HOOFDSTUK 8
==
Havenwethouder Wim van Sluis ploft neer als hij in het voorjaar van 2004 thuiskomt na een reis in het buitenland. Hij kijkt aan tegen een grote stapel postmappen die op hem liggen te wachten. Hoewel het die zondagavond al laat is, begint hij de stapel door te nemen, en stuit op een brief van de Commerzbank. Commerzbank? Dat zegt hem niets. Van Sluis scheurt de brief open, laat zijn ogen over de letters gaan en denkt bij zichzelf: Wat is dit in godsnaam?!
De Commerzbank heeft een half jaar eerder een krediet van 25 miljoen euro verstrekt aan rdm Vehicles. Dat geld was bedoeld om de vertraagde productie van de Fennek te hervatten, het pantservoertuig dat Joep van den Nieuwenhuijzen in opdracht van het ministerie van Defensie zou bouwen. De lening was juist op tijd gekomen: net voor het verstrijken van de deadline die staatssecretaris Cees van der Knaap aan de rdm had gesteld. Als het bedrijf die niet zou halen, zou Defensie de order intrekken.
Maar de lening mag niet baten. De financiële situatie van de rdm-groep ziet er maand na maand slechter uit. In april 2004 ziet Van den Nieuwenhuijzen zich genoodzaakt om voor een aantal werkmaatschappijen uitstel van betaling aan te vragen, waaronder de holding rdm Technology, de moeder van het bedrijf dat de militaire voertuigen zou bouwen. Twee weken later is het failliet. Om de opdracht van Defensie voor de Fennek te redden, wil hij die onderbrengen in een nieuwe bv. rdm Technology & Defense Systems (rdm tds) is de naam van deze beoogde doorstart.
De schuldeisers van het oude rdm Technology zijn hun geld kwijt. En dat is de reden waarom de Commerzbank zich tot de wethouder wendt. Weet hij wel dat de lening is gegarandeerd door het Havenbedrijf, en dat de bank van plan is die garantie aan te spreken?
Nee, dat weet de wethouder niet. Misschien een los eindje van de verzelfstandiging, denkt hij bij zichzelf. Hij zet maandagochtend direct zijn ambtenaren aan het werk. Die gaan het uitzoeken. Toevallig is er die week ook overleg met het Havenbedrijf, waar Willem Scholten niet bij is omdat hij in het buitenland zit. Zijn plaatsvervanger Pieter Struijs toont zich verbaasd: nee, ook hij weet niets van de garantie. Na twee weken doen zijn ambtenaren tussentijds verslag: ‘Beste Wim, geachte wethouder, dit zit niet goed, dit lijkt een garantie die onbevoegd is afgegeven. “Beste Wim” concludeerde hieruit dat hij een behoorlijk probleem had.’
Met die boodschap belt Van Sluis op 18 mei in alle vroegte burgemeester Ivo Opstelten. Ik ga je morgen bij de collegevergadering niet blij maken, bereidt hij de burgemeester alvast voor. ‘We hebben een serieus probleem, namelijk een directeur die zijn bevoegdheid heeft overschreden.’
Intussen doen de ambtenaren nader onderzoek, daarin bijgestaan door een extern bureau. Als dat is afgesloten, is de conclusie mild. De afgegeven garantie was ‘democratisch onjuist’, omdat de directeur van het Havenbedrijf de wethouder had moeten informeren, en de wethouder vervolgens de gemeenteraad. De raad had er een uitspraak over moeten doen, waarna het college een besluit had kunnen nemen. Daar staat tegenover – zo blijkt uit een juridische check – dat de handeling formeel binnen de bevoegdheden en het mandaat van de directeur viel.
Niettemin roept Van Sluis Scholten op het matje. Een garantie voor zo’n groot bedrag, dat had ik moeten weten, houdt hij de directeur voor. Die legt uit dat hij zich sterk had willen maken voor de werkgelegenheid in de maakindustrie in de haven. En hij maakt excuses. ‘Sorry, er speelt zo veel, ik heb het je niet gemeld. Volgens mij valt het binnen mijn mandaat, maar daar gaat het natuurlijk niet om. Sorry, Wim, ik ben het vergeten.’
Hem wordt zijn ‘democratische blunder’ vergeven. Van Sluis ervaart het incident als een deuk in zijn vertrouwen in Scholten, maar niet als een breuk. Hij voelt er bovendien niets voor om een van zijn topmensen ‘uit het raam te hangen’, ook niet gezien diens rol in de dan lopende onderhandelingen met het Rijk over de Tweede Maasvlakte en de daaraan verbonden deelneming in het Havenbedrijf. Daarom neemt hij genoegen met het antwoord dat hij krijgt op zijn indringende vraag of er meer speelt. ‘Weet je zeker dat dit alles is, Willem? Zijn er nog meer garanties? Is er nog meer ellende? Dan willen wij dat nú weten.’
Echt niet, Wim, bezweert Scholten. Er speelt écht niets meer.[30]
Maar Willem Scholten weet wel beter. Er speelt wel degelijk meer. Veel meer zelfs. Nog geen dag nadat hij de wethouder op 3 juni 2004 heeft verzekerd dat er geen andere garanties zijn, zet hij zijn handtekening onder een garantie voor een lening van 19 miljoen euro van Barclays Bank aan SS Rotterdam bv. En nog maar een week daarvoor was er aan SS Rotterdam een bedrag van 20 miljoen euro overgemaakt door Hutchison.
