12

De sneeuw lag nu meer dan een voet hoog en met lekke schoenen waadde hij er door. De sneeuw smolt in zijn schoenen en hij kreeg natte voeten. Maar het hinderde hem niet... hij dacht er over na, hoe het mogelijk was, dat een moeder haar kindje in den steek kon laten... Bij een vrouw als vrouw Koster... en er dan nooit meer naar omzien... nooit meer...

Hij stak zijn hand in den zak, waar zooeven nog de warme krentebol was, en een

met moeite bedwongen snik ontsnapte hem.

En almaar sneeuwde het... sneeuwde het... sneeuwde het...

Chr. van Abkoude, Kruimeltje