooie dag. Dan is er bijna niemand anders dan wij. We bekijken alles op ons gemak. Niets geen gedrang. We staan overal eerste rang. We zien de roofdieren voederen…”
“De leeuw vreet gewoon een stuk van een paard op,” interrumpeerde Wim Vaes geestdriftig.
“Nou,” ging ik door, “zo erg is het niet. Maar dat zullen jullie allemaal zelf wel zien. We nemen desnoods ieder onze eigen papegaai om mee te praten, zo weinig mensen zijn er om die tijd. Enfin, het is afgesproken. In oktober.”
“Vanmiddag het dubbeltje meebrengen?” vroeg Marietje de Boer, die blijkbaar vond dat alvast betalen de meeste zekerheid gaf. Maar ik dacht: oppassen, vandaag voor de meesten al schoolgeld en voor allemaal al spaargeld – nu ineens nog een dubbeltje extra, dat geeft voor veel kinderen thuis gemopper. Laat ze eerst maar eens wat dagen de ouders ook ‘opwarmen’ met hun blijde verwachtingen van dat Artis-bezoek, dan komen de dubbeltjes veel makkelijker ‘los’. En dus zei ik:
“Nee, nog maar niet. Ik waarschuw wel als het zover is.”
∗
Na het speelkwartier had ik het al flink te pakken van Artis: in plaats van geschiedenis – wat kon mij en de kinderen op dat moment nou geschiedenis schelen – ben ik van Artis gaan zitten vertellen. Wou eerlijk beginnen met de beschrijving van de wandeling door de tuin die we zouden maken. Maar de jongens bleken in het speelkwartier ruzie gehad te hebben over ‘zeehonden of zeeleeuwen’ en Fok interpelleerde me daarover, zodra hij bemerkte dat ik het over Artis wou hebben. En toen ben ik aan de gang gegaan over die zeeleeuwen. Ik geloof eigenlijk dat ik mijn herinnering aan het laatste bezoek daarbij wel wat erg mooi heb gemaakt…maar enfin, m’n klas is er heilig van overtuigd: alleen al die duikerij van de zeeleeuwen is een bezoek, en een dubbeltje, waard.
Toen we afliepen, vroegen er op de trap een paar of ze de olifanten ook ‘kregen’ en ik antwoordde uit de grond mijns harten van ja. Het was een beetje lastig, zo onder het aflopen, anders had ik waarachtig daar op de trap al m’n eerste anekdote van de olifant aan de man gebracht!
En wat wil het toeval? Vanmiddag onder tekenen begonnen de meisjes weer een gezamenlijke aanval op het geheim van mijn verjaardag. Ik verweerde me, maar ontkwam ten slotte niet aan de belofte: ik zou ook trakteren op m’n verjaardag. Nee, vooruit zeggen deed ik het niet, maar ze zouden het wel merken: als ik op een goeie dag trakteerde, dan wisten ze meteen wel waarom het was.
En terwijl ik zo sprak, kreeg ik het idee: ik trakteer jullie op een bezoek aan Artis.
∗
Het is een schitterende oplossing. Geen gezeur met dubbeltjes, nergens thuis gemopper, bij geen één kind angst of moeder het dubbeltje wel zal meegeven, bij geen één kind groothouderij van niet mee te mogen, omdat het al zo dikwijls is geweest. We gaan allemaal. Het is veel geschikter traktatie dan het snoeperijtje dat ik in vroegere klassen van me op 3 oktober meebracht en dat toch ook geld kostte. Ik begrijp niet dat ik er vroeger nooit aan gedacht heb; als m’n verjaardag nu in het laatst van de maand viel, dan zou het wat anders geweest zijn. Maar de derde – dan kan het altijd nog wel zo’n buitensporigheidje lijden…