11

Koster had gebracht en nooit meer iets van zich had laten hooren, hoe de vrouw zich ten slotte getroost had met de gedachte, den knaap later voor zich te laten werken en op die manier te laten betalen, wat de moeder was schuldig gebleven.

Je kan er zooveel aan helpen, vervolgde vrouw Koster, dat je tenminste wat

geld kunt thuisbrenge en je eigen kost ophale...

'k Wil slape, zei Kruimeltje, zonder verder op die bewering in te gaan.

D'r is hier niks meer voor je te slape of te ete... eerst wat cente thuisbrenge... het is Zaterdagavond en je hebt goed kans op een paar stuivers... Wat heb je daar in je zak... geef hier...

Nee, dat geef ik niet, schreeuwde Kruimeltje, dat is een krentebol, die ik van

den bakker gekregen heb.

Geef dan dadelijk hier, gilde het wijf, die lusten we hier ook wel en jij kan wel

weer nieuw halen...

Ze rukte den bol uit Kruimeltjes hand en begon hem smakelijk op te eten. Kruimeltje beet zich op de lippen van ingehouden woede en spijt. Toen draaide hij zich met een ruk om en liep de kamer uit. Buiten trok hij de deur met een slag toe.

En de sneeuw daalde neer in dichte, groote vlokken, als een eindeloos gordijn. Het was koud en er waren weinig menschen meer op straat. De winkels sloten en doofden hun lichten, alleen in een bakkerij was het nog druk. Het was er warm en gezellig. De lucht van versch gebak drong naar buiten en hij zag de menschen in den winkel hun manden vullen met brood en koeken. Hij zag den bakker druk nog in de weer en opeens klonken hem weer die voorden in de ooren:... warme krentebollen worden niet voor dat tuig gebakken. ...

Chr. van Abkoude, Kruimeltje