103

Toen ik thuiskwam, was Rhodri er. Rhodri is de man die voor vader werkt en hem helpt met het verwarmingsonderhoud en het repareren van ketels. En hij komt ’s avonds weleens bij ons thuis om bier te drinken met vader en televisie te kijken en een gesprek te voeren.

Rhodri droeg een witte overall die onder de vieze vlekken zat en hij had een gouden ring om de middelvinger van zijn linkerhand en hij rook naar iets waarvan ik de naam niet weet waar vader ook vaak naar ruikt als hij thuiskomt van zijn werk.

Ik legde mijn dropveters en mijn witte reep in mijn speciale etenstrommeltje op de plank waar vader niet aan mag komen omdat het van mij is.

Toen zei vader: ‘En wat heb jij uitgespookt, jongeman?’

En ik zei: ‘Ik ben naar de winkel geweest om dropveters en een witte reep te kopen.’

En hij zei: ‘Daar heb je lang over gedaan.’

En ik zei: ‘Ik heb met de hond van mevrouw Alexander voor de winkel gepraat. En ik heb hem geaaid en hij snuffelde aan mijn broek.’ Wat weer een leugentje om bestwil was.

Toen zei Rhodri tegen me: ‘God, jij wordt wel aan de tand gevoeld, zeg.’

Maar ik wist niet wat aan de tand gevoeld was.

En hij zei: ‘Hoe staan de zaken, kapitein?’

En ik zei: ‘Heel goed, dank u,’ want dat is wat je moet zeggen.

En hij zei: ‘Wat is 251 keer 864?’

En ik dacht hierover na en ik zei: ‘216 864.’ Want het was een hele makkelijke som want je vermenigvuldigt gewoon 864 x 1000 wat 864 000 is. Dan deel je het door 4 en dan krijg je 216 000 en dat is 250 x 864. Dan tel je er gewoon nog een keer 864 bij op om 251 x 864 te krijgen. En dat is 216 864.

En ik zei: ‘Klopt dat?’

En Rhodri zei: ‘Al sla je me dood,’ en hij lachte.

Ik hou er niet van als Rhodri me uitlacht. Rhodri lacht me vaak uit. Volgens vader wil hij alleen maar aardig zijn.

Toen zei vader: ‘Ik zet zo’n Gobi Aloo Sag-ding voor je in de oven, goed?’

Dat is omdat ik van Indiaas eten hou omdat dat sterk smaakt. Maar Gobi Aloo Sag is geel dus doe ik er een rode kleurstof in voor ik het opeet. En een plastic flesje met die kleurstof zit in mijn speciale etenstrommeltje.

En ik zei: ‘Goed.’

En Rhodri zei: ‘Zo, dus Parky heeft ze genaaid?’ Maar dat was tegen vader, niet tegen mij.

En vader zei: ‘Die printkaarten hebben volgens mij nog in de ark van Noach gezeten.’

En Rhodri zei: ‘Ga je dat tegen ze zeggen?’

En vader zei: ‘Waarom zou ik? Ze gaan hem echt niet voor de rechter slepen.’

En Rhodri zei: ‘Nee, stel je voor.’

En vader zei: ‘Beter maar geen slapende honden wakker maken, vind ik.’

Toen ging ik de tuin in.

Siobhan zei dat je ook wat dingen moet beschrijven als je een boek schrijft. Ik zei dat ik foto’s kon nemen en die in het boek zetten. Maar zij zei dat het er in een boek om ging dat je dingen met woorden beschreef zodat de mensen die konden lezen en in hun eigen hoofd een beeld vormen.

En ze zei dat je het beste dingen kon beschrijven die interessant of anders waren.

Ze zei ook dat ik mensen in het verhaal moest beschrijven door een of twee details over ze te noemen, zodat de mensen een beeld van hen in hun hoofd konden vormen. En daarom schreef ik over de schoenen van meneer Jeavons met al die gaatjes erin en de politieman die twee muisjes in zijn neus leek te hebben en dat Rhodri naar iets rook waarvan ik niet wist hoe dat heette.

Dus besloot ik een beschrijving van de tuin te doen. Maar de tuin was niet zo interessant of anders. Het was gewoon een tuin, met gras en een schuur en een waslijn. Maar de hemel was wel interessant en anders want meestal is de lucht saai omdat hij helemaal blauw of helemaal grijs is of helemaal bedekt met één soort wolken en dan lijkt het niet alsof hij honderden kilometers boven je hoofd is. Het lijkt meer alsof iemand hem op een groot dak heeft geschilderd. Maar deze hemel had een heleboel verschillende soorten wolken op verschillende hoogten zodat je kon zien hoe groot hij was en hierdoor leek hij gigantisch.

Het verst weg waren een heleboel witte wolkjes die op de schubben van een vis leken of op duinen met een heel regelmatig patroon.

