Na een avondje met Mikey heb ik niet het gevoel dat ik meer kans op werk heb, maar pret heb ik wel. Hij brengt me thuis in een witte Ford Explorer en opeens vraag ik hem om me naar Franks huis te brengen. Als we er bijna zijn, rek ik me uit om te zien of er licht brandt, maar het is er donker.

‘Geef me de vijf, ’ zegt Mikey en steekt een hand uit.

Ik schud hem ferm, als een zakenman die een afspraak bevestigt.

‘Ik bel wel even rond, kijk wel even wat ik kan betekenen. ’

‘Bedankt, Mikey, ontzettend aardig van je. Ik heb je mijn nummer gegeven, hè? ’

‘Hebbik. ’

Ik loop naar de zoemer en sta ernaar te staren. Mikey staat nog steeds te wachten tot ik veilig binnen ben, dus draai ik me om, zwaai naar hem en glimlach alsof alles geregeld is. Ik wil niet op dat belletje drukken - dat zweemt naar zwakte en wanhoop. Maar mijn hand schiet uit asof hij niet aan mijn lijf vastzit en hij zweeft boven het metalen rechthoekje. Niet doen!

Ik kijk om me heen, zie verderop een luifel en loop erheen. Ik heb geen idee wat ik doe of denk. Ik moet Frank ontmoeten, of minstens even met hem praten. Van al dat antwoord-apparaatgedoe krijg ik het schuim op de lippen. We hebben geen echt gesprek meer gevoerd sinds we met elkaar naar bed zijn geweest. Ik heb het gevoel dat hij me dumpt zonder me ooit een kans te hebben gegeven. Dat hij op een of andere manier mijn ware ik niet heeft gezien en dat, als we maar wat tijd samen zouden hebben, ik wel wat zou ontspannen en niet zo druk en gek en winderig zou doen. Ik zou cool zijn, een en al zelfvertrouwen en lief.

De portier doet open en ik ga naar binnen.

Nadat hij me een paar minuten in de hal heeft zien handenwringen terwijl ik de voor- en nadelen overweeg van het belletje indrukken, stelt de portier, die een grootvaderlijke belangstelling voor me heeft ontwikkeld, me voor dat ik hem een briefje schrijf.

‘Hier, schrijf dit, ’ zegt hij en rommelt in het laatje van zijn bureau op zoek naar pen en papier.

‘“Rozen verwelken en schepen vergaan, ik sta te wachten, kom jij er wel aan? ’”

Ik sta versteend met de pen boven het papier. Beste Frank. Frank -. Hoi Frank, Hé, kerel. Aan De Heer Frank Stillman... Ach stik.

Ik bedank de portier en stap de winderige nacht in, mezelf verwijtend dat ik zo’n lafaard ben. Ik steek Second Avenue over en dwing mezelf nogmaals naar zijn raam op te kijken.

Het is nog steeds donker. Op mijn horloge zie ik dat het na enen is. Zou hij al slapen?

Als ik thuiskom staat er een bericht op mijn antwoordapparaat: ‘Hee Lay. Ik wilde even bellen om te zeggen dat ik aan je denk. Het spijt me dat ik het zo druk heb, ik mis )e... Laten we dit weekend pret maken, oké? Slaap lekker, welterusten... ’

Ik moet wat minder gespannen zien te raken.

Jamie vertelt me dat ze eind mei bij Tom intrekt. ‘Maak je geen zorgen, schatje, ik help je wel om iemand te vinden die mijn plaats inneemt. ’

Ik wil niemand in haar plaats. Ik ben aan ]amie gewend geraakt. Ik wil er niet over nadenken. Nu ik er bij stilsta, ik wil nergens over nadenken - mijn werk, Frank, Julia. Dit soort periodes, daar word je dus hartstikke gek van. Ik stel me voor dat mensen zelfmoord plegen om zaken die eigenlijk de moeite niet waard zijn. Misschien denken mensen gewoon opeens dat ze zich beter van kant kunnen maken dan een nieuwe huisgenoot zoeken, of vriend, of moeder.

De telefoon gaat over. Ondanks mijn obsessieve gedachten aan wat Frank wel van me moet denken, neem ik na de eerste rinkel op - kan mij het verrekken.

‘Popje! Je bent thuis! Ik heb gisteren iets bij je ingesproken, heb je dat gehoord? ’

Julia. ‘Ehm, nee. Niet gehoord. Jamie is het kennelijk vergeten te vertellen. ’ Of zou ik er misschien genoeg van hebben om je voodoopop te zijn?

‘Nou, de Bernsteins hebben Paolo en mij dit jaar met seider uitgenodigd en het leek me leuk als jij ook zou komen. ’

Ik stel me die potige Paolo voor met zijn lange haar in een paardenstaart en een fluwelen keppeltje op. Pascha is de enige joodse feestdag die Julia viert. Mijn oudste herinneringen eraan bestaan voornamelijk uit langgerekt bidden, knorrende magen, peterselie, zout water en stinkende gefillte fisch. ‘Ik kan niet, ’ zeg ik.

Geladen stilte. ‘Dat spijt me nou, ’ zegt ze op dodelijk gekwetste toon.

Zo nu en dan probeert Julia net te doen of we een gezin vormen. Die mythe heb ik in het verleden braaf instandgehouden, maar dat doe ik niet meer. Er zijn me allerlei kleinigheidjes overkomen, zoals: waarom ben ik zo’n mafketel? Wil ik echt kok worden? Hoe kan ik nou toch helemaal afhankelijk zijn geworden van zoiets slap en wankels? Waarom doe ik zo? En wiens schuld is dat? Ik hou het op Julia.

‘En hoe gaat het met je? ’ vraag ik in een poging een ander onderwerp aan te snijden.

‘O, het is allemaal fantasweldig. Ik heb wat veranderd in mijn appartement en dat prachtige Perzische tapijt dat ik vorige maand heb gekocht - het was ongelooflijk duur, maar het past niet bij het kleurenschema van de woonkamer. Nou ben ik benieuwd of jij dat niet wilt lenen? ’

‘Je wilt het ergens opslaan. ’

‘Het past vast heel goed in je woonkamer. Ik weet niet welke kleuren je daar -’

‘Ik heb geen kleuren. ’

‘Doe niet zo mal popje, elke kamer heeft een kleurenschema. ’

‘Nou je bent nooit in mijn appartement geweest, maar ik kan je verzekeren dat er geen kleurenschema is, ’ zeg ik denkend aan het versleten grijze tapijt dat Jamie van haar oma had gekregen, onze enige knieval voor de binnenhuisarchitectuur.

‘Wil je niet eens komen kijken wat ik ervan heb gemaakt? Je zult niet geloven hoe het is veranderd. Ik heb er nieuwe ramen in laten zetten, de keuken vernieuwd. De man van Polish zei dat ik echt aanleg had voor ontwerpen. Heeft me gezegd dat als ik ooit met hem in zaken wilde

‘Klinkt alsof je een gave bezit. ’

‘Hoe gaat het trouwens met werk zoeken? ’

‘Heel goed, ’ zeg ik. ‘Ik krijg overal in de stad werk aangeboden. ’

‘Vroeger wilde je dokter worden. ’

‘Dat kan ik me niet meer herinneren, ’ zeg, ik met kloppende slapen.

‘Nou, misschien sla je er wel een aan de haak. ’

‘Ik heb Layla-onttrekkingsverschijnselen, ’ zegt Frank de volgende morgen als ik half slapend opneem. ‘Wanneer zie ik je weer? ’

‘Ehm, ’ zeg ik. Heb ik hier niet de hele tijd met mijn duimen zitten draaien in de hoop iets van je te horen?

‘Hoor eens, ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik ben wel toe aan een uitstapje. Ik heb zin om je mee uit skiën te nemen, dit weekend. Zou je daar zin in hebben? Ik bedoel, ik weet dat je een enorme skifanaat bent -‘

‘Klinkt geweldig, ’ zeg ik.

Nou, dan heeft hij een week geen tijd voor me gehad nadat we met elkaar naar bed zijn geweest. Nou en? Wil ik soms geen vent met een gezonde arbeidsmoraal? Wil ik soms niet zo’n vent om een gezin mee te stichten?

Frank zegt dat we bij een studievriend van hem kunnen logeren in de buurt van Sugarbush, zodat het qua kosten valt te overzien, en dat vind ik goed. Mijn financiële situatie begint beroerd te worden. Ik heb geeneens voldoende voor een lift-abonnement, nu het meer dan zeventig pop kost voor een dagje skiën op de korstige hobbeltjes van Vermont. Ik wil veel voor Frank verzwijgen en een van die dingen is dat ik blut ben. Ik trek een verse MasterCard onderuit mijn laatje ondergoed en besluit dat dit een prima moment is om met mijn creditcard weer eens in het rood te belanden.

‘Er is één maar, ’ zegt Frank. ‘We hebben een auto nodig. ’ ‘Geen probleem, ’ zeg ik onmiddellijk, hoewel het dat best zou kunnen zijn. Ik wil zo graag dit bijzonderste uitstapje aller tijden maken dat ik iets beloof wat ik liever niet doe: Ja-mies auto te leen vragen.

Het eerste dat ze zegt is: ‘Hij neemt je een weekendje mee uit en heeft geen auto gehuurd? ’

‘Nee! Goed punt.

Maar Jamie is zo in de zevende hemel dat ze me graag van dienst is. Nu ze op de drempel van het huwelijksgeluk staat wil ze al het mogelijke doen om mijn relatie met Frank te promoten. ‘Natuurlijk mag je mijn auto lenen! ’ zegt ze. ‘Nu ik eenmaal in Toms auto heb gereden denk ik er toch over om hem weg te doen. ’

‘Tom heeft ook een auto? ’

‘Een Beemer. Ongelooflijk joh. Die auto’s rijden praktisch vanzelf, weet je. ’

‘Ja. ’

Jamies vier jaar oude Jetta is een jofele kar waar ik graag in rijd. Ik hou sowieso van autorijden. Wil Frank trouwens ook tonen wat een goede chauffeur ik ben. Het roer in handen nemen, zeg maar.

Ik haal hem en al zijn spullen af en hij loopt naar mijn kant en vraagt: ‘Heb je er bezwaar tegen als ik rijd? ’

‘Eh, nee. Tuurlijk. Ga je gang, ’ zeg ik en verwijt mezelf onmiddellijk dat ik zo snel te lijmen ben. Dat was dan mijn kans om hem te imponeren met mijn Mario Andretti-kunst.

Frank schijnt te weten wat hij doet, wat een hele opluchting

is en wat mij betreft een enorme uitbreiding van zijn persoonlijkheid. Op West Side Highway ter hoogte van Forty Se-cond Street komt hij met een verrassing, houdt die even achter zijn kiezen en zegt dan: ‘De plannen zijn een tikje veranderd. We logeren toch niet bij mijn vriend. ’ Hij legt niet uit waarom. ‘Ik heb gereserveerd in het Piney Lodge Chalet. ’

Gaat hij het motel betalen? Of doen we samsam? Ik voel het weer in mijn maag.

