28

'n hoop goud en zilver datter an hong... je kon de boom haast niet zien vanweges al die balle en gouwe dinge... en kijk is, daar hong een oorlogschip an de boom... en daar een sabel... en 'n harmonica en een verfdoos en een sjakoo en een leesboek en... en...

Joehoe-oe-oe... klonk het van den overkant. Dat was Keesjes signaal.

Kees, kom hier, kijkeris watten boom. Oooo... die heb 'k van de week al gezien. Da's de grootste van de heele stad.

Op je ooge, zei Keesie, d'r staat er een in de Hoogstraat nog veel hooger. Nou deze is wel vijftig meters hoog.

Vijftig? Ga nou gauw weg... wel honderd.

Ga je mee naar de bioscoop? inviteerde Kruimeltje. Charlie Chaplin vandaag. Ja vooruit... kom mee.

Kruimeltje zette het weer op een rennen, gevolgd door Keesie. Bij een banketwinkel

stond Keesie stil, doorzocht z'n zakken.

Wat zoekie? vroeg Kruimeltje.

Me stuivertje... me zondagsche stuivertje van me vader... o, hier is het. Ga je wat koope?

Een plak sjokela... hier in die winkel.

't Was gauw gehaald en Keesie brak het in tweeën, Kruimeltje de helft gevend. Toen gingen ze op weg naar het bioscoop-theater, waar ze altijd wel gratis toegang wisten te krijgen. Groote platen waren boven den ingang opgehangen en ook in de vestibule waren tal van afbeeldingen omtrent de fi lms, die binnen vertoond werden. Een groepje voorbijgangers stond er naar te kijken en de twee vriendjes voegden zich erbij, om zich te overtuigen, wat ze te zien zouden krijgen.

Maar opeens tikte een man Kruimeltje op den schouder.

Chr. van Abkoude, Kruimeltje