Daarna, minder ver weg en naar het westen toe, kwamen een paar grote wolken die een klein beetje oranje waren omdat het bijna avond was en de zon onderging.

Daarna, het dichtst bij de grond, kwam een enorme wolk die grijs was omdat het een regenwolk was. En hij was puntig en zag er zo uit

Image

En toen ik er lang naar keek zag ik hem heel langzaam bewegen en leek het net een buitenaards ruimteschip van honderden kilometers lang, zoals in Dune of BIake’s 7 of Close Encounters of the Third Oind, alleen was het niet massief maar bestond het uit druppeltjes gecondenseerde waterdamp, want daar zijn wolken van gemaakt.

En het had een buitenaards ruimteschip geweest kunnen zijn.

Mensen denken dat buitenaardse ruimteschepen massief zouden zijn en van metaal en overal lichten zouden hebben en langzaam langs de hemel zouden bewegen, want zo zouden wij een ruimteschip bouwen als we er een konden bouwen dat zo groot was. Maar als er buitenaardse wezens bestaan, zouden ze waarschijnlijk heel anders zijn dan wij. Ze lijken misschien wel op grote slakken, of ze zijn plat als spiegelbeelden. Of misschien zijn ze groter dan planeten. Of misschien hebben ze wel helemaal geen lichaam. Misschien zijn ze pure informatie, zoals in een computer. En hun ruimteschepen kunnen eruitzien als ruimteschepen, of uit voorwerpen bestaan die niet verbonden zijn, zoals stof of bladeren.

Toen luisterde ik naar de geluiden in de tuin en ik hoorde een vogel zingen en ik hoorde verkeerslawaai dat als de branding op het strand klonk en ik hoorde iemand ergens muziek draaien en kinderen schreeuwen. En tussen die geluiden in, als ik heel goed luisterde en doodstil stond, hoorde ik heel zacht een gierend geluidje in mijn oren en de lucht die mijn neus in en uit ging.

Toen snoof ik de lucht op om te zien of ik kon ruiken waar de tuin naar rook. Maar ik rook niets. Hij rook nergens naar. En dat was ook interessant.

Toen ging ik naar binnen en voerde ik Toby.

 

107

De hond van de Baskervilles is mijn lievelingsboek.

In De hond van de Baskervilles krijgen Sherlock Holmes en dr. Watson bezoek van James Mortimer, een arts uit de heidestreek in Devon. James Mortimers vriend, sir Charles Baskerville, is aan een hartaanval gestorven en James Mortimer denkt dat hij zich misschien letterlijk dood is geschrokken. James Mortimer heeft ook een oud manuscript waarop de vloek van de Baskervilles staat beschreven.

In dit manuscript staat dat sir Charles Baskerville een voorouder had die sir Hugo Baskerville heette en die een wilde, brute, goddeloze man was. En hij probeerde seks te doen met de dochter van een vrijboer, maar zij ontsnapte en hij achtervolgde haar over de heide. En zijn vrienden, die roekeloze druktemakers waren, gingen achter hem aan.

En toen ze hem vonden, was de dochter van de vrijboer van uitputting gestorven. En ze zagen een groot zwart beest, met de vorm van een hond, maar groter dan enige hond die ooit door een sterveling was aanschouwd, en deze hond was bezig sir Hugo Baskerville zijn strot af te bijten. En een van zijn vrienden stierf diezelfde nacht nog van angst en de andere twee waren voor de rest van hun leven gebroken.

James Mortimer denkt dat de hond van de Baskervilles sir Charles misschien dodelijk heeft laten schrikken en maakt zich zorgen dat diens zoon en erfgenaam, sir Henry Baskerville, gevaar loopt als hij naar het landhuis in Devon gaat.

Dus stuurt Sherlock Holmes dr. Watson mee naar Devon met sir Henry Baskerville en James Mortimer. En dr. Watson probeert te ontdekken wie sir Charles Baskerville vermoord kan hebben. En Sherlock Holmes zegt dat hij in Londen blijft, maar hij reist stiekem naar Devon om zelf ook onderzoek te doen.

En Sherlock Holmes ontdekt dat sir Charles is vermoord door een buurman die Stapleton heet en die vlinders verzamelt en verre familie van de Baskervilles is. En Stapleton is arm, dus probeert hij sir Henry Baskerville te vermoorden zodat hij het landhuis erft.

Om dat te doen heeft hij een enorme hond uit Londen meegenomen en met fosfor bedekt om hem in het donker te laten gloeien, en dit was de hond waarvan sir Charles zich dood is geschrokken. En Sherlock Holmes en Watson en Lestrade van Scotland Yard vangen hem. En Sherlock Holmes en Watson schieten de hond dood, en dat is een van de honden die in het verhaal worden gedood, wat niet leuk is omdat de hond er niets aan kon doen. En Stapleton ontsnapt en vlucht het moeras van Grimpen in dat een deel van de heide vormt, en hij gaat dood omdat hij het moeras in wordt gezogen.