Het is een lange rit en hoewel hij het niet met zoveel woorden zegt, is Frank niet kapot van de cd’s die ik heb uitgezocht. Volgens mij gaat ‘Bat Out of Heil’ hem net te ver.

Ik zing alle teksten mee, met exact de juiste timing, toonhoogte en vermaak mezelf dus duidelijk enorm totdat Frank vraagt: ‘Wat dacht je van een beetje Ween? ’

‘Oké, ’ zeg ik, ‘na het volgende nummer, oké? ’

The sirens are screamin’ and the fires are howlin’

Way down in the valley tonight...

Frank houdt zijn bloeddoorlopen ogen op de weg gericht en ik voel nattigheid als hij niet reageert. Soms is er niet meer voor nodig dan dit om een man uit zijn humeur te brengen. ‘Of nu bijvoorbeeld, ’ zeg ik, pluk de Meatloaf-cd eruit en duw Ween erin. Franks gezicht klaart op. Als ik hem maar tevreden kan stemmen.

Ik hoop dat we dit weekend wat grenzen kunnen uitgummen, Frank en ik een beetje aan elkaar kunnen wennen. Ik wou dat we heel die ongemakkelijke fase domweg konden overslaan en meteen door konden naar eikaars zinnen afma-ken.

We stoppen bij McDonald’s en ik bestel een Filet-O-Fish-maaltijd met een appelpunt met de waarschuwing ‘Vulling Is Heet! ’ Frank neemt een Big Mac en een extra grote friet en milkshake.

‘Dat heb ik volgens mij nog nooit eerder gezien, ’ zegt hij als het meisje met de puistenkop de afzonderlijk verpakte spullen op een dienblad met papier legt.

‘De Filet-O-Fish? ’

‘Ja. ’

‘Probeer het eens. ’

‘Misschien wel. En appeltaart, hè? Jij neemt het er wel van. ’

Door die opmerking trek ik automatisch mijn buik in en ik steek mijn hand in mijn broekzak op zoek naar het briefje van twintig dollar dat ik voor noodgevallen heb meegenomen. Ik haal het verkreukelde biljet tevoorschijn zodat Frank het ziet. Opdat hij ziet dat ik geen profiteur ben, dat ik allebei onze maaltijden wel wil betalen. Het meisje zegt: ‘Dat is dan dertien vijftig. ’

Frank geeft haar snel een twintigje en zegt: ‘Dit red ik nog wel. ’

Hij doet een beetje vreemd, afstandelijk en daar heb ik behoorlijk last van. Ook al heeft hij de Mac betaald, toch krijg ik het gevoel dat hij zuinig aan probeert te doen. Wat is er met die‘Layla-onttrekking’ gebeurd?

We komen kort na middernacht aan. Het Piney Lodge Chalet heeft aan de voorkant grote ramen en vanuit het midden zijn er vleugels met motelkamers. We rollen als Cheech en Chong uit de auto. Het is koud en stilletjes - er vallen grote donzige sneeuwvlokken.

Er ligt al een dun laagje poedersneeuw en die schop ik met mijn wandelschoenen op als we de ski’s, skischoenen en koffers uit de kofferbak naar het motel slepen. ‘Dat wordt morgen prima sneeuw, ’ zeg ik.

‘Ik kan haast niet wachten, ’ zegt Frank.

Ik voel een zucht van opluchting. Ik vind het zo schattig dat Frank niet kan wachten. Ik zie een jochie voor me dat door zijn moeder dik is ingepakt, met rode wangetjes en zo opgewonden dat hij de hele dag in de sneeuw kan spelen dat hij niet merkt dat hij het koud krijgt of moe wordt... Het is de vanzelfsprekendste dialoog die we sinds het begin van het tochtje hebben gehad en dat helpt de donderwolk oplossen die in mijn verbeelding als in een tekenfilm boven de Jetta zweefde.

Tegen de tijd dat we ons in de kamer voorbereiden op de nacht zit me een ding dwars. Ik heb wat kanten ondergoed aan dat ik vijf jaar geleden bij Victoria’s Secret heb gekocht en nooit heb gedragen, en dat heeft me de hele rit ellendige jeuk in mijn liezen bezorgd. Ik schenk merlot in twee plastic mo-telbekertjes. Daar hoef ik me niet lang meer druk om te maken.

Frank ritst mijn ski-jack van Patagonia open en trekt voorzichtig mijn coltrui van Gap over mijn hoofd, waarbij hij me indringend aankijkt. Er zit iets raar gespeelds in zijn handelingen. Zo van Zo hoor ik te kijken als ik je verleid. Laat maar zitten Hij is schattig... Hij kan haast niet wachten tot we gaan skiën.

Als hij me languit op bed heeft gelegd begint hij mijn hals te zoenen en komt, nadat hij mijn ondergoed heeft overgeslagen, snel bij mijn voeten aan. Mijn haar zit in de war en de uitdrukking op zijn lippen is pornoperfect.

Mijn God, gaat hij op mijn tenen zuigen?

Ik kan alleen maar hopen dat mijn voeten die nooit hebben gestonken dat nu ook niet doen. Oké. Beheers je. Teenzuigen is ongeremd, teenzuigen is sexy. Laat het in godsnaam gewoon gebeuren, Layla... Frank wrijft met zijn duim heen en weer over mijn teen, alsof hij hem opwarmt voor een lekker hapje. Hij likt eraan alsof het een lollie is, steekt hem in zijn mond en trekt al zuigend zijn wangen hol. Hij gaat langzaam het rijtje af, in zijn eigen variant op tien kleine negertjes.

Naakt liggend op de plasticachtige sprei begin ik kippenvel te krijgen van de kou. Het ziet er stom uit als Frank zo op mijn tenen zuigt. En erger nog, ik kan mezelf er niet van overtuigen dat hij ervan geniet. Ik zou in het moment op moeten gaan, maar net als bij ons vorige seksuele samenzijn ben ik niet op mijn gemak en word dat nog minder als Frank een paar handboeien tevoorschijn haalt en zegt: ‘Ben jij stout geweest? ’

Ik lach, hoop dat hij het wit van mijn ogen kan zien en hoop er als prooi bij te liggen. ‘O, ja, ’ zeg ik en probeer overtuigend over te komen, ‘een heel stout meisje. ’

‘Hier, ’ zegt hij, ‘doe je handen op je rug. ’

Is het niet een beetje vroeg voor handboeien? Is dit niet zoiets waar je van tevoren afspraken over maakt?

‘Is dit vanwege Meatloaf? ’ vraag ik in de hoop het ijs te breken. Ik wil allerminst dat hij doorkrijgt dat ik dit nog nooit heb gedaan. Ik wil dat hij me ziet als een vrouw van de wereld, een ervaren vrouw.

Maar Frank lacht niet. Zijn ogen staan glazig en hij bevindt zich in zijn eigen wereldje.

Ik zit op mijn knieën en hoop maar dat ik niet met mijn kop tegen het afgezaagde aquarelletje van een bosgezicht beland nu mijn handen op mijn rug vast zitten. Ik voel me helemaal geen vrouw van de wereld of dame. Ik voel me stom en niet op mijn gemak, maar Frank is geil dus veins ik dat ook maar.

Als Frank al merkt dat ik minder geniet dan hij, dan laat hij dat niet blijken. Hij brengt me in positie, tilt me op, legt me op mijn zij, neemt me van voren en achteren, tilt mijn benen op, ondersteunt mijn kont terwijl mijn gezicht in het kussen wordt geperst.

Dus zo is het om van alle kanten te worden genaaid. Na een kwartier begin ik me een opblaaspop te voelen. Ik probeer te bedenken hoe ik het los kan laten, maar iedere vorm van fantasie is me ontschoten. Ik bedenk dat het vast een verborgen frigiditeit is die zich op dit cruciale ogenblik openbaart, schakel mijn gevoel uit en wacht tot hij klaar is.

De handboeien zitten te strak en laten een diepe rode moet achter in mijn polsen. Frank is na afloop een al lieftalligheid, zoent die plekken en wrijft er zachtjes over en vraagt: ‘Doet het zeer? ’ Het doet niet zeer, maar om een of andere reden moet ik toch huilen. Ik ben eerlijk gezegd niet bang. Meer slecht op mijn gemak. Ik heb ooit een freudiaanse psych horen vertellen over een van zijn andere patiënten die zich erop liet voorstaan dat hij sadist was. Die scheen met een oogopslag aan een meisje te kunnen zien dat ze ervan hield om gestraft te worden. ‘Het is een extreem voorbeeld, ’ zei die psych, ‘maar je begrijpt waar ik heen wil? ’

Ik begreep het. Het was juist al dat gedoe over dat ik in het geniep met mijn vader naar bed wilde waar ik zulke vraagtekens bij zette.

Wat ik zeg dat ik wil is ware liefde, net als ieder ander mens op deze aardkloot. Ik wil mannen op hun knieën met kleine blauwe doosjes van Tiffany in hun handen. Waarom lig ik dan in dit derderangsmotel met Franks handboeien om?

De psych zei, de steel van zijn niet brandende pijp tongend (hij had een orale fixatie en probeerde te stoppen met roken): ‘Er zal toch wel iets aan zitten dat je lekker vindt. ’

Als ik een ander meisje moest adviseren zou ik zeggen dat ze moest weggaan zonder om te kijken. Maar als het je zelf overkomt is het allemaal niet zo zwart-wit. Er zijn allerlei verklaringen mogelijk voor Franks gedrag: a) hij voelt zich zwak, onzeker en angstig en vrouwen vastbinden geeft hem - al is het maar voor eventjes - het gevoel dat hij de baas is (roept klef medelijden op, warme affectie). u) hij geeft geen pest om me en heeft niets te verliezen (zeikt me af), c) hij vindt me leuk en hoopt dat ik ervan houd om zo nu en dan vastgebonden te worden (wishful thinking mag je niet verpesten), d) het heeft hoegenaamd niets met mij te maken en als het mij niet overkwam, overkwam het iemand anders (moeilijk te verteren), e) het is allemaal één grote grap - ha! ha!

Ik slaap niet best. ’s Ochtends veeg ik de slaap uit mijn ogen en stop het ronde diskettetje van Maxwell House in de koffiepot van het motel. Ik trek de kurk uit de merlot en neem een teug. Frank gaat als een pasja rechtop in bed zitten en steekt zijn pijpje op. We zijn een stel sukkels maar op dit moment voelt het vrijgevochten aan, is het net als in de film.

Ik ben eerlijk gezegd bezig met mijn voorbereiding. Volgens sommigen is alcohol voor lafaards, maar volgens mij is het een verdomd goede reden waarom ze het ‘moed indrinken’ noemen. Ik ben van plan Frank op de hellingen een poe-pie te laten ruiken, maar ik heb een beetje drempelvrees. Frank lijkt daarentegen nergens last van te hebben.

Ik zeg dat ik naar de lobby ga om wat kaarten van de omgeving te halen en informatie en ren vervolgens op zoek naar een toilet haastig over het tapijt van de gang die naar verschaalde sigarettenrook stinkt.

