227

En ik hield mijn ogen dicht en ik keek helemaal niet op mijn horloge. En de treinen die het station in en uit gingen maakten een ritme, zoals bij muziek of trommelen. En het was net als tellen en zeggen ‘Links, rechts, links, rechts, links, rechts…’ wat Siobhan me heeft geleerd om mezelf te kalmeren. En ik zei in mijn hoofd: Trein komt. Trein stopt. Trein gaat. Stilte. Trein komt. Trein stopt. Trein gaat… alsof de treinen alleen in mijn geest bestonden. En normaal stel ik me geen dingen voor die niet gebeuren want dat is een leugen en dat maakt me bang, maar het was beter dan kijken hoe de treinen het station in en uit gingen want daar werd ik nog banger van.

En ik deed mijn ogen niet open en ik keek niet op mijn horloge. En het was of ik in een donkere kamer was met de gordijnen dicht zodat ik niets zag, zoals wanneer je ’s nachts wakker wordt en de enige geluiden die je hoort zijn de geluiden in je hoofd. En dat maakte het beter want het was alsof het kleine stationnetje er buiten mijn hoofd niet was en ik in bed lag en veilig was.

En toen werden de stiltes tussen de komende en gaande treinen steeds langer. En ik hoorde dat er minder mensen in het kleine stationnetje waren als er geen trein was, dus ik deed mijn ogen open en keek op mijn horloge en het was 20:07 uur en ik zat al ongeveer 5 uur op het bankje maar het had niet ongeveer 5 uur geleken, behalve dat mijn billen zeer deden en ik honger en dorst had.

En toen besefte ik dat Toby weg was want hij zat niet in mijn zak, en ik wilde niet dat hij weg was want we waren niet bij vader thuis of moeder thuis en er was niemand om hem te voeren in het kleine stationnetje en hij zou doodgaan en hij werd misschien wel overreden door een trein.

En toen keek ik naar het plafond en ik zag dat er een langwerpig zwart kastje hing dat een bord was en daarop stond

Image

En toen krulde de onderste regel om en verdween en krulde er een andere regel voor in de plaats en toen stond er

Image

En toen veranderde het weer en stond er

Image

En toen hoorde ik het geluid als van zwaardvechten en het gebulder van een trein die het station binnenreed en ik begreep dat er ergens een grote computer was die wist waar alle treinen waren en die berichten stuurde naar de zwarte kastjes in de kleine stationnetjes over wanneer de treinen kwamen, en toen voelde ik me beter omdat alles geordend en gepland was.

En toen kwam de trein het kleine stationnetje binnen en stopte en er stapten 5 mensen in de trein en iemand anders kwam het stationnetje in rennen en stapte ook in, en er stapten 7 mensen uit de trein en toen gingen de deuren automatisch dicht en reed de trein weg. En toen de volgende trein kwam was ik niet meer zo bang want op het bord stond Image dus ik wist wat er ging gebeuren.

En toen besloot ik Toby te gaan zoeken want er waren maar 3 mensen in het kleine stationnetje. Dus ik stond op en keek overal in het kleine stationnetje en in de ingangen van de tunnels maar ik zag hem nergens. En toen keek ik in het zwarte, lagere stuk waar de rails lagen.

En toen zag ik twee muizen en die waren zwart want ze zaten onder het vuil. En dat vond ik leuk want ik hou van muizen en ratten. Maar ze waren niet Toby, dus zocht ik verder.

En toen zag ik Toby, en hij zat ook in het lagere stuk waar de rails lagen, en ik wist dat het Toby was omdat hij wit was en een bruin ovaal op zijn rug had. Dus ik klom omlaag van het beton af. En hij zat iets te eten wat was weggegooid en het was een oud snoeppapiertje. En iemand schreeuwde: ‘Jezus. Wat doe je nou?’

En ik boog me om Toby te pakken maar hij rende weg. En ik liep achter hem aan en ik boog me weer en ik zei: ‘Toby… Toby… Toby’, en ik stak mijn hand uit zodat hij aan mijn hand kon ruiken dat ik het was.

En iemand zei: ‘Ga weg daar, idioot’, en ik keek omhoog en het was een man die een groene regenjas droeg en hij had zwarte schoenen en je kon zijn sokken zien en die waren grijs met een patroon van salmiakjes.