Sommige stukjes van het verhaal vind ik niet zo leuk. Bijvoorbeeld dat oude manuscript omdat dat is geschreven in ouderwetse taal die moeilijk te begrijpen is, zoals dit

Leer dan uit dit verhaal om niet de vruchten van het verleden te vrezen, maar veeleer behoedzaam te zijn in de toekomst, opdat de lage hartstochten die ons geslacht zo bitter hebben doen lijden niet weder opnieuw tot ons verderf ontketend zullen worden.

En soms beschrijft sir Arthur Conan Doyle (die de schrijver is) mensen zo

Toch was er ergens iets mis met het gezicht, een zekere grofheid van uitdrukking, een zekere hardheid, wellicht, in de blik, een zekere loszinnigheid van de mond, waardoor de volmaakte schoonheid werd verstoord.

En ik weet niet wat een zekere hardheid, wellicht, in de blik betekent, en gezichten interesseren me niet.

Maar soms is het leuk om niet te weten wat de woorden betekenen want dan kun je ze opzoeken in het woordenboek, zoals del (wat een kuil is) of nol (wat een heuvel is).

Ik vind De hond van de Baskervilles leuk omdat het een detectiveverhaal is, wat betekent dat er aanwijzingen en Dwaalsporen zijn.

Dit zijn een paar van de aanwijzingen

1. Twee van sir Henry Baskervilles laarzen verdwijnen als hij in een hotel in Londen logeert – Dit betekent dat iemand ze aan de hond van de Baskervilles wil geven om te ruiken, als een bloedhond, zodat die jacht op hem kan maken. Dit betekent dat de hond van de Baskervilles geen bovennatuurlijk wezen is maar een echte hond.

2. Stapleton is de enige die de weg door het Moeras van Grimpen kent en hij waarschuwt Watson om er voor zijn eigen bestwil weg te blijven – Dit betekent dat hij iets midden in het moeras verbergt en niet wil dat iemand dat vindt.

3. Mevrouw Stapleton zegt tegen dr. Watson dat hij zo snel mogelijk terug moet gaan naar Londen – Zij denkt namelijk dat dr. Watson sir Henry Baskerville is en ze weet dat haar man hem wil vermoorden.

En dit zijn een paar van de Dwaalsporen

1. Sherlock Holmes en Watson worden in Londen gevolgd door een man met een zwarte baard in een koets Hierdoor denk je dat die man Barrymore is die de huisbewaarder van Baskerville Hall is, omdat hij de enige andere persoon is die een zwarte baard heeft. Maar eigenlijk is het Stapleton die een valse baard draagt.

2. Selden, de moordenaar van Notting Hill Dit is een man die uit een gevangenis in de buurt is ontsnapt en die over de heide wordt achtervolgd, waardoor je denkt dat hij iets met het verhaal te maken heeft omdat hij een misdadiger is, maar hij heeft helemaal niets met het verhaal te maken.

3. De Man op de Rotspunt – Dit is het silhouet van een man dat dr. Watson ’s nachts op de heide ziet en niet herkent, waardoor je denkt dat het de moordenaar is. Maar het is Sherlock Holmes die stiekem naar Devon is gegaan.

Ik vind De hond van de Baskervilles ook leuk omdat ik Sherlock Holmes leuk vind en ik denk dat hij het soort detective is dat ik zou zijn als ik een echte detective was. Hij is heel intelligent en hij lost het raadsel op en hij zegt

De wereld is vol dingen die voor de hand liggen en die niemand ooit opmerkt.

Maar hij ziet ze wel, net als ik. Ook staat er in het boek

Sherlock Holmes bezat, in zeer opmerkelijke mate, het vermogen om zijn geest af te sluiten wanneer hij maar wilde.

En dat heb ik ook, want als ik echt geïnteresseerd in iets ben, zoals wiskunde oefenen, of een boek lezen over de Apollo-vluchten, of over witte haaien, ga ik daar helemaal in op en dan kan vader roepen dat ik moet komen eten maar dan hoor ik hem niet. En daarom ben ik goed in schaken, omdat ik mijn geest afsluit wanneer ik maar wil en me op het bord concentreer en na een tijdje verliest degene tegen wie ik speel zijn concentratie en begint aan zijn neus te krabben of uit het raam te staren en dan maakt hij een fout en dan win ik.

Ook zegt dr. Watson over Sherlock Holmes

… zijn geest… trachtte een raamwerk te maken waarin al deze vreemde en schijnbaar onsamenhangende gebeurtenissen pasten.

En dat is wat ik ook probeer te doen door dit boek te schrijven.

Ook gelooft Sherlock Holmes niet in het bovennatuurlijke, zoals God en sprookjes en hellehonden en vloeken, wat domme dingen zijn.

