159
‘ Waar is zijn bed? ’ vroeg meester.
De vader wees het aan.
Meester Leentvaar liep er op toe en zei:
‘ Als de jongen het werkelijk gedaan heeft, zal hij het geld wel verstopt hebben.
Heeft u in zijn kastje gekeken? ’ ‘ Nog niet, ’ was het antwoord.
Meester opende het kastje, maar het geld was er niet in. ‘ Onderzoek het bed eens, ’ onderstelde de hoofdonderwijzer.
Meester Leentvaar lichtte het bed op, zocht tusschen dekens en lakens in het
kussen, maar er was geen spoor van geld te ontdekken.
De heer Brilsma kwam naderbij en lichtte de stroomatras eens op. Deze was aan
de zijde met een koord dichtgebonden.
‘ Hoewel ik volkomen van de onschuld van den jongen overtuigd ben, ’ zei hij,
‘ bestaat de mogelijkheid nog, dat het in de matras verstopt is. ’
Met deze woorden ontknoopte hij het koord en stak zijn hand in het stroo. Toen de hand er weer uitkwam, ledig, hing er een wit bandje uit het stroo, dat niet aan de matras behoorde.
‘ Wat is dat voor een bandje? ’ vroeg meester Leentvaar.
De heer Brilsma trok, en daar kwam een linnen zakje te voorschijn, gevuld met
eenig geld.
Verstomd van schrik keek meester Leentvaar de anderen aan.
‘ Dus... tòch..., ’ zei de heer Brilsma peinzend. ‘ Dit doet mij bepaald verdriet, ik
had het nooit van den jongen gedacht. ’
‘ Ik evenmin, ’ zei meester Leentvaar, ‘ en als ik het niet met eigen oogen gezien
had, zou ik het niet willen gelooven. ’
‘ Ik ben in zooverre blij, ’ sprak de Vader, ‘ dat
Chr. van Abkoude, Kruimeltje