Als ik twintig minuten later terug ben in de kamer zit Frank op de rand van het bed tekenfilms te kijken. Hij heeft kleren aan waarin hij slecht kan skiën - een wijde legerbroek, een katoenen coltrui en een spijkerjack. ‘Wat gevonden? ’ vraagt hij.

‘Wat wat? ’ zeg ik.

‘Kaarten, ’zegt hij.

‘O, kaarten, juist. Nee, die hebben ze niet. ’ En vervolgens, om de zaak ingewikkelder te maken: ‘Krijg je het zo niet koud? ’

‘Na, ’ zegt hij zonder zijn blik van het televisietoestel te verwijderen en afwezig met zijn vingertoppen aan zijn stoppels krabbend.

Die kan-me-niks-schelen-houding betreffende zijn kleding is op allerlei niveaus een enorm minpunt voor hem. Iedereen die iets van de natuur weet beseft dat je altijd op het ergste voorbereid moet zijn. Buiten word je snel uit de waan gehaald dat skiën in een legerbroek of spijkerbroek cool is, weet je snel dat katoen het weefsel van de duivel is. Lagen! En veel, van stoffen die niet in de natuur voorkomen. Als je verdwaalt op de berg redden die je leven, door de koude, vochtige lucht buiten te sluiten waaraan je uiteindelijk een extreem trage (maar naar men zegt niet compleet onaangename) dood sterft.

Zelfgenoegzaam begin ik me aan te kleden. Ik begin met mijn lange ondergoed van polipropyleen en bedek mezelf met de ene na de andere laag onnatuurlijk weefsel totdat ik klaar ben voor de Gore-Tex-glazuurlaag - een stoere overall met versterkte kont en knieën en een jack met afritsbare mouwen en fluorescerende stroken.

‘Dat ziet er officieel uit, ’ zegt Frank.

Hij weet van niks. Je kunt niet drie seizoenen aaneen dagelijks skiën zonder er fatsoenlijk bij te lopen. Ik weet dat ik er officieel uitzie. Ik ben een official, handboeimannetje!

Als we de auto op het parkeerterrein van Sugarbush neerzetten geef ik Frank mijn creditcard en bid dat hij daar de kaarten niet van betaalt. Het schiet eventjes door me heen dat hij me weliswaar op dit weekendje had uitgenodigd maar dat het belangrijkste waarvoor hij zorg zou dragen - te weten gratis onderdak - al afgevallen is. Als ik voor het transport en de liffkaarten opdraai ben ik flink op weg de hele verrekte onderneming te financieren. Nou ja, de Mac heeft hij gedokt.

De zon schijnt en het is een frisse 4 graden onder nul. Twee dagen geleden is er zware neerslag gevallen, dus hangt de sneeuw in de bomen en zijn de onverzorgde stukken piste nog poederig. Frank steekt in de skilift zijn pijpje op, maar ik maak bezwaar. Hij begint al te rillen. Ik rits de Mountain Hardwear dicht, trek mijn kraag op en zet mijn skibril op zodat mijn hele gezicht beschermd is. Ga je gang. Word maar lekker high.

Als we net uit de lift komen begin ik door de sneeuw te ploegen. Ik wil mezelf niet te snel verraden. Aan Franks eerste bewegingen zie ik dat hij instabiel staat - benen gestrekt, enkels en schouders verkrampt, zijn stokken steken alle kanten op als een stel krukken. Wat hij aan techniek tekortkomt, merk ik al spoedig, compenseert hij met snelheid. Hij schiet voor me weg, zet met zijn schouders bochten in en trekt bij gebrek aan een goede balans stijfjes met zijn bergski.

Vanaf de top van de piste zie ik hem slowmotion op hoge snelheid wegglijden, de ene ski blijft achter en draait opzij zodat hij met een balletachtige beweging achterstevoren draait en klabooeeem!

Uit de lift roepen enkele mensen: ‘Gaat het? ’ Een groepje tieners begint te joelen. Ik ski naar hem toe, pik zijn verloren ski dertig meter boven hem op, zijn muts (eenentwintig), bril (twintig) en stok (tien). Als ik bij Frank aankom is hij rood aangelopen en kwaad op zichzelf. ‘Dat zag ik niet aankomen, ’ zegt hij.

‘Misschien moet je wat opwarmen? ’ stel ik voor.

‘Ja. ’

Ergens in de buurt van de laatste helling van de berg blijft hij stil naar me staan kijken. Ik haal diep adem en zet mijn verstand op nul. Zo draai ik de grootste hindernis waar je als skiër mee te maken krijgt de nek om - angst. Glijden maar. Ik stuur mijn ski’s naar een stuk met zachte, donzige bobbels. Mijn knieën klappen heen en weer als een accordeon - knal, knal, knal, oef, oef, oef. Ik heb het ritme te pakken, ga beheerst steeds sneller, ogen op, stokken achterwaarts en spring in spreidstand van de laatste bult. Ik verknoei het niet. Ik stel mezelf niet teleur. Ik toon Frank wat ik waard ben. Wie is de Bazin van de Berg? De Leidster op de Lange Latten? Laat iedereen het maar over de spanning, de frisse lucht en de enorme inspanning hebben die skiën voor ze is. Voor Layla Mitch-ner is skiën een hoopgevende herinnering aan het feit dat er dingen op aarde bestaan waarvan ze zonder aarzeling durft te stellen dat ze het goed kan.

Ik doe een Suzy Chapstick en zwiep naast Frank tot stilstand. Hij zit gehurkt aan de sluiting van zijn schoen te prutsen. Hij heeft de middagvoorstelling gemist.

Het begint warmer te worden. Ik zet mijn muts af en hang mijn skibril om mijn nek om mijn hoofd te laten ademen. Frank en ik staan in de rij voor de quad als ik in de andere rij iemand zie die me vreselijk bekend voorkomt. Ze is meer op ballet gekleed dan op skiën, haar glanzende beige stretchbroek perst zich om dat treurig stemmende gebrek aan een kont, het bijpassende beige donzen jack met bontkraag knelt om haar minieme middeltje. Het is Lucinda. En links van haar, in vrijwel dezelfde ski-outfit als ik draag, staat Dick Davenport.

Lucinda staat ergens over te tetteren terwijl Dick mijn kant op kijkt. We herkennen elkaar vrijwel op hetzelfde moment. ‘Layla? ’vraagt hij.

‘Dick! ’ Ik heb geen idee waarom ik zo blij ben om Dick Davenport te zien. Misschien omdat dit weekend zo schokkend is dat ieder bekend gezicht welkom is. Ik heb het gevoel dat ik een vriend van vroeger terugvind.

‘Wat doe jij hier? ’vraagt hij.

‘Hetzelfde als jij, ’ zeg ik glimlachend en vraag me af of ik naar hem toe moet buigen om hem te omhelzen.

‘Ken je Lucinda nog? ’

‘Ja, hoi. Goed dat we elkaar hier zien. Dit is Frank, ’ zeg ik. Door de temperatuurstijging is de sneeuw die aan Frank vastplakte gesmolten - zijn doorweekte legerbroek hangt laag en de geur van natte wol waait in zompige vleugjes alle kanten op. Hij ziet er beroerd uit.

‘Aangenaam kennismaken, Frank, ’ zegt Dick. ‘Dit is Lucinda. ’

‘Hoi, ’ zegt Lucinda, een en al kortaangebonden hekserig-heid.

‘Fijn om je hier te treffen! ’ Dick oogt bijna even opgelucht als ik me voel. Lucinda begint haar zweetband en zonnebril van Gucci zo te verplaatsen dat haar haar perfect uitkomt. Ze steekt een hand in haar jaszak en trekt - is het werkelijk? - een minispiegeltje tevoorschijn en begint lipstick op te doen. Ik word me er vrijwel op slag van bewust hoe weinig vrouwelijk ik eruitzie, hoe Muppetachtig mijn uitgegroeide stekelhaar moet lijken.

Twee in die rij, twee in deze, het ziet ernaar uit dat we in dezelfde lift zullen belanden Dick en ik gaan naar het midden en Frank en Lucinda gaan opzij. De lift nadert en Lucinda gaat bevallig zitten voordat ze het met haar stok aan de stok krijgt. ‘O, Dick, ’jammert ze, ‘mijn stok. Mijn Stok! ’

‘Niks aan de hand, Luce, die halen we de volgende keer wel op. ’

‘Maar ik kan niet skiën met één stok! ’

‘Je kunt er eentje van mij krijgen. ’

Dat brengt haar tot zwijgen.

‘Dus, jij bent een skiër, ’ zegt Dick.

Ik knik en knijp bevestigend mijn lippen op elkaar.

‘Wat is er toen op dat feest van je geworden? Je was opeens verdwenen. ’

‘Ja. Je kent dat wel, als je er niet tegen opgewassen bent, kun je beter opkrassen. ’

‘Volgens mij ging je er heel professioneel mee om. ’

‘Ja, ach. ’

‘Je moeder is een indrukwekkend mens. ’

‘Hmm. ’

‘Hé, wat dacht je ervan om samen een afdaling te doen? ’

Lucinda kijkt als een boef in een tekenfilm: Drat, double-draü Frank kijkt verstoord omdat hij hier niet kan roken.

‘Klinkt goed, ’ zeg ik.

Dick verrast me met de mededeling: ‘Billy heeft me verteld dat je les gaf in het westen? ’

‘Klopt, ’zeg ik.

‘Misschien kun je Lucinda wat aanwijzingen geven. Naar mij luistert ze niet. ’

‘Hij probeert me al de hele dag les te geven, ’ zegt Lucinda.

‘Les kan zinvol zijn, ’ suggereer ik.

‘Niet als je al kunt skiën, ’ zegt ze en werpt me dodelijke blikken toe.

Frank zegt: ‘Lessen, flessen. Gewoon lol maken. ’

Boven komt Lucinda voorzichtig van haar stoel en wriegelt de sneeuw in. Dick staat haar bij, steekt haar een hand toe en geeft haar vervolgens zijn skistok.

We nemen een eenvoudige afdaling. Dick en ik staan samen toe te kijken hoe onze minnaars bergaf gaan - Lucinda gaat langzaam en voorzichtig, Frank scheurt als de baarlijke duivel op ski’s omlaag.

‘Na jou, ’ zegt Dick en ik zet af en ski naar beneden langs Lucinda naar de plek waar Frank ons staat op te wachten. Ik zie Dick bovenaan naar Lucinda kijken of die mogelijk hulp nodig heeft. En dan zet hij af, snijdt grote, snelle GS-bochten aan, skiet als een wedstrijdskiër. Nou, nou, wat een verrassing. Het is dus meer dan een pak...

Lucinda is net iets eerder bij ons dan Dick. En Frank zegt iets tegen Dick waar ik al de hele dag op zit te wachten: ‘Jij bent goed! ’

‘Dankjewel, ’ zegt Dick.

‘Hij skiet al zijn hele leven, ’ zegt Lucinda.