En ik eindig dit hoofdstuk met twee interessante feiten over Sherlock Holmes

1. In de originele Sherlock Holmes-verhalen staat nergens dat Sherlock Holmes een jachtpet draagt, die hij wel altijd op plaatjes en tekeningen draagt. Die jachtpet is bedacht door een man die Sidney Paget heet en de tekeningen voor de originele boeken maakte.

2. In de originele Sherlock Holmes-verhalen zegt Sherlock Holmes nooit: ‘Elementair, m’n beste Watson.’ Dat zegt hij alleen maar in films en op de televisie.

 

109

Die avond schreef ik verder aan mijn boek en de volgende morgen nam ik het mee naar school zodat Siobhan het kon lezen en zeggen of ik fouten had gemaakt met de spelling en de grammatica.

Siobhan las het boek in de ochtendpauze, waarin ze altijd een kopje koffie drinkt en aan de rand van de speelplaats zit met de andere leerkrachten. En na de pauze kwam ze naast me zitten en zei dat ze het stuk over mijn gesprek met mevrouw Alexander had gelezen en ze zei: ‘Heb je dat tegen je vader gezegd?’

En ik antwoordde: ‘Nee.’

En zij zei: ‘Ga je dat tegen je vader zeggen?’

En ik antwoordde: ‘Nee.’

En zij zei: ‘Mooi. Dat lijkt me een goed idee, Christopher.’

En toen zei ze: ‘Werd je verdrietig toen je dat ontdekte?’

En ik vroeg: ‘Toen ik wat ontdekte?’

En zij zei: ‘Vond je het naar om te horen dat je moeder een verhouding had met meneer Shears?’

En ik zei: ‘Nee.’

En zij zei: ‘Spreek je de waarheid, Christopher?’

En toen zei ik: ‘Ik spreek altijd de waarheid.’

En zij zei: ‘Dat weet ik, Christopher. Maar soms worden we verdrietig van dingen en willen we niet tegen andere mensen zeggen dat we verdrietig zijn. Dat houden we liever geheim. Of soms zijn we verdrietig maar weten we eigenlijk niet dat we verdrietig zijn. Dus zeggen we dat we niet verdrietig zijn. Maar eigenlijk zijn we dat wel.’

En ik zei: ‘Ik ben niet verdrietig.’

En zij zei: ‘Als je er toch verdrietig van begint te worden, moet je weten dat je bij mij kunt komen om erover te praten. Want ik denk dat het helpt om je minder verdrietig te voelen als je met mij praat. En als je je niet verdrietig voelt maar je wilt er alleen met mij over praten, dan is dat ook goed. Begrijp je dat?’

En ik zei: ‘Ik begrijp het.’

En zij zei: ‘Mooi.’

En ik zei weer: ‘Maar ik word er niet verdrietig van. Omdat moeder dood is. En omdat meneer Shears er niet meer is. Dus dan zou ik verdrietig zijn over iets wat niet echt is en niet bestaat. En dat zou stom zijn.’

En toen ging ik de rest van de morgen wiskunde oefenen en tussen de middag nam ik niet de quiche omdat die geel was, maar ik nam wel de worteltjes en de erwten en een heleboel tomatenketchup. En als toetje nam ik bramen-appelkruimeltaart, maar niet het kruimelstuk want dat was ook geel en ik vroeg mevrouw Davis of ze het kruimelstuk weg wou halen voor ze het op mijn bord legde want het geeft niet als verschillende soorten eten elkaar raken voordat ze op het bord liggen.

Na het eten deed ik de hele middag expressie met mevrouw Peters en schilderde ik plaatjes van buitenaardse wezens die er zo uitzagen

Image

 

113

Mijn geheugen is net een film. Daarom kan ik heel goed dingen onthouden, zoals de gesprekken die ik in dit boek heb opgeschreven, en wat de mensen droegen, en waar ze naar roken, want mijn geheugen heeft een reukspoor dat als een geluidsspoor is.

En als mensen me vragen of ik me iets bepaalds kan herinneren kan ik gewoon op Rewind en Fast Forward en Pause drukken zoals op een videorecorder, maar meer als een dvd want ik hoef niet eerst alles ertussenin terug te spoelen om bij een herinnering te komen van iets van lang geleden. En er zijn ook geen knoppen, want het gebeurt in mijn hoofd.

Als iemand tegen me zegt: ‘Christopher, vertel eens wat je moeder voor iemand was,’ kan ik naar een heleboel verschillende momenten terugspoelen en zeggen wat ze toen voor iemand was.