En ik zei: ‘Toby… Toby…’ maar hij rende weer weg.

En de man met de salmiakjes op zijn sokken probeerde me bij mijn schouder te pakken, dus ik gilde. En toen hoorde ik het geluid als van zwaardvechten en Toby begon weer te rennen, maar deze keer rende hij de andere kant op en kwam hij langs mijn voeten en ik graaide naar hem en kreeg zijn staart te pakken.

En de man met de salmiakjes op zijn sokken zei: ‘Jezus Christus. Jezus Christus.’

En toen hoorde ik het gebulder en ik tilde Toby op en greep hem met twee handen vast en hij beet in mijn duim en er kwam bloed uit en ik schreeuwde en Toby probeerde uit mijn handen te springen.

En toen werd het gebulder harder en ik draaide me om en zag de trein uit de tunnel komen en ik zou worden overreden en gedood worden dus ik probeerde op het beton te klimmen maar het was hoog en ik hield Toby met twee handen vast.

En toen greep de man met de salmiakjes op zijn sokken me beet en trok aan me en ik gilde, maar hij bleef aan me trekken en hij trok me op het beton en we vielen om en ik bleef maar gillen want hij had me pijn gedaan aan mijn schouder. En toen kwam de trein het station in en ik stond op en ik rende terug naar het bankje en ik stopte Toby in de binnenzak van mijn jas en hij werd heel stil en hij bewoog niet.

En de man met de salmiakjes op zijn sokken stond naast me en hij zei: ‘Waar slaat dit godverdomme op?’

Maar ik zei niets.

En hij zei: ‘Wat deed je nou?’

En de deuren van de trein gingen open en er stapten mensen uit en er stond een mevrouw achter de man met de salmiakjes op zijn sokken en zij droeg een gitaarkist zoals Siobhan ook heeft.

En ik zei: ‘Ik zocht Toby, mijn rat.’

En de man met de salmiakjes op zijn sokken zei: ‘K. Ristus.’ En de mevrouw met de gitaarkist zei: ‘Gaat het wel met

hem?’

En de man met de salmiakjes op zijn sokken zei: ‘Met hem? Hartelijk dank, godverdomme. Jezus nog aan toe… Zijn rat. O shit. Mijn trein.’ En toen rende hij naar de trein en hij bonkte op de deur die dicht was en de trein begon weg te rijden en hij zei: ‘Kut.’

En de mevrouw zei: ‘Gaat het wel?’ en ze raakte mijn arm aan dus ik gilde weer.

En zij zei: ‘Oké. Oké. Oké.’

En er zat een sticker op haar gitaarkist en daar stond op

Image

En ik zat op de grond en de vrouw ging op één knie zitten en ze zei: ‘Kan ik soms iets doen om je te helpen?’

En als ze een leerkracht op school was geweest had ik kunnen zeggen: ‘Waar is Chapter Road 451c, Willesden, Londen NW2 5NG?’ maar ze was een vreemde, dus ik zei: ‘Ga verder weg staan’, want ik vond het niet prettig dat ze zo dichtbij was. En ik zei: ‘Ik heb een zakmes en dat heeft een zaagblad en daar kun je iemands vingers mee afsnijden.’

En zij zei: ‘Oké, vriend. Ik neem aan dat dat nee is’, en ze stond op en liep weg.

En de man met de salmiakjes op zijn sokken zei: ‘Knettergek. Jezus Christus’, en hij drukte een zakdoek tegen zijn gezicht en er zat bloed op de zakdoek.

En toen kwam er weer een trein en de man met de salmiakjes op zijn sokken en de mevrouw met de gitaarkist stapten in en de trein reed weer weg.

En toen kwamen er nog 8 treinen en ik besloot dat ik in een trein zou stappen en dan zou bedenken wat ik moest doen.

Dus ik stapte in de volgende trein.

En Toby probeerde mijn zak uit te komen dus ik pakte hem en ik stopte hem in mijn buitenzak en ik hield hem met mijn hand tegen.