Mijn droom van steak au poivre met knapperige frietjes in een knus soort herbergje is van het allergrootste belang. Ik snak naar een goede maaltijd met een lekkere fles wijn en ben bereid me daarvoor nog dieper in de schuld te steken. Ik denk nog steeds terug aan drie weken geleden, dat Frank en ik dromerig het bloed uit biefstukken zaten te zuigen in 1492. Maar als ik die avond een leuke tent aan Frank voorstel, zegt hij: ‘Ik dacht er eigenlijk over om een pizza te laten bezorgen of zoiets. ’

Een pizza of zoiets? Ik ben volledig uit mijn doen. ‘Kom op, ’ zeg ik, bijna wanhopig, ‘ik trakteer. ’

Als we terug zijn in de benauwde badkamer van het motel hoor ik Frank zachtjes in zijn mobieltje praten terwijl ik na de douche mijn lotion opdoe. Als ik mijn tas doorzoek stuit ik op een klein etuitje met make-up. Ik heb een set strakke kleren meegenomen en ook een zwarte doorkijkbloes met beha. Niet erg comfortabele kleren, niet helemaal iets voor mij, het zijn nieuwe aankopen. Ik maak me op, foundation, blos, lipstick en mascara en wurm me in de strakke kleren. Volgens mij ben ik afgevallen. Ik denk dat ik het wel red. Ik wil Franks bek open zien vallen - ik wil hem zijn muziek in de steek zien laten en hem met het schuim op de lippen uit het bed zien vallen.

Aerosmith schijnt echter veel interessanter. Op weg naar het raam krijg ik de pest in en steek verleidelijk een sigaret op. Kijk naar me, kijk naar me, kijk naar me....

Hij weet zijn blik even van de televisie af te wenden en vraagt: ‘Heb je make-up op? ’ Alsof hij mijn moeder is en ik twaalf ben en hij het niet wilde hebben. Vervolgens: ‘Zitten die kleren wel lekker? ’

Ojee.

The Steak Pub is een donkerhouten tent met een grote salad bar. Van de drankkaart bestellen we allebei hurricanes van $8 en dan begint Frank als een patser uit Las Vegas dingen van het menu te kiezen. ‘Even kijken, ik neem gevulde champignons, garnalencocktail, varkenshaas, denk je dat ze daar béarnaisesaus bij serveren? Salad bar... Ik denk dat ik eigenlijk maar “all-you-can-eat” neem voor eh, wat kost dat - twee

dollar extra? Vind jij dat goed, Layla? ’

Ik tel de prijzen stilletjes bij elkaar op - champignons, $8, 95, garnalencocktail $11, 95, varkenshaas $25, 95! Ik heb die kaart nog nooit gebruikt en weet dus niet eens of het zo wel kan, maar ik knik enthousiast en zeg: ‘Tuurlijk! ’ Moet ik de afwas doen, dan moet ik de afwas doen. Of we zouden eetpi-raatje kunnen spelen. Ik begin de pest aan Frank te krijgen omdat hij me hiertoe drijft, omdat hij knieperig doet, omdat hij het toelaat dat een vrouw - om wie hij wel, maar misschien ook niet geeft - zijn eten betaalt.

Ik laat me mijn biefstuk niet ontnemen. Ik bestel het goedkoopste formaat, zonder voorafje of salad bar, alleen de gepofte aardappel en de bijbehorende groente - gesauteerde courgette.

Mijn biefstuk blijkt taai. Ik kauw er langzaam op, probeer hem klein te krijgen, bedenk dat ik altijd kan doen of ik erin stik. Frank staat steeds op van tafel om meer korstbrood te halen en extra groenten met blauwekaasdressing. ‘Dit was een geweldig idee, ’ zegt hij op zeker moment. Helaas ben ik te zenuwachtig over mogelijke problemen met die kaart om er zelf van te genieten. Hoe dichter het toetje nadert hoe nerveuzer ik word.

Een zandgebakje en Irish coffee voor Frank, voor mij niks. Al wil ik eigenlijk niets anders doen dan mijn hele gezicht in een sundae-ijsje verbergen.

Onderweg naar het toilet besluit ik bij de kassa langs te gaan om de rekening buiten het bereik van de tafel af te handelen. De MasterCard wordt door het machientje getrokken en ik sta met ingehouden adem te wachten tot het ding begint te piepen en klikken. Het beeld van de serveerster die de pen tussen haar wijs- en middelvinger laat wiebelen laat mijn bonzende hart bijna op hol slaan. Ik sta stilletjes af te wachten en te wachten en te wachten. Ze kijkt naar me en vraagt: ‘Hebt u een andere kaart? ’

‘Nee, ’ zeg ik. En dan, in een poging om zelfvertrouwen te tonen: ‘Deze zou het moeten doen. ’

‘Nou, soms geeft dit apparaat wat problemen. Ik zal het nog eens proberen. ’

Doe het nou. Alsjeblieeeeft.

‘Layla? ’

Een bekende stem. De flits van herkenning bezorgt me jeuk op mijn wangen. ‘Dick. ’

‘Hebben jullie lekker gegeten? ’

‘O, ja, ’ zeg ik en probeer enthousiast te klinken, ‘het was heerlijk. ’ Het kan de serveerster geen barst schelen of ik ergens van heb genoten of niet, want mijn kaart doet het niet.

Dick staat erbij. Ik weet niet of hij verbijsterd is omdat mijn kaart het niet doet of omdat ik het eten betaal. Hij neemt me terzijde en vraagt: ‘Zit je in nood? Ik kan je best geld lenen als je kaart het om een of andere reden niet doet. ’

Hij klinkt als mijn vader die ik, nu ik erbij stilsta, graag hier zou willen hebben op dit moment. Ik ben geschokt en vernederd maar probeer mijn kalmte te bewaren. ‘O, nee, niks aan de hand. Ik heb ook wel contant geld, ’ zeg ik en reik voor een niet bestaande portemonnee naar mijn kontzak.

Het begint problematisch te worden tot opeens het muziekje van het machientje begint. Ik ben zo opgelucht dat ik voor de tweede keer die dag zin heb om Dick te omhelzen. Hij zegt glimlachend: ‘Stomme apparaten. ’ En vervolgens: ‘Je ziet er leuk uit vanavond. Ik had je bijna niet herkend. ’

‘Met zulke koplampen kun je me bijna niet mislopen. ’ Wat heb ik nou weergezegd?

‘Daar heb je gelijk in, ’ zegt hij en lacht goedmoedig. Dan verandert hij als een heer van gespreksonderwerp en vraagt: ‘Wat is hier lekker? ’

‘De biefstuk is heel behoorlijk, ’ zeg ik. ‘Je zou de varkenshaas moeten nemen. ’

‘Is dat je officiële antwoord? ’ vraagt hij en buigt als Regis Philbin mijn kant op.

‘Dat is mijn professionele advies, ’ antwoord ik.

‘Aha, maar je bent maar een ondergeschikte... zoals je dat zelf tenminste noemde. ’

Hoe kan hij zich dat verdomme nog herinneren? ‘Ja, nou ja, ’ zeg ik en kijk naar mijn schoenen.

‘Ik maak maar een geintje, hoor. Ik ben na Billy’s feestje met een paar vrienden naar Tacoma geweest. ’

‘Echt waar? ’

‘De salade was het lekkerste deel van het menu. ’

Dat maakt me blijer dan nodig is. ‘Had je de caesar salad of de gemengde salade met gorgonzola, peer en geroosterde walnoten? ’

‘Allebei, ’ zegt hij en kijkt me indringend aan.

Heel erg blauwe ogen.

‘Tijd om terug te keren, ’ zegt hij bijna verontschuldigend, maar hij verroert zich niet. In plaats daarvan staan we enkele tellen lang te zwijgen. Dan legt hij een hand op mijn arm en zegt: ‘Geweldig om je hier tegen het lijf te lopen. ’

‘Van hetzelfde, ’ zeg ik.

Als hij zich omdraait en terugloopt naar zijn tafeltje zie ik dat hij een versleten Levi’s aanheeft die prachtig aan een zo te zien bijzonder aantrekkelijk stel billen hangt. Hij ziet er vanavond eerder krokant uit dan bekakt. Veelzijdig.

Als ik terugkeer van het toilet staat er een emmer op onze tafel met een fles champagne erin en twee flütes halfvol bubbels.

‘Wat krijgen we nou? ’vraag ik met een glimlach aan Frank terwijl de angst en spanning van het weekend vervliegen.

‘Heeft onze vriend Dick gestuurd, ’ zegt Frank edelmoedig.

‘Dick? ’ vraag ik verward.

‘Moet je mij niet aankijken, ’ zegt Frank schouderophalend. ‘Er staat hier iets op een servet. ’ Hij steekt het me slap hangend tussen duim en wijsvinger toe.

In keurige blokletters staat er: Hier eindelijk die champagne die ik je had beloofd. Geniet ervan!

Tot nu toe had ik nog niet in de gaten hoe beroerd ik dit hele weekend vond. Mijn neus slibt dicht en mijn ogen beginnen te druppen.

‘Proost, ’ zegt Frank, met een blik alsof alles steeds beter wordt.

Met tegenzin probeer ik te glimlachen, steek mijn glas omhoog en zeg: ‘Lechaim. ’ Wat jammer dat nou net Dick Daven-port me moest tonen hoe diep ik was gezonken.

Ik heb goede hoop op West i2th, al was het maar omdat de chef, Laurie, een vrouw is en we dat volgens mij gemeen hebben. Het restaurant is verlaten die woensdagavond om zes uur. In zijn vroegere leven was het moderner en ‘niet zo druk’. Het lijkt mij nog steeds niet zo druk, al heeft iemand er veel poen in gedouwd om er zo’n valse plattelandssfeer te creëren. Er staan kleine droogboeketjes midden op alle tafels, smaakvolle gietijzeren blakers met doorboorde kaarsen. De muren zijn van kale baksteen en op de vloer liggen brede eiken planken.

Laurie staat in de keuken haar mise en place te regelen. De afwasser en assistent-kok zijn naast haar de enige werknemers. Er is een snijplank met gehakte peterselie en er staan diverse plastic bakken met dingen als gesneden lente-ui, eier-kruim, gehakte sjalotjes, blokjes gebakken peper en verbrokkelde blauwe kaas. Niks nieuws. Laurie neust ze een voor een door, steekt haar neus erin en houdt apart wat er nog mee door kan. Ze is fors, aan de dunne kant van dik, met een grote bos lichtbruine krullen. Op een stuk van het aanrecht ligt een berg plasticfolie, een eindje verderop meel met een bal deeg. Ik snap niet hoe ze denkt voor de dienst klaar te kunnen zijn.

‘Kom binnen, kom binnen! ’ zegt ze als ze me in de deuropening ziet staan. ‘Ben jij Layla? ’

‘Ja, hoi, leuk je te leren kennen, ’ zeg ik en steek mijn hand uit hopend dat ze die niet zal willen schudden. Ze veegt haar handen vol olievlekken aan een theedoek af die aan haar schort hangt en grijpt mijn hand in de hare, die groot, warm en plakkerig is.