Ik kan bijvoorbeeld terugspoelen naar de 4de juli 1992 toen ik 9 jaar was, wat een zaterdag was, en we waren op vakantie in Cornwall en ’s middags waren we op het strand in de plaats Polperro. En moeder droeg een korte broek van spijkerstof en een lichtblauw bikinibovenstukje en ze rookte sigaretten van het merk Consulate die naar menthol smaakten. En ze zwom niet, ze lag te zonnen op een handdoek met rode en paarse strepen en ze las een boek van Georgette Heyer dat Maskerade heette. En toen ze klaar was met zonnebaden ging ze het water in om te zwemmen en zei ze: ‘Jeetjegreetje, wat is het koud.’ En ze zei dat ik ook moest komen zwemmen, maar ik hou niet van zwemmen want ik trek mijn kleren liever niet uit. En ze zei dat ik mijn broekspijpen gewoon moest oprollen en een eindje het water in lopen, dus dat deed ik. En ik bleef in het water staan. En moeder zei: ‘Kijk, het is heerlijk.’ En ze sprong naar achteren en verdween onder water en ik dacht dat ze door een haai was opgegeten en ik gilde en ze dook weer uit het water op en kwam naar me toe en stak haar rechterhand op en spreidde haar vingers in een waaier en zei: ‘Kom op, Christopher, raak mijn hand aan. Vooruit. Hou op met gillen. Raak mijn hand aan. Luister naar me, Christopher. Je kunt het best.’ En na een tijdje hield ik op met gillen en stak ik mijn linkerhand op en spreidde mijn vingers in een waaier en lieten we onze duim en vingers tegen elkaar komen. En moeder zei: ‘Rustig maar, Christopher. Rustig maar. Er zijn geen haaien in Cornwall,’ en toen voelde ik me beter.

Alleen herinner ik me niets van voordat ik 4 was omdat ik toen nog niet op de goede manier naar de dingen keek, dus werden ze niet goed opgenomen.

En zo herken ik mensen als ik niet weet wie ze zijn: ik zie de kleren die ze dragen, of de wandelstok die ze hebben, of hun haar dat raar zit, of ze hebben een bepaald soort bril, of ze bewegen hun armen op een bepaalde manier, en dan doe ik een Search door mijn herinneringen om te zien of ik ze eerder heb ontmoet.

En zo weet ik ook wat ik in moeilijke situaties moet doen als ik het niet meer weet.

Bijvoorbeeld als mensen dingen zeggen die ik niet snap, zoals: ‘Ben je een haartje betoeterd’, of: ‘We lieten hem links liggen’, dan doe ik een Search om te zien of ik iemand dat weleens eerder heb horen zeggen.

En als iemand op school op de grond ligt, doe ik een Search door mijn geheugen om een plaatje te vinden van iemand die een epileptische aanval heeft en dan vergelijk ik dat plaatje met wat er vóór me gebeurt zodat ik kan besluiten of hij op de grond ligt omdat hij een spelletje doet, of dat hij slaapt, of dat hij een epileptische aanval heeft. En als hij een epileptische aanval heeft schuif ik alle meubels opzij zodat hij zijn hoofd niet stoot en trek ik mijn trui uit en leg die onder zijn hoofd en ga ik een leerkracht halen.

Andere mensen hebben ook plaatjes in hun hoofd. Maar die zijn anders want de plaatjes in mijn hoofd zijn allemaal plaatjes van dingen die echt zijn gebeurd. Maar andere mensen hebben plaatjes in hun hoofd van dingen die niet echt zijn en niet zijn gebeurd.

Bijvoorbeeld, moeder zei weleens: ‘Als ik niet met je vader was getrouwd zou ik denk ik op een boerderijtje in Zuid-Frankrijk wonen met een man die Jean heette. En hij zou, pakweg, een klusjesman daar uit de buurt zijn. Je weet wel, zo iemand die verft en behangt voor mensen, de tuin onderhoudt, schuttingen timmert. En dan zouden we een veranda hebben met overhangende takken van een vijgenboom en aan het eind van de tuin zou een veld met zonnebloemen staan en in de verte zag je een stadje en ’s avonds zaten we dan buiten en dronken we rode wijn en rookten Gauloises en keken we naar de zonsondergang.’

En Siobhan zei een keer dat ze haar ogen dichtdeed als ze zich somber of verdrietig voelde en zich voorstelde dat ze bij haar vriendin Elly in een huis op Cape Cod logeerde en dat ze samen vanuit Princetown met een boot de baai ingingen om naar de bultruggen te kijken en dan voelde ze zich rustig en vredig en gelukkig.

En soms als iemand dood is, zoals moeder, zeggen mensen: ‘Wat zou je tegen je moeder willen zeggen als ze hier nu was?’ of ‘Wat zou je moeder daarvan denken?’ wat stom is want moeder is dood en je kunt niets zeggen tegen mensen die dood zijn en dode mensen kunnen niet denken.

En oma heeft ook plaatjes in haar hoofd, maar haar plaatjes zijn helemaal door de war, alsof iemand met de film heeft geknoeid en ze weet niet wat er in welke volgorde is gebeurd, dus denkt ze dat dode mensen nog leven en weet ze niet of iets in het echt is gebeurd of op de televisie.

