39

Zesde hoofdstuk.

Hoe Kruimeltjes Vader spoorloos verdween.

H ier wachtte de verteller even.

Hij porde het kacheltje nog eens op en stopte een versche pijp. Terwijl hij die

aanstak, vroeg Kruimeltje:

En ging mijn vader toen vechte met die manne? Wilkes lachte.

Ho-ho, niet zoo haastig, zei hij, laat me rustig uitvertellen, of vind-je het geen

mooi verhaal?

Nou en òf... maar vertel nou's van vechte...

Wacht maar, dat komt ook. Nou dan, toen we rond den heuvel geloopen waren, waar we den rook hadden gezien, bemerkten we drie mannen, die om een vuurtje zaten. Ze kookten hun avondeten, dat hadden we al gauw gezien. Twee ervan sprongen verschrikt op, toen ze ons met den ezel zagen aankomen.

Hallo daar... goeien avond! riep je vader hun toe.

Een gemompel was het antwoord. We kwamen naderbij en noemden onze namen,

vertelden waarheen we gingen en hadden in minder dan drie

Chr. van Abkoude, Kruimeltje