De afwasser staat bergen boerenkool te plukken en wassen, terwijl de assistent-kok blokjes wortels, ui en selderij kookt. Laurie wijst naar hen en zegt: ‘Dit zijn Pedro en Felipe. ’

‘Alleen jullie drieën maar? ’ vraag ik.

‘Reken maar, ’ zegt ze, draait zich om naar haar bakken en gaat door met haar werk. ‘Je hebt er hopelijk geen bezwaar tegen? Ik moet dit spul over een halfuur klaar hebben. We hebben nu nog maar twee tafels gereserveerd staan, maar je moet voorbereid zijn op mensen die zomaar binnenlopen. Ik moet het brood nog steeds in de oven zien te krijgen O, shit! Pedro, kan jij die boerenkool niet even laten wachten en dat deeg op een plaat doen? ’

‘Kom ik ongelegen? ’ Het is een retorische vraag. Ik snap niet waarom ze me op zo’n moment heeft uitgenodigd. Tenzij ze verwacht had dat het niet druk zou zijn. Wat het in dit begin van de avond ook niet lijkt te zijn.

‘Nee, geen probleem. Ik wilde je een idee geven van hoe het hier tijdens de dienst toegaat. Volgens Gustav heb je in de gar-de-manger gewerkt in Tacoma? ’

‘Ja, en in Eagle Café en in Frankrijk in Le Diamond. ’

‘Heb je kookles gehad? ’

‘De Cordon Bleu. ’

‘Wauw, da’s geweldig. ’ Ze snijdt de uiteinden van een bos lente-uitjes af. Vervolgens begint ze ze met twee te gelijk langzaam in ringetjes te snijden. Het zelfvertrouwen straalt niet van haar snijwerk af.

Er komt een bestelling voor een salade van het huis en een zalmschotel. Laurie is met drie andere dingen bezig, maar ze stopt, loopt naar de grote metalen koelkast, trekt er een metalen terrine uit en roept: ‘Snel Pedro! Een pan en wat heet water! ’ Ze plonst hem in heet water, loopt naar haar grote zilveren schaal, gooit er wat mesclun in, wat eierkruim, blauwe kaas, dobbelsteentjes tomaat, komkommer, zout, peper. ‘Shit, ik heb nog geen vinaigrette gemaakt! ’

Ik pak nog een kom van een plank, ga snel naar de koelkast, vjnd mosterd, doe twee theelepels in de kom met wat rode-wijnazijn, zout en peper en begin dat snel te klutsen, en dan wat langzamer terwijl ik de olijfolie erbij giet. Ik zie Laurie uit mijn ooghoeken de zalmschotel uit de terrine halen, de randen met haar smerige vingers gladstrijken en die tussendoor aflikken. Dat zou ik liever niet op mijn bord krijgen.

In de hoop de salade-eter een vergelijkbaar lot te besparen, loop ik naar de wasbak, waar Pedro van de witte, smoezelige, dikke watervingers me vriendelijk voorlaat om mijn handen met afwasmiddel te schrobben. Terug naar de salade. Ik lepel de vinaigrette over de sla, steek mijn handen erin en meng het. Pedro heeft op de meelplank naast me een bord klaargezet. Ik grijp met twee handen een bos mesclun en leg het vingervlug midden op het bord, buig en plooi het op de Tacoma-manier en leg de komkommer en tomaat strategisch in en tussen de sla.

‘Goed werk! ’ roept Laurie. Er ligt een rechthoekig stuk zalm onschuldig op een wit bord, met kerveltakjes en kwakjes dilleroom als garnering.

Laurie laat me weten dat mijn beginsalaris $75 per dag zal zijn tegenover de $100 die ik bij Tacoma verdiende. Heb ik in mijn positie iets te kiezen? Hier heb je een situatie waar duidelijk hulp is geboden, maar ik zie dit niet als een mogelijkheid om te herrijzen, mezelf te bewijzen en de afgepeigerde Laurie de tent op orde te laten krijgen, maar raak er lauw en ongemotiveerd door. Ik denk dat je het zelfs wel gedeprimeerd kunt noemen. Nou, West 12th heeft iets deprimerends. Het stinkt naar mislukking. Te veel geld in de aankleding gestoken, te weinig in keukenpersoneel. Ik besluit toch tegen te kiezen. Dat kan een verkeerde beslissing zijn, maar ik kan dat valse boerenlandgedoe domweg niet serieus nemen als restaurant. Ik ben bang dat ik op dit ogenblik geen enkel restaurant aankan.

‘Het spijt me enorm Lay, ik had geen idee wie ik anders zou moeten bellen. ’ Het is tien uur ’s ochtends en Dina zit huilend aan de lijn vanuit de bar van Tacoma.

‘Sttt, ’ zeg ik om haar te kalmeren, ‘haal even diep adem en vertel dan eens wat er loos is. ’

‘Kunnen we iets afspreken na mijn dienst? Shit, ik weet eigenlijk niet eens of ik het wel zolang uithoud. ’

‘Al goed, ’ zeg ik, ‘je houdt het wel vol. Ik kom je opzoeken wanneer je maar wilt. ’

‘Kun je hierheen komen? ’

Ik wil echt nooit meer een stap over de drempel van Tacoma zetten, maar ik vraag: ‘Hoe laat? ’

‘Twee uur? ’

‘Ik zal er zijn. ’

John, de avondmanager, is bezig samen met Dina de kassa te inspecteren als ik binnen kom lopen. De bar is schoon, donker en verlaten. John tilt het uiteinde van de bar op, loopt erdoorheen en legt het weer neer. ‘Goeie avond, ’ zegt hij, doelend op de omzet.

‘Een van mijn beste, ’ bevestigt Dina.

‘Hé, Layla, jou had ik zo snel niet terugverwacht, ’ zegt John.

‘Ik ook niet. ’

‘Nou, jullie twee kunnen wel afsluiten, neem ik aan? ’

‘Geen probleem, ’ zegt Dina en bonjourt hem de deur uit.

Ze slaakt een diepe zucht en vraagt: ‘Wat wil je drinken? ’

‘Wat dacht je van een Baileys? ’

‘Goed idee. Met ijs? ’

‘Ja. ’

Ze pakt twee tumblers onder de bar vandaan, vult ze met ijs en giet ze tot de rand vol met Baileys. Ze klinkt haar glas tegen het mijne. We walsen het rond en nemen een slok. De zoete roomsmaak is hemels. ‘Nou, ’ zegt ze, starend in haar glas.

‘Wat is er aan de hand? ’

Ze loopt om de bar heen en laat zich op de kruk naast de mijne vallen, haar zontatoeage verschuilt zich in de rimpels van haar buik. Als ze me tenslotte aankijkt, huilt ze. ‘Verdomde Stan, ’ zegt ze hoofdschuddend. ‘Die verdomde klootzak heeft een van de meiden van de make-up geneukt. ’

‘Shit. ’ Niet erg welsprekend, ik weet het, maar soms de enige manier om op dit soort informatie te reageren. ‘Ik dacht altijd dat het zo goed ging tussen jullie. ’

‘Het ging ook goed! Ging. Ik bedoel, we waren een ideaal stel. Ik voelde me zo op mijn gemak bij hem, weet je wel? Hij aanbad me. Aanbad me! ’ Ik neem een slok, maar Dina huilt te hard om ook een slok te kunnen nemen, het ijs smelt en de bovenlaag van haar drankje wordt waterig. ‘Ze is vijfentwintig en hij zegt dat hij haar niet laat schieten. Hij is gek op haar en gek op neuken met haar. ’

‘Shit. ’

‘Ik bedoel, hoe onvolwassen kun je zijn? Alles uit je poten laten vallen omdat je het lekker vindt om met iemand te neuken? ’

‘Mensen doen soms behoorlijk stomme dingen, ’ zeg ik, beducht om niet al te laatdunkende opmerkingen over Stan te maken voor het geval ze het weer goedmaken.

‘En deze week word ik negenendertig, wist je dat? Godverdomme, negenendertig! Ga je met je kinderwens. ’

‘Ik dacht dat kinderen je niks konden schelen. ’

‘Dacht ik ook. ’ Ze staat te trillen en ik sta naast haar, omhels haar terwijl zij haar hoofd op mijn schouder laat rusten.

‘Het komt wel goed, ’ zeg ik.

‘Ik stelde voor dat we bij iemand langs zouden gaan, een therapeut of zo. Shit, een therapeut. Dat geeft wel aan hoe diep ik gezonken ben. Ik ben door therapeuten en dat soort volk altijd bespot en uitgelachen, en nu, loop ik hem zo’n beetje te smeken, zit ik op mijn knieën... ’

‘En? ’

‘En hij zegt dat hij wel mee zal gaan, maar ondertussen met haar blijft neuken. ’

‘Dat lijkt me niet eenvoudig. ’

‘Hoe moet ik daar nou onze relatie bespreken met iemand die hartstochtelijk weigert te stoppen met het neuken van zijn andere teefje? ’

‘Het beëindigen van het neuken zou een hoopvol signaal zijn. ’

Dina lacht haars ondanks en joelt dan woest: ‘Laat hem stikken, laat hem stikken, laat hem stikken. ’ Ze schudt haar hoofd, buigt zich over de bar en zoekt haar sigaretten.

‘Ik heb nog, ’ zeg ik en haal een pakje uit mijn jack, neem er twee uit, steek die aan en geef haar er een van.

‘Wat is er trouwens van die knapperd in de Hogs terecht gekomen? ’

Ik haal mijn schouders op.

‘Is het wat geworden? ’

‘O, ja, ’ zeg ik, ‘maar de zaak heeft zich behoorlijk snel ontwikkeld. ’

‘Dus nu zijn jullie een stelletje? ’ vraagt ze belangstellend en opgelucht dat ze het nu over het beroerde liefdesleven van iemand anders kan hebben.

‘Jup. ’

‘Nou, hoe gaat het dan? ’

‘Ik weet het niet, ’ zeg ik en probeer binnen te houden wat een ramp het feitelijk is. ‘Ik ben behoorlijk van de kook. Toch geloof ik dat hij min of meer bezet is. ’

‘Heeft hij een ander? ’ vraagt Dina hoopvol.

‘Ik weet het niet. Ik geloof het niet, ’ zeg ik, maar nu ze het zo zegt, dat zou wel het een en ander verklaren.

‘Hmm. Soms is het moeilijker als er geen ander is. Dan is het net of hij er niks aan vindt met jou. ’

Als ik het niet met haar eens was zou dit me tegen de borst stuiten. ‘Ja, dat maakt het moeilijker te verteren. ’

‘Nou, laat het even rusten. ’

‘Hij heeft ook een beetje s m -neigingen, ’ zeg ik, nadat ik heb besloten mijn hart deels te luchten.

‘Wat? ’ schreeuwt ze, met een ontstelde blik in haar ogen.