 

127

Toen ik thuiskwam uit school was vader nog niet terug van zijn werk, dus ik maakte de voordeur open en ging naar binnen en trok mijn jas uit. Ik liep de keuken in en legde mijn spullen op tafel. En een van die spullen was dit boek dat ik mee naar school had genomen om aan Siobhan te laten zien. Ik maakte een frambozenmilkshake en maakte die warm in de magnetron en liep toen door naar de huiskamer om naar een van mijn Blue Planet-video’s over het leven in de diepzee te kijken.

De video ging over de zeedieren die rond zwavelschoorstenen leven, dat zijn onderzeese vulkanen waar gassen door de aardkost heen het water in worden gespoten. Wetenschappers hadden nooit verwacht daar levende organismen aan te treffen omdat het er zo heet en zo giftig is, maar er zijn hele ecosystemen.

Dat laatste vind ik leuk omdat het laat zien dat er altijd weer iets nieuws is wat de wetenschap kan ontdekken, en dat alle feiten die je vanzelfsprekend vindt helemaal fout kunnen zijn. En ook vind ik het leuk dat ze filmen op een plek die nog moeilijker te bereiken is dan de top van de Mount Everest maar die toch niet meer dan een paar kilometer onder de zeespiegel ligt. En het is een van de stilste en donkerste en geheimste plekken op aarde. En soms vind ik het leuk om me voor te stellen dat ik daar ben, in een bolvormige metalen duikboot met ramen die 30 centimeter dik zijn om te voorkomen dat ze onder de druk bezwijken. En dan stel ik me voor dat ik de enige aan boord ben, en dat die duikboot geen enkele verbinding met een moederschip heeft maar op eigen kracht kan opereren en dat ik de motoren kan bedienen en kan gaan waarheen ik maar wil op de zeebodem en dat ze me nooit kunnen vinden.

Vader kwam om 17.48 uur thuis. Ik hoorde hem door de voordeur komen. Toen kwam hij de huiskamer in. Hij droeg een overhemd met lichtgroene en hemelsblauwe ruiten en zijn ene schoenveter zat dubbel geknoopt maar zijn andere niet. Hij droeg een oud reclamebord van Fussell’s Melkpoeder dat van metaal was en met blauw en wit email gelakt en vol zat met kleine roestkringetjes die op kogelgaatjes leken, maar hij legde niet uit waarom hij dat droeg.

Hij zei: ‘Hee, poppelepee,’ wat een grapje van hem is.

En ik zei: ‘Hallo.’

Ik bleef naar de video kijken en vader ging de keuken in.

Ik was vergeten dat ik mijn boek op de keukentafel had laten liggen omdat ik zo verdiept was in de Blue Planet-video. Dit heet Je Waakzaamheid Laten Verslappen en dat mag je nooit doen als je detective bent.

Het was 17.54 uur toen vader de huiskamer weer inkwam. Hij zei: ‘Wat is dit?’ maar hij zei het heel kalm en ik besefte niet dat hij kwaad was omdat hij niet schreeuwde.

Hij hield het boek in zijn rechterhand.

Ik zei: ‘Dat is een boek dat ik aan het schrijven ben.’

En hij zei: ‘Is dit waar? Heb je met mevrouw Alexander gepraat?’ Dit zei hij ook heel kalm, dus ik besefte nog steeds niet dat hij kwaad was.

En ik zei: ‘Ja.’

Toen zei hij: ‘Jezus Christus nog aan toe, Christopher. Ben je nou zo stom?’

Dit is wat Siobhan een retorische vraag noemt. Er staat een vraagteken aan het eind, maar het is niet de bedoeling dat je antwoord geeft want degene die de vraag stelt weet het antwoord al. Het is lastig om een retorische vraag te herkennen.

Toen zei vader: ‘Wat heb ik je goddomme nou gezegd, Christopher?’ Dit zei hij veel harder.

En ik antwoordde: ‘Dat ik meneer Shears niet in ons huis mag noemen. En dat ik mevrouw Shears of wie dan ook niets mag vragen over wie die rothond heeft vermoord. En dat ik niet ongevraagd in andermans tuin mag komen. En dat ik moet ophouden met dat belachelijke detectivegedoe. Maar dat heb ik ook allemaal niet gedaan. Ik vroeg mevrouw Alexander alleen maar over meneer Shears omdat…’

Maar vader onderbrak me en zei: ‘Lul niet, rotjoch. Je wist verdomme precies waar je mee bezig was. Ik heb het boek gelezen, weet je nog wel.’ En toen hij dit zei hield hij het boek op en schudde ermee. ‘Wat heb ik nog meer gezegd, Christopher?’

Ik dacht dat dit misschien weer een retorische vraag was, maar ik wist het niet zeker. Ik vond het moeilijk om te weten wat ik moest zeggen want ik begon bang te worden en in de war te raken.

Toen herhaalde vader de vraag: ‘Wat heb ik nog meer gezegd, Christopher?’

