105

wanhopigen sprong, hoog over Moor en Kruimeltje heen en kwam precies in den trog terecht. In zijn ijver om den vluchteling te pakken, sprong Moor hem na en beide dieren verdwenen in het taaie deeg.

Goeie genade... riep de bakkersknecht uit, mijn deeg...!!

Kruimeltje schaterde het uit van het lachen en viel op een kist neer, zijn buik vasthoudend en de beenen omhoog gooiend. In den trog scheen een ware storm te woeden, klonters deeg vlogen omhoog, links en rechts... want ondanks de papperige massa, die hem zijn bewegingen belette, trachtte Moor den rat te pakken te krijgen. De rat maakte wanhopige sprongen, verblind door het deeg, dat hem in de oogen plakte. Moor had met dezelfde moeilijkheden te kampen. Het was zulk een bespottelijk gezicht, de twee dieren in het deeg te zien worstelen, dat zelfs de knecht zijn lachen niet kon weerhouden.

De tang, riep hij, Kruimeltje, haal de tang.

Kruimeltje kwam, gierend van het lachen nog, met het gevraagde aandragen en met behulp daarvan vischte de knecht den rat uit het deeg. Het dier schreeuwde van angst, maar dat hielp hem geen zier, want de knecht droeg hem naar buiten en sloeg hem dood. Kruimeltje intusschen trok Moor uit het deeg.

We zalle je maar in den oven stoppen, ouwe jongen, dan hebben we straks een

hond van koek, zei hij lachend.

Moor likte zich af, maar scheen het deeg niet bijzonder lekker te vinden, wat wel te zien was aan de vieze gezichten, die hij trok. Kruimeltje kwam hem te hulp, door het deeg met een houtje uit zijn haren te schrapen.

Intusschen was de knecht er mooi mee, want nu kon hij natuurlijk het deeg niet

meer gebruiken,

Chr. van Abkoude, Kruimeltje