En er waren 11 mensen in de wagon en ik vond het niet prettig om met 11 mensen in een kamer in een tunnel te zijn, dus ik concentreerde me op dingen in de wagon. En er waren bordjes waarop stond Er zijn 53 963 vakantiehuisjes in Scandinavië en Duitsland en VITABIOTICS en 3435 en £ 10 boete als u geen geldig kaartje voor uw hele traject kunt laten zien en BRUIN WORDEN OP GOUDGEEL en TVIC en EPBIC en lik me reet en ImageDeuren vrijhouden en BRV en CON. IC en Praat met de wereld.

En de muren hadden behang dat er zo uitzag

Image

En de stoelen hadden een stof die er zo uitzag

Image

Toen wiebelde de trein erg en ik moest me vasthouden aan een stang en we gingen een tunnel in en dat maakte veel lawaai en ik deed mijn ogen dicht en ik voelde het bloed aan de zijkanten van mijn hals kloppen.

En toen kwamen we de tunnel uit en reden we een ander klein stationnetje in en dat heette Warwick Avenue en dat stond met grote letters op de muur en dat vond ik prettig want zo wist je waar je was.

En ik nam de tijd op tussen alle stations tot Willesden Junc tion en elke tijd tussen twee stations was een veelvoud van 15 seconden, zo

Paddington 0:00
Warwick Avenue 1:30
Maida Vale 3:15
Kilburn Park 5:00
Queens Park 7:00
Kensal Green 10:30
Willesden Junction 11:45

En toen de trein bij Willesden Junction stopte en de deuren automatisch opengingen liep ik de trein uit. En toen gingen de deuren dicht en reed de trein weg. En iedereen die uit de trein stapte liep een trap op en een brug over behalve ik, en toen waren er nog maar 2 andere mensen die ik kon zien en eentje was een man en hij was dronken en hij had bruine vlekken op zijn jas en zijn schoenen waren geen paar en hij zong maar ik kon niet horen wat hij zong, en de ander was een Indiase man in een winkel die een klein loket in een muur was.

En ik wilde met geen van tweeën praten want ik was moe en ik had honger en ik had al met een heleboel vreemden gepraat, wat gevaarlijk is, en hoe meer je iets gevaarlijks doet hoe groter de kans is dat er iets naars gebeurt. Maar ik wist niet hoe ik naar Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG moest dus ik moest het wel aan iemand vragen.

Dus ik liep naar de man in het winkeltje en ik zei: ‘Waar is Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG?’

En hij pakte een boekje op en gaf het aan me en zei: ‘Twee vijfennegentig.’

En het boekje heette LONDON AZ Street Atlas and Index Geographers A-Z Map Company en ik sloeg het open en het waren een heleboel kaarten.

En de man in het winkeltje zei: ‘Wil je het kopen of niet?’

En ik zei: ‘Ik weet het niet.’

En hij zei: ‘Nou, blijf er dan maar van af met je vieze vingers’, en hij pakte het terug.

En ik zei: ‘Waar is Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG?’

En hij zei: ‘Of je koopt de A tot Z of je dondert op. Ik ben geen wandelende encyclopedie.’

En ik zei: ‘Is dat de A tot Z?’ en ik wees naar het boekje.

En hij zei: ‘Nee, het is een krokodil, nou goed?’

En ik zei: ‘Is dat de A tot Z?’ want het was geen krokodil en ik dacht dat ik het verkeerd verstaan had vanwege zijn accent.

En hij zei: ‘Ja, dat is de A tot Z.’

En ik zei: ‘Kan ik hem kopen?’

En hij zei niets.

En ik zei: ‘Kan ik hem kopen?’

En hij zei: ‘Twee pond vijfennegentig, maar je geeft me eerst het geld. Straks smeer je hem nog’, en ik besefte dat hij £ 2,95 bedoelde toen hij Twee vijfennegentig zei.

En ik betaalde hem £ 2,95 met mijn geld en hij gaf me geld terug net zoals in de winkel thuis en ik ging op de grond tegen de muur zitten net als de man met de vieze kleren maar een heel eind bij hem vandaan en ik sloeg het boekje open.

En op de binnenkant van het omslag en de bladzijde daarnaast stond een grote kaart van Londen met plaatsen als Abbey Wood en Poplar en Acton en Stanmore. En er stond PAGINAVERDELING boven. En over de kaart lag een raster en in elk vak van het raster stonden twee nummers. En Willesden lag in het vak waar 42 en 43 in stond. En ik ontdekte dat de nummers de nummers van de bladzijden waren waar je een kaart op grotere schaal van dat vak van Londen kon zien. En het hele boekje was een grote kaart van Londen, maar hij was in stukjes gehakt om er een boekje van te maken, en dat vond ik leuk.