Ik zei: ‘Ik weet het niet.’

En hij zei: ‘Kom op. Jij hebt toch zo’n goed geheugen.’

Maar ik kon niet nadenken.

En vader zei: ‘Dat je je neus niet in andermans zaken moet steken. En wat doe jij? Jij steekt je neus in andermans zaken. Jij gaat het verleden oprakelen en erover lullen met iedereen die je toevallig tegenkomt. Wat moet ik nou met jou, Christopher? Wat moet ik godverdomme nou met jou?’

Ik zei: ‘Ik maakte alleen een praatje met mevrouw Alexander. Ik deed geen onderzoek.’

En hij zei: ‘Eén ding vraag ik je, Christopher. Eén ding.’

En ik zei: ‘Ik wou niet met mevrouw Alexander praten. Mevrouw Alexander was degene die…’

Maar vader onderbrak me en greep me heel hard bij mijn arm.

Vader had me nog nooit zo vastgegrepen. Moeder had me weleens geslagen omdat zij heetgebakerd was, wat betekent dat ze sneller kwaad werd dan andere mensen en ze vaker schreeuwde. Maar vader was evenwichtiger, wat betekent dat hij niet zo snel kwaad werd en niet zo vaak schreeuwde. Dus ik was erg verrast toen hij me vastgreep.

Ik hou er niet van als mensen me vastgrijpen. En ik hou ook niet van verrassingen. Dus sloeg ik hem, zoals ik die politieagent had geslagen toen hij me bij mijn armen pakte en me overeind tilde. Maar vader liet niet los, en hij schreeuwde. En ik sloeg hem nog een keer. En toen wist ik niet meer wat ik deed.

Even had ik geen herinneringen. Ik weet dat het maar even was omdat ik naderhand op mijn horloge keek. Het was alsof iemand me uitgezet had en toen weer aangezet. En toen ik weer werd aangezet zat ik op het vloerkleed met mijn rug tegen de muur en zat er bloed op mijn rechterhand en deed de zijkant van mijn hoofd pijn. En vader stond een meter voor me op het vloerkleed naar me te kijken en hij had mijn boek nog steeds in zijn rechterhand, maar het was dubbelgevouwen en alle hoeken waren lelijk, en er zat een schram op zijn hals en een grote scheur in de mouw van zijn groen-blauwe ruitjeshemd en hij haalde heel diep adem.

Na ongeveer een minuut draaide hij zich om en liep naar de keuken. Toen maakte hij de achterdeur open en liep de tuin in. Ik hoorde hem het deksel van de vuilnisbak tillen en er iets in gooien en het deksel weer terugdoen. Toen kwam hij de keuken weer in, maar hij had het boek niet meer bij zich. Toen deed hij de achterdeur weer op slot en legde de sleutel in het porseleinen kannetje dat de vorm van een dikke non heeft en hij stond midden in de keuken stil en deed zijn ogen dicht.

Toen deed hij zijn ogen weer open en zei: ‘Kut, ik moet wat drinken.’

En hij pakte een blikje bier.

 

131

Dit zijn een paar redenen waarom ik een hekel heb aan geel en bruin

Geel

1. Vla

2. Bananen (bananen worden ook bruin)

3. Gele Parkeerstrepen

4. Gele Koorts (dat is een tropische ziekte in Amerika en West-Afrika waar je hoge koorts, acute nefritis, geelzucht en bloedingen van krijgt, en ze wordt veroorzaakt door een virus dat wordt overgedragen door de beet van een mug die Aedes aegypti heet en die vroeger Stegomyia fasciata heette; en nefritis is ontsteking van de nieren)

5. Gele Bloemen (want ik krijg hooikoorts van het stuifmeel van bloemen, wat een van 3 soorten hooikoorts is, en de andere zijn van het stuifmeel van gras en van schimmels, en ik voel me er ziek door)

6. Maïs (want dat zie je in je poep en je verteert het niet dus moet je het eigenlijk niet eten, net als gras of bladeren)

Bruin

1. Blubber

2. Jus

3. Poep

4. Hout (want vroeger maakten de mensen machines en voertuigen van hout, maar dat doen ze niet meer want hout breekt af en verrot en soms zitten er wormen in, en nu maken de mensen machines en voertuigen van metaal en plastic wat veel beter en moderner is)

5. Melissa Brown (dat is een meisje op school, dat niet echt bruin is zoals Anil of Mohammed, ze heet alleen maar Brown, maar zij heeft mijn grote astronautentekening doormidden gescheurd en ik heb hem weggegooid ook al had mevrouw Peters hem met plakband gemaakt, want hij zag er toch stuk uit)