Ik neem een beetje gas terug. ‘Niks extreems hoor, alleen handboeien en vastbinden met satijn, dat soort dingen. ’

‘Heeft hij je zeer gedaan? Ik schop die vent zijn ballen er verdomme af-’

‘Niet echt. Het is gewoon een beetje maf, weet je wel? We kennen elkaar gewoon nog niet zo goed. ’

‘Ja, jezus! Ik bedoel, je kunt doen waar je zin in hebt als je iemand vertrouwt en je bij elkaar op je gemakt voelt en het is wederzijds. Was het wederzijds? ’

‘Nou, ik heb niet echt geprotesteerd. Ik wilde niet dat hij me een zeurpiet zou vinden. ’

‘Dus heeft hij je toen vastgebonden en nu dumpt hij je? ’

‘Ik weet het niet. We zijn afgelopen weekend naar Vermont geweest en dat was eigenlijk klote. ’

‘Ja jee, ’ zegt ze, ‘het klinkt niet alsof hij echt je vertrouwen aan het winnen is door nu al geintjes met handboeien uit te halen. Heeft hij gebeld? ’

‘Nee. ’ Het feit dat ik het hele weekend met mijn creditcard heb betaald wil ik niet eens noemen.

‘Wat een klootzak. ’

‘Ik voel me juist een klootzak, ’ zeg ik.

‘Wat je ook doet, bel hem niet. Soms kunnen ze het gewoon niet hebben als ze merken dat het je niks doet. Niet dat ik wil beweren dat hij de moeite waard is. ’

‘Is dat je strategie met Stan? ’

‘Die kent me te goed. Weet dat ik al voor hem ben gevallen. ’

‘Maar misschien als hij dacht dat het over kon gaan, als jij ook een ander zou hebben. ’

‘Layla, ik ben een barvrouw van achtendertig. Wie zou mij nou willen? Op mijn leeftijd gaan ze er met de staart tussen hun benen vandoor als ze mijn tikkende klok horen aankomen. ’ Ze kijkt in haar glas alsof ze daar de oplossing van haar levensraadsel kan vinden.

Ik kan me niet voorstellen dat Dina, een van de populairste vrouwen die ik ken, zou denken dat mannen haar niet meer aantrekkelijk vinden. Ik zeg: ‘Wat krijgen we nou, Stan laat je zitten en opeens doe jij alsof je je hele vrouwelijke aantrekkingskracht kwijt bent? De mannen kunnen jou niet weerstaan. ’

‘Toen ik bezet was konden ze me niet weerstaan, ’ corrigeert ze. ‘Maar nu, weet je, nu ruiken ze de wanhoop op een kilometer afstand. ’

‘Heb je die eieren nog laten invriezen, ’ vraag ik hoopvol.

Ze zegt niks en ik krijg de indruk dat ik te ver ben gegaan. Ik vraag me af of ze weer opnieuw zal gaan huilen. Maar als ze me weer aankijkt, stralen haar ogen en glimlacht heel haar gezicht breeduit. ‘Ja, ’ zegt ze. ‘Reken maar van yes. ’

Hoewel ik nog nooit een baan heb gekregen dankzij een sollicitatiebrief, besluit ik de computer uit mijn studietijd maar weer aan te sluiten en aan dat beroerde bijwerken van mijn cv te beginnen. Met dit blijk van amateuristische instabiliteit voor mijn neus bestudeer ik het document zoals een potentiële werkgever dat naar mijn idee zou doen en kom tot de conclusie dat die zou denken dat ik een malloot ben. Videoproductie? Assistent-advocaat? Skilerares? Serveerster in een kroeg? Kokkin? Dit is geen evenwichtig iemand, iemand die zich ergens in vastbijt en met hard werken en doorzettingsvermogen vaardigheden opdoet! Opklimt! Carrière maakt! Als ik voor het eerst in jaren mijn cv bekijk, word me duidelijk dat ik een manusje-van-alles ben, geen specialist in wat dan ook. Ik ben achtentwintig, heb van koken mijn vak gemaakt en ben verdomme niet van plan het erbij te laten zitten. Ik moet zorgen dat het lukt, wat een hekel ik ook heb gekregen aan het hele verblijf in de professionele keuken.

Door de kookopleiding wat uit te breiden, wat uit te weiden over mijn drietaligheid en door een paar restaurants aan mijn rijtje werkgevers toe te voegen, weet ik een complete bladzijde te vullen met kookwerkzaamheden. Ik was geen serveerster en skilerares, maar ik stond in de Cottonwood Lodge in Alta, Utah achter de grill, geen assistent-advocaat, maar hoofd sauteerder van het bedrijfsrestaurant bij Bartle, Jank-man en Phipps. Bij Poker Productions produceerde ik eet-shows (klopt).

Ik adresseer de envelop aan het Cooking Channel, lik hem dicht, plak er een postzegel op en gooi hem in de brievenbus.

De tijd dringt. Jamie verhuist. Ik heb geen geld en kom met de dag dieper in het creditcardrood (het ergste soort! ) Maar dat geeft allemaal niks. Ik heb besloten dat ik behoefte heb aan een eigen plek.

Gustav woont in Greenpoint en beweert dat ik daar een appartement kan krijgen voor dezelfde prijs die ik betaalde voor mijn helft van het appartement dat ik met Jamie deelde. Dat klinkt goed. Nu verhuizen naar Californië geen reële optie meer is, komt verhuizen naar de overkant van de rivier er het dichtste bij. Brooklyn, de nieuwe uitleg! Dat klopt niet helemaal. Brooklyn was een jaar of vijftien geleden de nieuwe uitleg. Nu is de tijd voorbij dat je er een stok in de grond stak en er je huifkar neerzette. Je moet uitkijken naar de minder toegankelijke (goedkopere) wijken, wijken als Greenpoint, Clin-ton Hill en Long Island City, wat bijna Queens is.

Ik neem op dinsdagavond The Village Voice door en op zaterdag de Sunday Times en stel me elke 'gezellige tuinstudio’ en ‘charmante, zonnige eenkamerwoning’ voor. Wat zou ik een stuk gelukkiger zijn in een meer woonwijkachtige woonwijk waar de slager weet wie ik ben en ik op de stoep voor mijn huis tweedehands spullen kan verkopen. Dat zou een heel verschil zijn met het kille, onpersoonlijke Manhattan, waar niemand weet wie je bent en niemand dat wat kan schelen. Vooral Frank. Ik ben toe aan verandering, aan kleinsteeds menselijk contact.

Billy snatert door de telefoon: ‘Je gaat me niet vertellen dat je naar Brooklyn gaat verhuizen. ’

‘Ik ben op zoek, ’ zeg ik.

‘Op zoek naar een plek buiten de beste stad ter wereld? ’

‘Het is alleen maar de andere kant van de rivier. ’

‘Het kan net zo goed Timboektoe zijn! Ik zal je nooit meer zien. ’

‘Je hebt me sowieso bijna een maand niet gezien en dan wonen we ook nog aan dezelfde kant van het eiland. ’

‘Miguel, ’ zegt hij zuchtend.

‘Ben je verliefd? ’

‘Ik ben bang dat ik helemaal afgeragd ben. ’

‘Ik hoop dat het geen zeer doet? ’

‘Schatje, je wilt het niet weten... Nou, jij bent dapperder dan ik. Toen ik hier in Manhattan kwam wonen heb ik gezworen dat ik hier zou blijven. ’ Hij klinkt als Barbara Stanwyck in een western.

‘Ik kan het me niet permitteren’

‘Ach schei uit met die flauwekul. Vraag Julia dan om hulp. ’ ‘Nee. ’

‘Nou ja... ’ Ik zie dat hij het volgende niet wil zeggen, maar dat hij het niet binnen kan houden. ‘Heeft je vader je nog iets nagelaten? ’

‘Da’s weg. ’

‘Hoe bedoel je, weg? ’

‘Ik bedoel dat hij net voldoende heeft achtergelaten voor een opleiding en dat heb ik opgemaakt. ’

‘De man was verdomme miljonair! ’

Ik probeer dit altijd te vergeten. Pas als Billy erover begint zak ik weg in een poel van zelfmedelijden waarin ik overdon-derd raak door het gevoel dat ik zo wreed en ongewoon gestraft ben met ouders die nooit van me hebben gehouden. ‘Ik weet het, ’ zeg ik.

‘Nou, waar is al die poen dan? ’

‘Ik weet het niet. We hebben het er nooit over gehad. Ik neem aan dat mijn moeder bij de scheiding wat zal hebben gekregen en zijn vriendin de rest. ’

‘Klote. ’

‘Ik moet zijn geld niet. ’

‘Jawel. ’

‘Welnee. ’

‘Liefje, ik weet zeker dat Angus Mitchner dit niet heeft gewild. ’

‘Je doet alsof ik straks onder een brug lig, Billy. Shit. Het is Brooklyn! Het is daar prima. ’

‘Nou, ik hoop wel dat je tenminste ook zoekt in Heights. ’ ‘Dat kan ik niet betalen. ’

‘Hoe verder je weggaat, hoe minder je vrienden je komen opzoeken, ’ zegt hij.

‘Zo leer je je vrienden dan wel kennen. ’

‘Nou, wat kun je dan wel bekostigen, Mary Poppins? ’

‘Ik zoek in Greenpoint. ’

‘Gunpoint? ’

‘Leuk hoor. ’

‘De laatste keer dat ik in Gunpoint ben geweest, Layla, kwam ik er nauwelijks levend uit vandaan. ’

‘Het is een veilige Poolse wijk. ’

‘Zal wel... ’

‘Het wordt een nieuwe ervaring. ’

‘Dat is heel eufemistisch gezegd. Ik hoop dat je een busjes traangas of rode peperspray hebt;

Ik verander van gespreksonderwerp en zeg: ‘Raad eens wie ik afgelopen weekend in Sugarbush tegen het lijf liep? ’

‘Dick Davenport. ’

‘Hoe weet jij dat? ’

‘Heeft hij me verteld. En ik moet zeggen dat het me erg van je tegenvalt. ’

‘Wat? ’

‘Hij zei dat je met een of andere vent samen was. ’

‘Ja, hij was met een of andere meid. ’

‘Nou, als jij er op mijn feestje niet jankend vandoor was gegaan had dat hele gedoe met Lucinda geen kans gekregen. ’

Dat is niet eerlijk. Ik zit sinds dat feestje al te broeden op wat daar is gebeurd - dat het niet klikte tussen Dick en mij, dat Julia ten tonele verscheen, dat ik de hele avond in de keuken belandde bij die oesters. ‘Billy, ik vind het rot om te zeggen, maar Dick is niks voor mij en ik geloof niet dat ik iets voor hem ben. ’

‘Hij zei datje heel goed kunt skiën. ’

‘Echt? ’

‘Ja. ’

‘Huh. ’

‘Ja, huh. ’

‘Hij kan ook heel behoorlijk skiën. ’

‘Dat mag ik aannemen, aangezien alle Davenports op ski’s zijn opgegroeid. ’

‘Je bent een enorme snob. ’

‘Doe nou niet alsof jij uit een achterbuurt komt. Ik deel je voorlopig nog niet in bij de arme heffe des volks. ’

‘Nou, begin maar vast met indelen, want als je met elke dag een champagneproeverij bent opgegroeid, kom ik met de dag dichter bij merkloos pils. ’

‘Dat slaat nergens op, maar laat maar zitten. Wie was die kerel, als ik het mag vragen? ’

‘Het is uit. ’

‘Ik wist niet eens dat het aan was! ’

‘Ik had goede hoop. Eerlijk gezegd, zit het me behoorlijk dwars. ’

‘Wie heeft wie de bons gegeven? ’ vraagt Billy op het toontje van een belastingambtenaar.