Maar Willesden Junction stond niet op bladzijde 42 en 43. En ik vond het op bladzijde 58 die recht onder bladzijde 42 stond op de PAGINAVERDELING en die op bladzijde 42 aansloot. En ik keek in een spiraal rond Willesden Junction, net als toen ik het treinstation in Swindon zocht, maar met mijn vinger op de kaart.

En de man die twee verschillende schoenen had kwam voor me staan en zei: ‘Hoge pief. Jawel. De verpleegsters. Vergeet het maar. Vuile leugenaar. Vuile vieze leugenaar.’

Toen ging hij weg.

En het duurde lang voor ik Chapter Road had gevonden want die stond niet op bladzijde 58. Hij stond weer op bladzijde 42, en hij lag in vak 5C.

En dit was de vorm van de wegen tussen Willesden Junction en Chapter Road

Image

En dit was mijn route

Image

Dus ik ging de trap op en de brug over en ik stopte mijn kaartje in het grijze hekje en liep de straat op en er stond een bus en een grote hijskraan met een bordje waarop stond ENGLISH WELSH AND SCOTTISH RAILWAYS, maar die was geel, en ik keek rond en het was donker en er waren een heleboel felle lichten en ik was heel lang niet buiten geweest en ik werd er misselijk van. En ik hield mijn oogleden heel dicht bij elkaar en ik keek alleen maar naar de vorm van de wegen en toen wist ik welke wegen Station Approach en Oak Lane waren want dat waren de wegen die ik moest volgen.

Dus ik begon te lopen, maar Siobhan zei dat ik niet alles wat er gebeurt hoefde te beschrijven, ik hoef alleen de dingen die interessant waren te beschrijven.

Dus ik kwam bij Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG en ik deed er 27 minuten over en er was niemand thuis toen ik op de knop met Flat C drukte en het enige interessante wat er onderweg gebeurde waren 8 mannen die als Vikingen waren verkleed met helmen met horens erop en ze schreeuwden, maar het waren geen echte Vikingen want de Vikingen leefden bijna 2000 jaar geleden, en ik moest ook nog een keer plassen en ik ging in een steegje naast een garage die Burdett Motors heette en die dicht was en dat vond ik niet leuk om te doen maar ik wilde niet weer in mijn broek plassen, en verder was er niets interessants.

Dus besloot ik te wachten en ik hoopte dat moeder niet op vakantie was want dat zou betekenen dat ze wel langer dan een hele week weg kon zijn, maar daar probeerde ik niet aan te denken omdat ik niet terug kon naar Swindon.

Dus ging ik op de grond zitten achter de vuilnisbakken in het tuintje vóór Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG en ik zat onder een grote struik. En er kwam een mevrouw de tuin in en ze droeg een mandje met een metalen rooster aan een uiteinde en een handgreep aan de bovenkant zoals je gebruikt om met een poes naar de dierenarts te gaan, maar ik kon niet zien of er een poes in zat, en ze had schoenen met hoge hakken en ze zag me niet.

En toen begon het te regenen en ik werd nat en ik begon te rillen want ik had het koud.

En toen was het 23:32 uur en hoorde ik stemmen van mensen die door de straat liepen.

En een stem zei: ‘Het kan me niet schelen of je het grappig vond of niet’, en het was de stem van een mevrouw.

En een andere stem zei: ‘Toe nou, Judy. Het spijt me, oké?’ en dat was een mannenstem.

En de andere stem, dat was de stem van die mevrouw, zei: ‘Kon je daar niet aan denken voor je me compleet voor schut zette?’

En de stem van die mevrouw was de stem van moeder.

En moeder liep het tuintje in en meneer Shears was bij haar, en die andere stem was van hem.

Dus ik stond op en zei: ‘Je was niet thuis, dus heb ik op je gewacht.’

En moeder zei: ‘Christopher.’

En meneer Shears zei: ‘Wat?’

En moeder sloeg haar armen om me heen en zei: ‘Christopher, Christopher, Christopher.’