Mevrouw Forbes zei dat het onzin is om een hekel aan gele en bruine dingen te hebben. En Siobhan zei dat ze zulke dingen niet moest zeggen en dat iedereen lievelingskleuren heeft. En Siobhan had gelijk. Maar mevrouw Forbes had ook een beetje gelijk. Want het is wel een beetje onzin. Maar in het leven moet je een heleboel beslissingen nemen en als je geen beslissingen neemt zou je nooit iets doen want je zou al je tijd besteden aan het kiezen tussen dingen die je zou kunnen doen. Dus is het goed om een reden te hebben waarom je sommige dingen naar vindt en andere leuk. Het is net als dat je in een restaurant bent, zoals wanneer vader me weleens meeneemt naar een Berni Inn, en je kijkt op de menukaart en je moet kiezen wat je wilt hebben. Maar je weet niet of je iets lekker vindt want je hebt het nog niet geproefd, dus heb je lievelingsgerechten en die kies je dan, en je hebt gerechten die je niet lekker vindt en die kies je dan niet, en dan is het simpel.

 

137

De volgende dag zei vader dat hij spijt had dat hij me had geslagen en dat hij het niet had willen doen. Hij liet me de snee op mijn wang met Dettol wassen om te zorgen dat er geen infectie kwam, daarna liet hij me er een pleister op doen zodat het niet bloedde.

Toen, omdat het zaterdag was, zei hij dat hij een uitstapje met me ging maken om te laten zien dat het hem echt speet, en we zouden naar de dierentuin Twycross Zoo gaan. Dus maakte hij een paar boterhammen voor me van witbrood met tomaten en sla en ham en aardbeienjam om mee te nemen omdat ik liever niet ergens eet waar ik het niet ken. En hij zei dat het oké zou zijn omdat er niet zoveel mensen in de dierentuin zouden zijn omdat er regen was voorspeld, en daar was ik blij om want ik hou niet van veel mensen bij elkaar en wel van regen. Dus ging ik mijn regenjas pakken die oranje is.

Toen reden we naar Twycross Zoo.

Ik was nog nooit in Twycross Zoo geweest dus had ik geen route in mijn hoofd uitgestippeld voordat we er kwamen, dus kochten we een gidsje bij het informatiecentrum en toen liepen we de hele dierentuin door en besloot ik wat mijn lievelingsdieren waren.

Mijn lievelingsdieren waren

1. RANDYMAN, dat is de naam van de oudste Zwarte Slingeraap (Ateles paniscus paniscus) die ooit in gevangenschap is gehouden. Randyman is 44 jaar wat net zo oud is als vader. Hij was als scheepsaap gehouden met een metalen band om zijn buik, zoals in een verhaal over piraten.

2. De PATAGONISCHE ZEELEEUWEN die Miracle en Star heten.

3. MALIKU, dat is een orang-oetan. Die vond ik vooral leuk omdat hij in een soort hangmat lag die van een pyjamabroek met groene strepen was gemaakt en op het blauwe plastic bordje naast de kooi stond dat hij die hangmat zelf had gemaakt.

Toen gingen we naar het restaurant en vader nam schol met frites en appeltaart en ijs en een pot Earl Grey-thee en ik at mijn boterhammen op en ik las het gidsje van de dierentuin.

En vader zei: ‘Ik hou heel veel van je, Christopher. Dat mag je nooit vergeten. En ik weet dat ik zo af en toe over de rooie ga. Ik weet dat ik kwaad word. Ik weet dat ik schreeuw. En ik weet dat ik dat niet moet doen. Maar ik doe het alleen omdat ik over je inzit, omdat ik niet wil dat je in de problemen komt, omdat ik niet wil dat je iets overkomt. Begrijp je dat?’

Ik wist niet of ik het begreep. Dus ik zei: ‘Dat weet ik niet.’

En vader zei: ‘Christopher, begrijp je dat ik van je hou?’

En ik zei: ‘Ja,’ want als je van iemand houdt help je hem als hij in de problemen komt, en zorg je voor hem, en spreek je de waarheid tegen hem, en vader zorgt voor me als ik in de problemen kom, zoals toen hij naar het politiebureau kwam, en hij zorgt voor me door eten voor me te koken, en hij spreekt altijd de waarheid tegen me, wat betekent dat hij van me houdt.

En toen stak hij zijn rechterhand op en spreidde zijn vingers in een waaier, en ik stak mijn linkerhand op en spreidde mijn vingers in een waaier en we legden onze duim en vingers tegen elkaar.

Toen pakte ik een stuk papier uit mijn tas en maakte uit mijn hoofd een plattegrond van de dierentuin als geheugentest. De plattegrond zag er zo uit

Image

Toen gingen we naar de giraffen kijken. En hun poep rook net zoals het in de woestijnrattenkooi op school rook toen we nog woestijnratten hadden, en als ze renden waren hun poten zo lang dat het leek of ze in slow motion renden.

Toen zei vader dat we naar huis moesten voordat het druk werd op de weg.

10. De dhole is de Aziatische wilde hond en lijkt op een vos.

11. De hoelman is de Slankaap