71

lucht kreeg en een groote vlam hem tegemoet sloeg. De ontelbare, snel vuurvattende koopwaren brandden als pek en met verbazingwekkende snelheid grepen de vlammen om zich heen Wilkes deed een snellen sprong achterwaarts en sloeg de deur weer dicht. De plotselinge schrik sloeg hem op de keel... hij wilde schreeuwen... gillen om hulp... maar er kwam geen geluid... Het kamertje vulde zich nu geheel en al met rook...

De brandende olie gaf een verstikkenden walm, die de ademhaling belemmerde en radeloos van angst rende Wilkes naar de hangkast, waar Kruimeltje en Moor lagen te slapen. Hij trok den jongen met een ruk overeind en plotseling keerde zijn spraakvermogen terug.

Vooruit... d'r uit... de heele winkel staat in brand!!!!

Kruimeltje opende de oogen en schrikte van den rooden gloed.

We moeten er door... we moeten er door, schreeuwde Wilkes, er is géén andere

uitgang.

En het vuur in den winkel snorde als in een enorme kachel, de vlammen verslonden de kistjes en doozen, het olievat stond op het punt te bezwijken en leek op zichzelf wel een vuurzuil. Het was gelukkig, dat het niet luchtdicht afgesloten was, anders zou een hevige ontplof fi ng het gevolg geweest zijn.

Haastig greep Wilkes een ijzeren kistje met waardevolle papieren in de eene hand, griste met de andere zijn kleeren van een stoel en trapte de deur in. Een zuil van vuur sloeg hem in het gelaat, maar bliksemsnel greep hij de hand van Kruimeltje, die snel zijn lompen bij elkaar gepakt had. De winkel was nu ééne vuurmassa... en Wilkes deinsde een oogenblik terug voor de ontzettende hitte. Het meeste vuur was echter aan de muurzijde, waar de meeste koopwaren lagen opgestapeld, terwijl

Chr. van Abkoude, Kruimeltje