En ik duwde haar weg omdat ze me beetpakte en dat vond ik niet prettig, en ik duwde heel hard en ik viel.

En meneer Shears zei: ‘Wat heeft dit te betekenen?’

En moeder zei: ‘Sorry, Christopher, sorry. Ik dacht er niet aan.’

En ik lag op de grond en moeder stak haar rechterhand op en spreidde haar vingers in een waaier zodat ik haar vingers kon aanraken, maar toen zag ik dat Toby uit mijn zak was ontsnapt dus moest ik hem vangen.

En meneer Shears zei: ‘Dan zal Ed er ook wel zijn.’

En er was een muur om het tuintje zodat Toby er niet uit kon want hij zat vast in de hoek en kon niet snel genoeg tegen de muren opklimmen en ik pakte hem en stopte hem weer in mijn zak en ik zei: ‘Hij heeft honger. Heb je iets wat ik hem te eten kan geven, en een beetje water?’

En moeder zei: ‘Waar is je vader, Christopher?’

En ik zei: ‘Ik denk dat hij in Swindon is.’

En meneer Shears zei: ‘Goddank.’

En moeder zei: ‘Maar hoe ben je hier dan gekomen?’

En ik klappertandde vanwege de kou en ik kon er niet mee ophouden en ik zei: ‘Ik ben met de trein gekomen. En het was heel eng. En ik heb vaders pinpas gepakt zodat ik geld kon pinnen en een agent heeft me geholpen. Maar toen wou hij me terugbrengen naar vader. En hij zat bij me in de trein. Maar toen niet meer.’

En moeder zei: ‘Christopher, je bent drijfnat. Roger, sta daar niet als een standbeeld.’

En toen zei ze: ‘O god. Christopher. Ik dacht niet… Ik dacht niet dat ik je ooit… Waarom ben je hier in je eentje?’

En meneer Shears zei: ‘Gaan jullie mee naar binnen of blijven jullie de hele nacht hier?’

En ik zei: ‘Ik kom bij jou wonen want vader heeft Wellington vermoord met een spitvork en ik ben bang voor hem.’

En meneer Shears zei: ‘Jezus op een brommer.’

En moeder zei: ‘Alsjeblieft, Roger. Kom, Christopher, we gaan naar binnen om je af te drogen.’

Dus ik stond op en ging het huis in en moeder zei: ‘Loop maar achter Roger aan’, en ik liep achter meneer Shears aan de trap op en er was een overloop en een deur waar Flat C op stond en ik was bang om naar binnen te gaan want ik wist niet wat er binnen was.

En moeder zei: ‘Vooruit, voor je het helemaal te pakken krijgt’, maar ik wist niet wat voor je het helemaal te pakken krijgt betekende, en ik ging naar binnen.

En toen zei ze: ‘Ik maak het bad voor je klaar’, en ik liep de flat rond om er een plattegrond van in mijn hoofd te maken zodat ik me veiliger voelde, en de flat zag er zo uit

Image

En toen moest ik mijn kleren uittrekken van moeder en in het bad stappen en ze zei dat ik haar handdoek mocht gebruiken die paars was met groene bloemen aan het uiteinde. En ze gaf Toby een schoteltje water en wat cornflakes en ik liet hem door de badkamer rennen. En hij deed drie poepjes onder de wastafel en ik raapte ze op en trok ze door de wc en toen ging ik het bad weer in want dat was lekker warm.

Toen kwam moeder de badkamer in en ze ging op de wc zitten en ze zei: ‘Gaat het wel, Christopher?’

En ik zei: ‘Ik ben erg moe.’

En zij zei: ‘Dat weet ik, lieverd.’ En toen zei ze: ‘Je bent heel dapper.’

En ik zei: ‘Ja.’

En zij zei: ‘Je hebt me nooit geschreven.’

En ik zei: ‘Dat weet ik.’

En zij zei: ‘Waarom heb je me niet geschreven, Christopher? Ik heb jou al die brieven geschreven. Ik bleef maar denken dat er iets vreselijks was gebeurd, of dat je verhuisd was en dat ik je nooit meer terug zou kunnen vinden.’

En ik zei: ‘Vader zei dat je dood was.’

En zij zei: ‘Hè?’

