31

Kruimeltje, zei ze, je pleegmoeder wil je zien.

Hij ging naar het ziekbed en keek naar de arme vrouw. Toen begon hij opeens

heel hard te huilen.

Maar Vrouw Koster glimlachte pijnlijk en zei op fl uisterenden toon:

Huil niet,... Kruimeltje... niet om mij... kind, kind... nou zie ik het... ik ben niet goed voor je geweest... te laat nou... te laat... ik voel, dat ik ga... Kruimeltje... in de onderste la... van het cabinet... in den hoek... zie je het... zie je het? Kruimeltje opende de aangewezen lade en vond er een klein doosje.

In het doosje ... vervolgde de zieke op nauw hoorbaren toon, een envelop... heb

je het?

Ja, ik heb het, vrouw Koster, zei Kruimeltje.

Goed... niet openen... niet openen... vanavond... morgen... niet nu... O mijn kind, vergeef me... wat ik je aangedaan heb... vergeef me... Laat me nu slapen... ik ben zoo moe... zoo moe...

Toen sliep ze in om nooit weer te ontwaken.

Chr. van Abkoude, Kruimeltje