126
‘ Nou ja, ik bedoel fi jn. En een echte meester, dat we hebbe. Gommes, hij is zoo lang en zoo dun en hij heit zoo'n leuke neus, net 'n ooievaar. Maar 'n echte meester, hoor... ’
Wilkes glimlachte en schudde het hoofd.
En toen Kruimeltje weer in een adem aan het vertellen, terwijl ze naar huis liepen. ‘ Nou, hij vond het niks náár op school, hoor, veel prettiger dan op die andere school, waar ze hem altijd sloegen. En hij had 'n hoop geleerd vanmorgen, nou, driemaal zes is vijftien en vier en vier is zeven... gemakkelijk genoeg, he? En hij had Tony z'n gezicht een beetje veranderd en meester had hem het bord laten
schoonmaken. Hij had zoo gauw den doek niet kunnen vinden en daarom had hij meesters zakdoek maar even uit diens zak getrokken en nat gemaakt onder de kraan. Ja, en er toen het bord mee schoongeveegd. Gommes, of de meester gek keek, toen-ie later die kletsnatte doek uit z'n zak haalde, om z'n neus te snuiten. En ze hadden gezongen, maar hij kende geen een van die versjes en toen had de meester gevraagd, of hij ook niet een liedje kon en toen was-ie gaan zingen van: Met z'n allen naar de Zaan, waar de wieken van de molens lustig gaan. ’ Hij hoefde 't niet eens uit te zingen, zoo mooi vond meester het. En toen waren ze gaan schrijven met inkt. Dat was fi jn gegaan en hij had maar vier inktvlakken gemaakt en kijk eens, zijn handen en zijn armen zaten ook heelemaal vol. Nou, dat was niks erg, he, kon je thuis best afwasschen. Maar het echtste was toch het verhaal, dat de meester verteld had. 't Was wel een beetje moeilijk geweest om te begrijpen, iets van de Vaderlandsche Geschiedenis... van... van... wist hij veel. En vanmiddag gingen ze leeren van de landkaart en al die pràchtige groote steden... Overschie, Delfshaven en Schiedam.
Chr. van Abkoude, Kruimeltje