En ik zei: ‘Hij zei dat je naar het ziekenhuis moest omdat er iets met je hart was. En dat je toen een hartaanval had gehad en dood was gegaan en hij bewaarde alle brieven in een hemdendoos in de kast in zijn slaapkamer en ik vond ze omdat ik een boek zocht dat ik schreef over dat Wellington was vermoord en dat had hij van me afgepakt en in een hemdendoos verstopt.’

En toen zei moeder: ‘O god.’

En toen zei ze een tijd niets. En toen maakte ze een loeiend geluid als een dier in een natuurprogramma op televisie.

En ik vond het niet leuk dat ze dat deed want het was een hard geluid, en ik zei: ‘Waarom doe je dat?’

En zij zei een tijdje niets, en toen zei ze: ‘O Christopher, het spijt me zo.’

En ik zei: ‘Jij kon er niets aan doen.’

En toen zei ze: ‘Klootzak. Die klootzak.’

En toen, na een tijdje, zei ze: ‘Christopher, laat me je hand vasthouden. Voor deze ene keer. Voor mij. Goed? Ik zal hem niet hard vasthouden’, en ze stak haar hand uit.

En ik zei: ‘Ik vind het niet leuk als mensen mijn hand vasthouden.’

En toen trok ze haar hand terug en ze zei: ‘Nee. Oké. Dat geeft niet.’

En toen zei ze: ‘Kom maar uit bad en droog je maar af, oké?’

En ik ging het bad uit en droogde me af met de paarse handdoek. Maar ik had geen pyjama dus trok ik een wit T-shirt aan en een gele korte broek die van moeder was, maar dat vond ik niet erg omdat ik zo moe was. En terwijl ik dat deed ging moeder naar de keuken en maakte wat tomatensoep warm want die was rood.

En toen hoorde ik iemand de deur van de flat opendoen en buiten klonk er een vreemde-mannenstem, dus deed ik de badkamerdeur op slot. En er was een beetje ruzie buiten en een man zei: ‘Ik moet hem spreken’, en moeder zei: ‘Hij heeft vandaag al genoeg meegemaakt’, en de man zei: ‘Dat weet ik. Toch moet ik hem spreken.’

En moeder klopte op de deur en zei dat een agent met me wilde praten en dat ik de deur open moest maken. En ze zei dat ze ervoor zou zorgen dat hij me niet meenam en dat beloofde ze. Dus pakte ik Toby op en maakte de deur open.

En er stond een agent en hij zei: ‘Ben jij Christopher Boone?’

En ik zei dat ik dat was.

En hij zei: ‘Je vader zegt dat je bent weggelopen. Klopt dat?’

En ik zei: ‘Ja.’

En hij zei: ‘Is dit je moeder?’ en hij wees naar moeder.

En ik zei: ‘Ja.’

En hij zei: ‘Waarom ben je weggelopen?’

En ik zei: ‘Omdat vader Wellington had vermoord, dat is een hond, en ik bang voor hem was.’

En hij zei: ‘Dat heb ik begrepen, ja.’ En toen zei hij: ‘Wil je terug naar je vader in Swindon of wil je hier blijven?’

En ik zei: ‘Ik wil hier blijven.’

En hij zei: ‘Is dat in orde?’

En ik zei: ‘Ja, ik wil hier blijven.’

En de agent zei: ‘Moment. Ik vroeg het aan je moeder.’

En moeder zei: ‘Hij heeft tegen Christopher gezegd dat ik dood was.’

En de agent zei: ‘Goed, we… We gaan het hier niet hebben over wie wat heeft gezegd. Ik wil alleen maar weten of…’

En moeder zei: ‘Natuurlijk mag hij blijven.’

En toen zei de agent: ‘Dan is de zaak wat mij betreft denk ik wel afgerond.’

En ik zei: ‘Gaat u me terugbrengen naar Swindon?’

En hij zei: ‘Nee.’

En toen werd ik blij want ik mocht bij moeder wonen.

En de agent zei: ‘Als uw man hier komt en moeilijkheden maakt, belt u ons maar. Voor de rest moet u er met elkaar maar uitkomen.’

En toen ging de agent weg en ik kreeg mijn tomatensoep en meneer Shears stapelde wat dozen in de logeerkamer op zodat hij er een luchtbed op de grond kon leggen waarop ik kon slapen, en ik ging slapen.

