86

Kruimeltje op beslisten toon. We laten mekaar nooit in den steek. De agent fl uisterde den Vader iets in het oor, waarop deze knikte.

Toen werd Kruimeltje naar een groot vertrek gebracht, waar een twintigtal jongens bijeen zaten. Hij was ervan overtuigd, dat Moor buiten op hem wachtte en hier blijven in dit gesticht deed-ie toch nooit.

Wat hij echter niet zag, was dat de agent Moor aan het touw meenam. De hond keek herhaalde malen om, of zijn vriendje niet achter hem aankwam. Een paar malen zelfs trachtte hij zich los te rukken, maar de agent had hem stevig vast en nam hem mede naar het bureau, waar straks de hondewagen wel weer verschijnen zou, om de opgevangen dieren van den vorigen dag af te halen. Die werden dan naar het hondepark gebracht en indien de eigenaar zich niet binnen drie dagen aanmeldde, pijnloos afgemaakt.

Ondertusschen maakte Kruimeltje met zijn nieuwe omgeving kennis en kwam hij al gauw tot de ontdekking, dat de kans van ontvluchten niet heel moeilijk was. Het gebouw bevatte een eetkamer, een speelzaal, een waschlokaal en op de bovenverdieping was de slaapkamer en de woning van Vader en Moeder Keyzer. De ruime kamer, waar Kruimeltje werd binnengeleid, en waar een aantal kinderen om een lange tafel geschaard zaten, was de eetzaal. Alles was er kraakzindelijk en wel onderhouden, er was orde en netheid in alles. De kinderen waren er echter minder goed aan toe, ieder droeg zijn eigen kleeding of wat hem daarvoor gegeven was. Daar had je bijvoorbeeld Spijker, een jongen van elf jaar, die zijn naam eer aandeed, want hij was net zoo dun en mager als een spijker. Hij was een dankie-meheer-

Chr. van Abkoude, Kruimeltje