‘Het kwam zo’n beetje van twee kanten. Hij liet me min of meer zitten en daar heb ik het bij gelaten. ’

‘Hoe bedoel je, “liet me min of meer zitten”? ’

‘Ach, je weet wel, als je zo’n gevoel krijgt - dat iemand niet beschikbaar is? Dat je je best doet door je op te maken en sexy kleren aan te trekken en dat die ander dan niet zegt: “Wauw! Je ziet er fantastisch uit! ”, maar zo’n beetje teleurgesteld: “Je hebt make-up op” alsof het een soort vernedering is? ’

‘Jij hebt je opgemaakt en sexy kleren aangetrokken voor die pummel? Voor Dick had je geen make-up op of sexy kleren aan. ’

‘Ja, ach. ’

‘En, stelde hij het op prijs? ’

‘Ik geneerde me. Het is voorlopig de laatste keer geweest dat ik me voor een man heb uitgesloofd. ’

‘Hoho, even kalm nu. Besef je wel dat er waarschijnlijk iets elementair mis is met die vent als jij voor hem bent gevallen. Dick scheen niet erg onder de indruk. ’

‘Heeft Dick het over Frank gehad? ’

‘Frank? Frank? Klinkt als een loodgieter. ’

‘Hij is geen loodgieter, ’ zeg ik ter verdediging, al weet ik niet van wie. ‘Hij is een Renaissanceman. ’

‘0, jee. ’

‘Niet iedereen begrijpt hem. ’

‘Mag ik bot doen? ’ vraagt Billy op verhitte toon.

‘Sinds wanneer vraag je dat van tevoren? ’

‘Je weet dat ik van je hou, hè? ’

‘Als jij het zegt. ’

‘Nou, als vriend moet ik je zeggen - je hebt genoeg hopeloze romances met klojo’s achter de rug om te beseffen dat je nog nooit met iemand bent uitgeweest waarvoor anderen begrip hebben. Je hebt talent voor het uitkiezen van rotte appels. ’

‘Je hoeft het er niet nog dieper in te wrijven. ’

‘Deed het zeer? ’

‘Nee. Je hebt gelijk. ’

‘Ik beweer niet dat ik de Relatieman ben. ’

‘Ik hoop van niet. ’

‘Maar ik ben homo. Van mij wordt het verwacht. Denk je er ooit over om een gezin met iemand te stichten? ’

De haarzakjes op mijn achterhoofd beginnen te jeuken, want ja, uiteraard denk ik daar over na. Ik denk er veel aan. Maar ik zeg: ‘Soms. ’

‘Je kunt er beter vaker dan soms aan denken, want je wordt er niet jonger op, dametje. ’

‘Bedankt voor het nieuws. ’

‘Graag gedaan. ’

‘Tot ziens. ’

‘Nee, wacht! Niet ophangen... Het zit me gewoon dwars dat het tussen jou en Dick niks is geworden. ’

‘Het zou niet voor het eerst zijn. ’

‘Hoor eens, als je om geld verlegen zit, mijn tante Dory heeft altijd mensen nodig om feestjes voor haar te cateren. Ik neem aan datje geïnteresseerd bent? ’

‘Dat zou geweldig zijn, ’ zeg ik, al word ik strontzenuwachtig bij de gedachte dat ik iemands bekakte societyfeestjes moet cateren.

‘Ik bel haar wel even. ’

‘Heb je Dicks adres, trouwens? Ik wil hem een bedankje sturen. ’

‘Waarvoor? ’

‘Hij stuurde afgelopen weekend een fles Dom. ’

‘Klasse, ’ zegt Billy. ‘Ik hoop dat de loodgieter het lekker vond. ’

‘Ik waardeerde het. ’

‘Er is misschien nog hoop voor je. ’

Het hele Frank debacle bezorgt me een ongelukkig, naar humeur. Ik mag nog zo helder hebben ingezien dat hij een onzekere dwangneuroot is, maar ik zou toch inmiddels door moeten hebben dat hij een lul is en dat ik beter af ben zonder hem.

Ik kan me stomweg niet voorstellen dat ik zo ben gebruikt en afgedankt. Ik ben oprecht gekwetst dat hij me na onze terugkeer naar New York niet heeft gebeld. En dat is samen met het gevoel dat ik me afgewezen weet, iets waar ik hom of kuit van moet hebben. Ik loop het voortdurend in gedachten langs. Wat heb ik verkeerd gedaan? Heb ik te veel betaald? Was ik te gretig? Heb ik hem seksueel afgestoten? Was ik niet onderdanig genoeg met die handboeien? Te assertief? Overheersend? Niet damesachtig genoeg? Nou, hij kan de pest krijgen.

Deze week eet ik erg weinig. Niet opzettelijk, maar doordat mijn trek in eten weg is. Zelfs in ijs. De kilo’s vliegen eraf. Ik eet elke dag een tosti, met soms een avocado of grapefruit ter compensatie. Het is geen dieet. Ik val af, maar ik geniet er niet van omdat ik veel te veel bezig ben met de reden waarom

Frank me niet moet. Het valt niet te ontkennen - afgewezen worden is balen.

Dina belt een paar keer per dag, meestal onbedaarlijk jankend. Als we op een avond zitten te eten bij Jean Claude (nadat we anderhalve fles wijn hebben verstouwd) en allebei zo in mineur zijn dat we niet eens meer willen praten, zeg ik haar: ‘Jij moet een beurt hebben. ’ Wat hetzelfde advies is als ik mezelf nu zou moeten geven.

Ze zegt: ‘Werkelijk? Zou je denken? ’

Ik zeg: ‘Niks aan de hand, je moet gewoon zo’n leukerdje oppikken die bij je in de bar komt, meenemen naar huis en hem suf neuken. ’

‘Dat zou me in elk geval op andere gedachten brengen dan die ranzige porno die ik voortdurend in mijn hoofd afdraai met Stan en zijn make-upsletje in de hoofdrol. ’

‘Heb je d’r gezien? ’

‘Helaas wel. ’

‘Is ze leuk? ’

‘Dat zou je wel kunnen zeggen, ja. ’

‘Ze is waarschijnlijk vreselijk dom. ’

‘Niet echt. Ze is twee jaar terug afgestudeerd aan Bar-nard. ’

‘Hoe weet je dat? ’

‘Doordat Stan de aard van hun relatie zodanig heeft uitgelegd dat ik kan begrijpen waarom hij haar wil blijven neuken. Het is niet alleen lichamelijk, zegt hij. Ze zijn ook intellectueel met elkaar verbonden. ’

‘Klinkt als Markies de Sade. ’

‘Als ik niet zoveel van hem hield, zou ik er waarschijnlijk veel genoegen aan beleven om een gloeiende pook in zijn reet te steken. Wie neem ik eigenlijk in de maling - wat heeft dit met liefde te maken? ’

‘Doe het vanavond nog, ’ zeg ik. ‘Kies een mooie jongen uit en zorg dat je er lol aan beleeft. ’

‘Ik weet niet of ik het kan. Ik heb al zolang geen ander meer gehad. ’

‘Volgens mij levert dat je geen problemen op. ’

Week twee. Nog altijd geen Frank. Hoe langer hij niet belt, hoe geobsedeerder ik word, al was het maar omdat ik het privilege wil hebben om het uit te maken. Mijn hart slaat over elke keer dat de telefoon overgaat. Ik huur Walking and Talking, Singles, Reality Bites, When Harry Met Sally en bekijk ze aan de lopende band. Ik ben een dagboek gaan bijhouden waarin ik opschrijf wat er volgens mij tussen ons fout is gegaan, waarom Frank niks voor me is. Ik deel zijn tekortkomingen in en constateer dat hij eigenlijk een bang klein jongetje is dat te veel blowt. Dat is, zo vind ik, een heel vriendelijk oordeel.

Onder het schrijven begin ik de positieve kanten te zien: dat ik zo sterk ben en aantrekkelijk en dat elke vent die goed bij zijn hoofd is me graag zou willen hebben. En als Frank niet doorheeft wat voor moois hij had, als een sukkel als hij mij niet voldoende heeft leren kennen om mijn fijnzinnige gevoel voor humor en mijn intelligentie te leren waarderen, nou dan

-KAN HIJ MIJN RUG OP!!!

Gustav staat bij me op de stoep met een enorme Balducci-tas vol magrets de canard, een blikje groene peperkorrels, een pak room, nieuwe aardappels, bloem, boter, broccoli en een witte doos met een rood lint erom. Hij gaat voor me koken en hij wil niet geholpen worden. Ik hoef niets anders te doen dan rustig zitten, een glaasje champagne drinken en ‘Laat de tovenaar zijn gang maar gaan-eh? ’

Toen ik hem belde om te zeggen dat ik weemoedig was vanwege Frank en mijn zelfveroorzaakte baanloosheid en mijn werksituatie en mijn creditkaartschuld, zei hij dat ik me niet

moest verroeren en daar is hij dan. Met belletjes om.

Ik zie hoe hij slooft, de nieuwe aardappels in plakjes schaaft op een mandoline en ze symmetrisch in een ovenschaal stapelt met room en gruyère. Hij werkt systematisch. Als de oven twintig minuten is voorverwarmd gaan de aardappels erin. Hij maakt kerven in de vetlaag op de magrets, dekt ze af met plastic, legt ze in de koelkast en wast vervolgens de broccoli. Ik sta erbij en kijk ernaar hoe professioneel hij is, terwijl ik de champagnebubbels op mijn tong laat prikkelen. Hij behandelt de etenswaren alsof ze leven - haalt de magrets zo zorgvuldig uit hun vacuümverpakking dat het net is of hij kuikentjes beet heeft en de groente pakt hij behendig, maar voorzichtig vast.

Als ik Gustav zo bezig zie voel ik me onzeker over wat ik nog allemaal moet leren. Hij bezit zoveel zelfvertrouwen en talent dat hij ondertussen een monoloog afsteekt over zijn recente heldendaden bij Gem. Hoe langer hij praat, hoe triester ik word, want het klinkt alsof het tussen hen koek en ei is.

Uiteindelijk rondt hij zijn betoog af met de mededeling dat ‘Ze ja heeft: gezegd-eh. ’

‘Wat bedoel je ja gezegd-eh?'

‘Om met me te trouwen! ’ Gustav glimlacht en is zo gelukkig dat hij zou fluiten of jodelen als hij niet aan het praten was.

Ik probeer enthousiast te doen, maar om onbegrijpelijke redenen ben ik met stomheid geslagen. ‘Wat geweldig voor je, ’ zeg ik. En dan kan ik me niet inhouden - ‘Betekent dat dat ze ook een verblijfsvergunning krijgt? ’

‘O, die heeft ze al, ’ zegt Gustav.