En toen werd ik wakker omdat er mensen in de flat schreeuwden en het was 2:31 uur. En een van de mensen was vader en ik werd bang. Maar er zat geen slot op de deur van de logeerkamer.

En vader schreeuwde: ‘Ik praat met haar of jij dat nou leuk vindt of niet. En ik laat me door jou zeker niet de wet voorschrijven.’

En moeder schreeuwde: ‘Roger. Niet doen. Laat…’

En meneer Shears schreeuwde: ‘Zo’n toon sla jij niet aan in mijn huis.’

En vader schreeuwde: ‘Dat bepaal ik zelf wel.’

En moeder schreeuwde: ‘Jij hebt geen recht om hier te zijn.’

En vader schreeuwde: ‘Geen recht? Geen recht? Het is god verdomme wel mijn zoon, of was je dat vergeten?’

En moeder schreeuwde: ‘Waar sloeg dat in godsnaam op, om dat soort dingen tegen hem te zeggen?’

En vader schreeuwde: ‘Waar sloeg dat op? Jij was degene die de benen nam.’

En moeder schreeuwde: ‘Dus moest ik maar meteen helemaal weg uit zijn leven?’

En meneer Shears schreeuwde: ‘Laten we nou even rustig blijven allemaal.’

En vader schreeuwde: ‘Dat wou je toch?’

En moeder schreeuwde: ‘Ik heb hem elke week geschreven. Elke week.’

En vader schreeuwde: ‘Geschreven? Daar heeft hij godverdomme wat aan.’

En meneer Shears schreeuwde: ‘Ho, ho, ho.’

En vader schreeuwde: ‘Ik heb voor hem gekookt. Ik heb zijn kleren gewassen. Ik heb elk weekend voor hem gezorgd. Ik heb voor hem gezorgd als hij ziek was. Ik ben met hem naar de dokter gegaan. Ik heb in de zenuwen gezeten als hij ’s nachts weer eens spoorloos was. Ik ben naar school gegaan als hij weer eens had gevochten. En jij? Wat? Jij hebt hem een paar klotebrieven geschreven.’

En moeder schreeuwde: ‘Dus vond je het wel goed om tegen hem te zeggen dat zijn moeder dood was?’

En meneer Shears schreeuwde: ‘Niet nu.’

En vader schreeuwde: ‘Hou je erbuiten, jij, of ik…’

En moeder schreeuwde: ‘In godsnaam, Ed…’

En vader schreeuwde: ‘Ik zal hem zien. En als jij me tegenhoudt…’

En toen kwam vader mijn kamer in. Maar ik hield mijn zakmes met het zaagblad uit in mijn hand voor als hij me zou vastgrijpen. En moeder kwam ook de kamer in en zij zei: ‘Rustig maar, Christopher. Ik zorg dat hij je niets doet. Je bent veilig.’

En vader kwam op zijn knieën naast het bed zitten en hij zei: ‘Christopher?’

Maar ik zei niets.

En hij zei: ‘Christopher, het spijt me echt verschrikkelijk. Het spijt me allemaal. Van Wellington. Van de brieven. Dat jij bent weggelopen. Ik heb nooit gewild… Ik beloof je dat ik nooit meer zoiets zal doen. Hé. Kom op, kerel.’

En toen stak hij zijn rechterhand op en spreidde zijn vingers in een waaier zodat ik zijn vingers kon aanraken, maar dat deed ik niet omdat ik bang was.

En vader zei: ‘Shit. Alsjeblieft, Christopher.’

En er druppelden tranen van zijn gezicht af.

En een tijdje zei niemand iets.

En toen zei moeder: ‘Ik denk dat je nu maar weg moet gaan’, maar ze had het tegen vader, niet tegen mij.

En toen kwam de agent terug want meneer Shears had het politiebureau gebeld en hij zei tegen vader dat hij moest kalmeren en nam hem mee de flat uit.

En moeder zei: ‘Ga maar weer slapen. Het komt allemaal goed. Dat beloof ik.’

En toen ging ik weer slapen.

 

229

En toen ik sliep had ik een van mijn lievelingsdromen. Soms heb ik hem overdag, maar dan is het een dagdroom. Maar ik heb hem ook vaak ’s nachts.

