Oktober
Woensdagmiddag

Gistermiddag is die Van der Hoop op school geweest en heeft bijna de hele tijd bij Van der Lee in de klas gezeten. Ik heb het pas om vier uur gehoord en dus in zalige onwetendheid op een vulkaan gedanst; hij moet mijn lokaal voorbijgelopen zijn op hetzelfde moment dat ik de natuurkunde de nek omdraaide! Eigenlijk is het gevaar nog veel erger van afmetingen geweest – dat heb ik vanmorgen ontdekt: mijn hele ‘rondwandelende’ schrift was nergens te vinden. Gistermiddag kwam naar aanleiding van Van der Hoops visite het ‘parade-schrift’ ter sprake en toen overviel mij de onrustige gedachte: “He, dat is me de laatste weken eigenlijk ontgaan.” Ik had het op mijn manier zo vernuftig geregeld: op de eerste pagina in volgorde de namen gezet, dan kon het verder automatisch rondgaan. En het ging automatisch rond; telkens als ik, voor de klas op schriftelijk werk aanviel, eventjes vroeg: “Wie heeft het klassenschrift?” – dan bleek het zaakje al in orde te zijn; zodat ik langzamerhand die navraag maar achterwege liet. Maar gistermiddag overviel me de twijfel: was dat automatische circuleren de laatste weken doorgegaan?

En vanochtend vroeg ik dan ook dadelijk nadat de bel gegaan was: “Dat is waar ook, wie heeft op het ogenblik het klassenschrift?” Er volgde een merkwaardig stilzwijgen; en onwillekeurig wendde ik me tot Fok, die als algemeen factotum van me toch ook zekere verantwoordelijkheid draagt.

“O, dat schrift waar we op de beurt in moesten schrijven?” vroeg Fok rustig.

“Ja,” zei ik een beetje nijdig, “het klassenschrift, het gewone klassenschrift.”

“O,” zei Fok weer, “o, ik dacht dat dat allang vol was.”

“Ja,” bemoeide zich Lodewijk Tamminga nu er mee, “ja, we hadden er allemaal al in geschreven toch?”

“Wie heeft er het laatst in geschreven?” vroeg ik een beetje schreeuwend.

Achteraf beschouwd een onzinnige vraag, want niemand kon natuurlijk weten of hij nu juist de laatste was geweest. Er kwam dan ook geen één vinger.

“Kijk eens allemaal in je kastje of het erin ligt,” commandeerde ik. De kinderen gingen ijverig aan het zoeken – een paar snelden er naar de plaatsen van de verzuimers, om daar in het kastje te kijken.

Maar natuurlijk, het schrift werd nergens gevonden.

“Dan ligt het ergens in de kast,” concludeerde ik; en ofschoon Fok heel beslist van nee schudde, stapte ik naar mijn kast. Met een oogopslag zag ik dat er nergens een afzonderlijk schrift lag – als het er was, dan moest het zitten tussen één van de stapeltjes. Maar ik had weinig zin om dat dadelijk te onderzoeken en zei dus: “Fok, we gaan straks de hele kast desnoods uithalen, het schrift moet er zijn.”

Na schooltijd heb ik met Fok alle stapeltjes schriften nagegaan – zonder resultaat. Voor securiteit hebben we met ons tweeën nog in alle banken ook gekeken – nergens het klassenschrift. Het is een geheimzinnige geschiedenis. “Laatst heb ik het toch nog gezien, gut, wie zat er ook weer in te werken?” zei ik. Maar Fok haalde z’n schouders op en dat maakte me weer nijdig: “Waarom heb jij eigenlijk nooit eens gewaarschuwd dat er niemand in het klassenschrift werkte?” vroeg ik.

“Ja,” zei Fok, met een rustigheid die me weer kalmeerde, “ik dacht dat het niet meer hoefde, hier in de vijfde.”

“Hier in de vijfde…maar zolang is toch dat schrift nog niet weg?”

“Nou, een aardige tijd al,” zei Fok.

Ik begrijp er niets van. Ja, wel dat het gebruik in de slof is gebleven; dat is natuurlijk mijn schuld. Of…schuld, schuld – ik heb ook eigenlijk wel wat anders aan mijn hoofd dan dat malle nutteloze paradeding te verzorgen; ik heb er nooit wat voor gevoeld. En de kinderen hadden er positief het land aan. Maar dat het schrift zo radicaal verdwenen is, zo spoorloos weg, dat snap ik niet. Natuurlijk, op een goeie dag heeft de één of ander die aan de beurt was om erin te schrijven, het ‘vergeten’. Misschien een verzuimer. Toen is de circulatie gaan hokken. Het hoeft helemaal nog geen opzet te zijn geweest van de klas. Net zomin als het opzet van mij was, al had Van der Hoop dat nooit geloofd. Wat dat betreft, ben ik er aardig doorgerold! Ik zal morgen meteen een nieuw wandelschrift in circulatie geven en dat in vredesnaam maar geregeld controleren, of het blijft rondlopen…

Het verdachte is echter dat het oude wandelschrift nergens te vinden is.