130
Zestiende hoofdstuk.
Weer in het Gesticht. - Moeilijkheden met Moor.
M eester Leentvaar nam Kruimeltje en den hond mee naar het Gesticht, waar men op de terugkomst van het tweetal gerekend had. Nadat de onderwijzer zijn leerling aan de zorgen van Vader en Moeder Keyzer had overgelaten, werd de jongen even door den Vader onderhanden genomen.
‘ Ik wil je dan maar zeggen, ’ begon deze op zijn gewone barsche manier, ‘ dat je het niet moet probeeren, om nog eens weg te loopen. Je ziet er nu heel wat
fatsoenlijker uit, dan den eersten keer en ik verwacht van je, dat je alle liefdegaven, die je hier in ontvangst zult nemen, niet met ondankbaarheid zult beloonen. Je bent geen haartje beter dan de armste hier en ik wil, dat je dat nimmer zult vergeten. Wat den hond betreft, die kan in het schuurtje, achter in den tuin, blijven. Maar hebt het hart niet, dat je het smerige dier in huis brengt, want dan ga je er allebei uit. ’ Kruimeltje, die in den laatsten tijd niet anders dan vriendelijke, tactvolle woorden
had gehoord van zijn vrienden Wilkes en meester Leentvaar,
Chr. van Abkoude, Kruimeltje