En in die droom is bijna iedereen op aarde dood omdat ze met een virus zijn besmet. Maar het is geen gewoon virus. Het is als een computervirus. En mensen krijgen het door de betekenis van iets wat een besmet iemand zegt en de betekenis van wat die persoon met zijn gezicht doet wanneer hij het zegt, wat betekent dat mensen het ook kunnen krijgen door naar een besmet iemand op televisie te kijken, wat betekent dat het zich heel snel over de wereld verspreidt.

En als mensen het virus krijgen zitten ze alleen maar op de bank en doen niets en ze eten of drinken niet en dus gaan ze dood. Maar soms heb ik andere versies van de droom, zoals wanneer je twee versies van een film kunt zien, de gewone versie en de Director’s Cut, zoals bij Blade Runner. En in sommige versies van de droom zorgt het virus ervoor dat ze met hun auto’s verongelukken of de zee in lopen en verdrinken, of in een rivier springen, en ik vind deze versie beter omdat er niet overal lichamen van dode mensen liggen.

En uiteindelijk zijn er op de wereld alleen nog maar mensen over die niet naar het gezicht van andere mensen kijken en die niet weten wat deze plaatjes betekenen

Image

en dat zijn allemaal speciale mensen zoals ik. En die zijn graag alleen en ik zie ze bijna nooit want ze zijn net als okapi’s in het oerwoud van Kongo, dat zijn een soort antilopen die heel schuw en zeldzaam zijn.

En ik kan overal ter wereld heen gaan als ik dat wil en ik weet dat niemand tegen me gaat praten of me gaat aanraken of me iets gaat vragen. Maar als ik nergens heen wil is dat ook goed en kan ik thuisblijven en de hele tijd broccoli en sinaasappels en dropveters eten, of ik kan een week lang computerspelletjes doen, of ik kan gewoon in de hoek van de kamer gaan zitten en met een munt heen en weer gaan over de ribbels van de radiator. En ik hoef niet naar Frankrijk.

En ik ga vaders huis uit en ik loop door de straat, en het is heel stil ook al is het midden op de dag en ik hoor geen enkel geluid behalve zingende vogels en wind en soms instortende gebouwen in de verte, en als ik heel dicht bij een stoplicht ga staan hoor ik een klikje als het licht verspringt.

En ik ga andermans huizen in en speel voor detective en ik kan de ramen inslaan om binnen te komen want de mensen zijn dood en het maakt toch niet uit. En ik ga winkels in en pak dingen die ik hebben wil, zoals roze koekjes of PJ’s Frambozen en Mango Milkshake of computerspelletjes of boeken en video’s.

En ik haal een ladder van vaders bestelwagen en ik klim het dak op, en als ik bij de rand van een dak kom leg ik de ladder over de kloof en klim ik naar het volgende dak, want in een droom mag je alles.

En dan vind ik iemands autosleutels en ik stap in zijn auto en ik ga rijden, en het geeft niet of ik tegen dingen aan bots en ik rijd naar de zee, en ik parkeer de auto en ik stap uit en het giet van de regen. En ik pak een ijsje uit een winkel en eet het op. En dan loop ik naar het strand. En het strand ligt vol zand en grote stenen en er staat een vuurtoren op een landtong maar het licht brandt niet want de vuurtorenwachter is dood.

En ik ga in de branding staan en die rolt over mijn schoenen heen. En ik ga niet zwemmen voor als er soms haaien zijn. En ik kijk naar de horizon en ik pak mijn lange metalen liniaal en hou hem langs de lijn tussen de zee en de lucht en ik laat zien dat die lijn een kromme is en dat de aarde rond is. En zoals het water over mijn schoenen heen rolt en dan weer terugzakt is het een ritme, zoals bij muziek of trommelen.

En dan haal ik droge kleren uit het huis van een familie die dood is. En ik ga naar huis, naar vaders huis, alleen is het vaders huis niet meer, het is mijn huis. En ik maak wat Gobi Aloo Sag met rode kleurstof en een aardbeienmilkshake om erbij te drinken, en dan kijk ik naar een video over het Zonnestelsel en ik doe wat computerspelletjes en ik ga naar bed.

En dan is de droom klaar en ben ik gelukkig.