132
‘ Wat is dat? ’
‘ Niks, ’ zei Kruimeltje, ‘ ik viel haast. ’ ‘ Zoo, kom nu mee naar de eetzaal. ’
Daar zaten al de kinderen nog precies, alsof zij in het geheel niet van tafel geweest waren, sinds Kruimeltje hen daar de laatste maal zag. Dezelfde gedweeë, dunne gezichtjes met de vreesachtige oogen, dezelfde magere leden, dezelfde armelijke kleeren. Ze keken allemaal verwonderd naar Kruimeltje, toen die binnenkwam, want hij was heel wat veranderd, sinds ze hem voor het eerst zagen.
Kruimeltje kwam weer naast Buikie te zitten en weldra bemerkte de eerste, dat de dikkerd nog niets van zijn eetlust verloren had. Maar nu gebeurde er iets grappigs. Zoodra alle kinderen hun plaatsen aan tafel hadden ingenomen en de schotel met brood was klaargezet, deed Buikie daarin weer een fl inken greep. Voor hij zich echter een stapel daarvan kon toe-eigenen, hield Kruimeltje zijn arm vast en zei kort:
‘ Afblijven. ’
De kinderen grinnikten en vonden Kruimeltje een held. Buikie keek raar op.
‘ Voor jou? ’ vroeg hij smalend.
‘ Nee, voor de Moeder, daar komt ze. Ik mag 'r niet ankomme, en jij net zoo min. ’ ‘ Ikke wel, ’ protesteerde Buikie en stak zijn hand weer uit. ‘ Afblijven, ’ zei Kruimeltje weer en trok Buikies hand weg.
‘ Wat is dat? ’ vroeg de Moeder, die alweer met een pot soep binnenkwam. ‘ Buikie kan niet wachten, tot we allemaal wat krijgen, Moeder, ’ zei Kruimeltje. Toen kwam de Vader binnen en zette zich,
Chr. van Abkoude, Kruimeltje