Dan gaat het dus niet om de verblijfsvergunning. ‘Gustav, ik weet dat je stapel op haar bent, maar is dit niet een tikje plotseling? Ik bedoel, hoe lang kennen jullie elkaar nu? ’ Mijn motieven zijn niet helemaal zuiver. Niet te geloven dat vrijwel iedereen die ik ken gaat trouwen. En wat me nog het meeste dwarszit - dat begin ik, terwijl hij de aardappels in de oven inspecteert met een schilmesje, helder in te zien — is dat ik er niet tegen kan dat hij zo gelukkig is.

‘Twee maanden? Hoor ’ns, schatje, ik weet wat ik wil. Als ik zeker ben van mijn zaak, ben ik zeker van mijn zaak, ’ zegt Gustav zonder een spoortje van twijfel.

Ik bedenk wat een zegen het moet zijn om zo zeker te weten wat je wilt, er dan achteraan te gaan en het te krijgen.

‘Daar kan ik niet tegenop, ’ zeg ik, drink mijn glas leeg en schenk me nog een bel champagne in. Deze avond, week, maand, jaar eigenlijk, gaat het niet zoals ik wil. Ik ben zo door Gustav van mijn stuk gebracht dat ik somber word en het glas bubbels in een paar slokken achterover sla en tot slot een zacht boertje laat.

‘Hé, laat je nog wat voor mij over! ’ zegt Gustav en haalt ondertussen een klein glazen bakje uit de Balducci-tas dat eruitziet als - echt? Foie gras, naturel. Hij moet kapitalen hebben uitgegeven. Hij haalt sneetjes brood uit de oven, snijdt de korstjes eraf en hakt ze in diagonale stukken, punten. Hij legt ze op een schaal met de foie gras en een klein mesje middenin, schenkt zichzelf een glas champagne in, zet de schaal op de salontafel en zegt: ‘Nu mag ik even bijkomen. ’

Ik ben dol op foie gras en dat weet Gustav. Hij smeert een dikke laag roze-beige pulp op een puntje toast, overhandigt het me en kijkt genietend toe hoe ik ervan smul. Het diner is verrukkelijk - de pepersaus past perfect bij de half doorbakken eend die zo van zijn botten glijdt. De aardappels zijn roomzacht, goed gekruid en kaasachtig, de broccoli is felgroen, krokant met een knoflooksmaakje. Gustav heeft een fles cru bourgeois meegenomen en ik drink het alsof het druivensap is.

Het toetje bestaat uit een verzameling taartjes - crème brü-lée van vanille met een chocoladekorst, limoen en peer. Ik gun Gustav er nauwelijks een vorkje van, want ik neem van beide grote happen. Gustav zet een metalen espressomachine op de oven en ik waggel naar het aanrechtkastje om de Courvoisier te pakken.

‘Digestieve! Goed idee, schat. ’

Heeft Gustav door dat ik apelazarus ben? Ik ben over het dooie punt heen - ik voel me lekker en wezenloos. Eventjes vergeet ik dat van Gustav en Gem en zelfs Frank. Maar na mijn derde glas Courvoisier komen de jenevertranen. ‘Waarom moest hij me niet, Gustav? ’ vraag ik in de hoop dat hij het antwoord weet.

‘O, schatje. Maak je d’r niet druk om. Zo gewonnen zo geronnen, weet je? ’ zegt hij en streelt mijn arm.

‘Maar ik wilde dat hij me lief vond. ’ Ik ben dronken, huilerig, triest.

‘ Ik weet zeker dat hij je lief vond, schat. Kop op! Hij moetje wel lief hebben gevonden-eh. Maar soms komt het er gewoon niet van, weet je? Herinner je je dat meisje nog waar ik verkering mee had, Suzy? Die heks uit Zuid-Amerika? ’

‘Vaag. ’

‘Nou, we hadden voortdurend ruzie. Ze was erg jaloers aangelegd. ’

‘Dat wist ik niet. ’

‘Nou, ze was zelfs jaloers op jou! ’ Hij zegt het met een verwijtende klank in zijn stem - zo van, wat een absurditeit.

‘Was ze dat? ’

Gustav knikt.

‘Maar er was niks waar ze jaloers op kon zijn. ’

‘Weet ik-eh. Dat probeerde ik haar aan haar verstand te peuteren. ’

‘En? ’

‘O, het is nu allemaal, hoe zeg je dat? Voltooid verleden tijd? ’

Daar mag hij het niet bij laten. Ik neem op dit moment genoegen met alles wat ik kan krijgen, zelfs de misplaatste jaloezie van ex-vriendinnen. ‘Ik wil het horen, Gustav. Wil je alsjeblieft mijn zin doen? ’

‘Weet je nog dat je naar Perla kwam om die varkenshaas op te halen? ’

‘Ja. ’

‘En dat zij er toen was? ’

‘Ja. ’

‘En dat we net zo liepen te geiten als anders-eh? ’

‘Uh-huh. ’

‘Dat was het. Ze zei dat ze de chemie tussen ons kon zien en ze was ervan overtuigd dat we met elkaar naar bed gingen. Maar ze was niet goed bij d’r hoofd, ’ zegt hij en draait met zijn vinger rondjes in de buurt van zijn slaap. ‘Ik heb haar gezegd dat ze niet zo stom moest doen-eh. ’

Gustavs gezicht begint uit het lood te zakken en opeens voel ik me niet zat of huilerig - ik moet overgeven. Ik strompel van tafel met als enige gedachte dat ik op tijd bij de wc moet komen.

‘Hé, was het eten nou zo beroerd? ’ roept Gustav me achterna.

Ik knal de deur van het toilet achter me dicht, val dronken in gebed op mijn knieën en reik naar mijn haar, maar besef dan dat er niets opzij valt te houden. Ik spuug een paar keer, er blijft een draadje spuug aan mijn lip hangen en ondertussen snuif ik de geur op van koel, schoon keramiek. Mijn maaginhoud komt in golven opzetten. Er wordt op de deur geklopt. ‘Schatje? Gaat het een beetje? ’

‘Ja, prima. Ik wil niet dat je binnen komt. ’ De deur bevindt zich pal naast het toilet. Die versper ik met mijn in elkaar gedoken gestalte, maar ik voel hoe hij tegen de zijkant van mijn bil duwt. Als ik mijn hoofd opricht en naar de deur kijk, zie ik Gustavs bezorgde gezicht.

‘Ikkombinnen-eh. ’

Ik spoel snel door, scheur een lang stuk toiletpapier af en begin de rand en binnenkant van de pot schoon te vegen. Gustav knielt naast me neer en begint zachtjes over mijn rug te wrijven. Ik zit, wachtend op de volgende golf, in de pot te staren. ‘Ik wil je hier echt niet bij hebben, ’ zeg ik, maar zijn strelende hand op mijn rug kalmeert me. Op zachte toon zegt hij ‘Het komt wel goed, schat. Straks ben je weer tiptop-eh. ’

Ik geef nog twee keer over. Ik voel me opgelucht als het eindelijk achter de rug is. Ik ben niet meer licht in mijn hoofd en deels ben ik zelfs blij dat ik een paar duizend calorieën kwijt ben. Ik pak de toiletborstel en de toiletreiniger en Gustav zegt: ‘Dat doe ik wel. ’

En dus flos ik, spoel mijn mond met Listerine en poets mijn tanden terwijl hij het toilet schoonmaakt. Na afloop staan we schouder aan schouder elkaar in de badkamerspie-gel aan te kijken. We zwijgen. Ik ben een spook. Achter mijn hoofd verschijnen traag de ezelsoren die Gustav met twee opgestoken vingers maakt.

Ik besluit dat ik die eikel wel bel als hij mij dan niet belt. Ik zal hem eens vertellen hoe ik erover denk. Dan zoek ik de problemen maar op. Het is misschien fout - nee, het is beslist fout, maar ik hoop dat ik me beter zal voelen als ik mijn hart heb gelucht. Een gevoel van ‘afronding’krijg.

Ik schenk mezelf een glas wijn in om moed te verzamelen, sla het achterover en toets het nummer in. Verrassend genoeg neemt Frank op, dat is nog nooit gebeurd. Hij zegt ongemakkelijk en onhandig: ‘O, hoi, ’ en de moed zakt mij in de schoenen.

‘Ik wou eens even horen hoe het met je gaat, ’ zeg ik.

‘O, best, prima. En jij? ’

‘Geweldig! ’

‘Mooi. ’

Hij doet zo onsamenhangend, zo maf dat ik niet ontkom aan de vraag: ‘Is er iemand bij je? ’

‘Ja, eerlijk gezegd wel. ’

‘Een vrouw? ’

‘Ja. ’

Dat intrigeert me. ‘Meen je dat? ’

‘Ja, ik heb een vriendin uit Los Angeles op visite. ’

‘Dat meen je niet. ’

‘Jawel. ’ Hij zegt zachtjes, met zijn mond dicht bij de hoorn: ‘Ze heeft het moeilijk. Haar hond is net dood. ’

Moet ze dan van de ene kant van het land naar de andere vliegen om zich door jou te laten troosteril Dat slaat eigenlijk nergens op, maar als het bedoeld is om mijn medelijden op te wekken, dan is het geslaagd. Het neemt me de wind uit de zeilen en mijn behoefte om Frank een extra anus te bezorgen is op slag verdwenen. Ik wil alleen nog maar ophangen en huilen. Ik zeg: ‘Veel plezier met je logee. ’

‘Bedankt, ’ zegt hij.

Het duurt even voordat dit gesprek tot me doordringt. Echt, heus doordringt. Maar als dat het geval is, vind ik Frank een smerige hufter. Ik weet zelfs zeker dat hij alleen maar opnam om te voorkomen dat zij, wie het ook maar is, mijn stem niet hoort als het antwoordapparaat aanspringt. Volgens mij was die gel van Pantene van haar. Ik ben veel kapotter dan ik logisch beschouwd zou moeten zijn en ik ben kwaad omdat ik me door iemand als Frank heb laten kwetsen, in de ellende heb laten storten, mijn eetlust door hem heb verloren en me alom ellendig voel.

De telefoon rinkelt en mijn hart bonst in mijn keel. Stel dat dat Frank is? Dat hij belt om zijn excuses aan te bieden? Weinig kans. Een vrouwenstem: ‘O, hallo Layla, Patsy McLure hier van Cooking Channel. We hebben je sollicitatiebrief van de week ontvangen en ik zou je willen vragen om op gesprek te komen. ’

Ik ben te verbijsterd om op te nemen.

‘Ach, blijkbaar ben je er niet, maar bel me dan even op 212-555-1966 als je in de gelegenheid bent dan kunnen we hopelijk iets afspreken. Bedankt en tot snel. ’

Dit komt volslagen onverwacht. Iemand wil mij met mijn cv op sollicitatiegesprek hebben? Akkoord een beetje een opgeleukt cv, maar toch. Dat is echt voor het eerst. Ik toets haar nummer meteen in.

Patsy McLure vraagt of morgen om één uur schikt.