Hutchison Port Holdings (hph) is de grootste containerstuwadoor ter wereld, en eigenaar van ect in Rotterdam, de grootste containerterminal in Europa. De in Hongkong zetelende onderneming had ect omstreeks de eeuwwisseling in een paar stappen overgenomen van abn Amro en het Havenbedrijf. Dat was een paar jaar eerder tijdelijk medeaandeelhouder geworden om de continuïteit van het bedrijf te verzekeren toen de Nederlandse aandeelhouders eruit wilden stappen. Uit die tijd stamt de verwevenheid tussen het in principe neutrale Havenbedrijf en het bedrijf dat een van zijn grootste klanten is – niet altijd tot genoegen van de overige ondernemingen in de haven.
Nu, in het voorjaar van 2004, gebruikt Scholten zijn nauwe banden met Hutchison om Van den Nieuwenhuijzen te helpen. Terwijl in Rotterdam wethouder Van Sluis en zijn ambtenaren zich het hoofd breken over de Commerz-brief, vliegt het duo op 23 mei naar Hongkong om met hph-baas John Meredith afspraken te maken. Die wil over de brug komen, maar daar moet – in elk geval op papier – wel wat tegenover staan. Ze vinden elkaar in een toezegging dat Hutchison mag uitbreiden op de nog aan te leggen Tweede Maasvlakte. De betaling van 20 miljoen wordt in een ‘option agreement’ omschreven als ‘prepayment for future capital investments on the land’. Het geld uit Hongkong komt via de Mainport Holding Rotterdam op de rekening van SS Rotterdam terecht.
Met het geld van Hutchison en Barclays proberen Van den Nieuwenhuijzen en Scholten ‘te redden wat er te redden valt’.[31] De eerste om zijn imperium overeind te houden, de tweede om te voorkomen dat de banken een beroep doen op de garanties. Daartoe doet Scholten rond dezelfde tijd ook een beroep op drie bevriende zakenrelaties in het Rotterdamse. Of zij ook niet bereid zijn bij te dragen aan het opknappen van het schip? Dat zijn ze, mits hun lening door het Havenbedrijf wordt gegarandeerd. Het levert SS Rotterdam nog eens drie keer 2,5 miljoen euro op.
Maar al die miljoenen zijn niet voldoende om ‘te redden wat er te redden valt’. De financiële positie van de rdm-groep verslechtert in de loop van de zomermaanden van 2004 alleen maar. Na het faillissement van rdm Technology in april hebben diverse banken hun kredietlijnen naar het concern doorgeknipt. Met name sp, met daaronder de doorstart rdm tds die de Fennek-productie zou overnemen, heeft daar last van. De opdrachtgever, het ministerie van Defensie, laat Ernst & Young onderzoeken of de financiële gezondheid van de rdm die order nog wel aankan. Het oordeel is negatief. Defensie haalt de Fennek half juli weg bij sp. Het lot van het bedrijf is bezegeld als een schuldeiser in augustus het faillissement aanvraagt.
De kans dat de rdm de leningen niet meer kan aflossen en de banken een beroep doen op de garanties van het Havenbedrijf, wordt met de dag groter. Het is de hoogste tijd voor crisisberaad. Daarvoor rijden Scholten en Van den Nieuwenhuijzen op de zonovergoten zondag 15 augustus naar het huis van Van den Nieuwenhuijzens advocaat, Leo Spigt. In het bijzijn van hun advocaten en onder het genot van een koud gezet flesje wijn bespreekt het gezelschap in de tuin de penibele situatie waarin de rdm zich bevindt.
Scholten zoekt dekking. Als de banken bij hem aankloppen, wil hij ze schadeloos kunnen stellen zonder dat het Havenbedrijf daarvoor moet bloeden. Van den Nieuwenhuijzen doet tijdens het tuingesprek een voorstel: een ‘datahotel’ dat hij bezit in Frankfurt en het stoomschip Rotterdam gaan over naar het Havenbedrijf, inclusief de vennootschappen die deze assets exploiteren. Ook de onderneming rdm tds – opgericht voor de doorstart van de Fennek – wil hij aan het Havenbedrijf afstaan. Van den Nieuwenhuijzen probeert Scholten te overtuigen met hetzelfde verhaal dat hij ruim twee weken later – als de hele zaak op straat ligt – de verzamelde pers in het Amstel Hotel zou voorhouden: als het Havenbedrijf zijn nieuwe bezittingen koestert, zullen ze veel waard worden. Meer waard dan de leningen waarop de banken het Havenbedrijf nu gaan aanspreken.
Scholten gaat met de voorstellen van Van den Nieuwenhuijzen akkoord. Maar als hij tegen de avond wegrijdt, is hij niet zeker van zijn zaak. Van den Nieuwenhuijzen is de enige in de tuin van Spigt die weet hoeveel het pand en het schip waard zijn, en wat de economische vooruitzichten zijn van de vennootschappen waarin ze zijn ondergebracht. Hij heeft als enige de informatie en het overzicht. Voor de havendirecteur, en eigenlijk voor niemand anders in de tuin, is te controleren wat zijn zakenvriend voorspiegelt. Die hele bespreking, erkent Willem Scholten later, was niet zozeer een overleg, maar meer een onemanshow van Joep van den Nieuwenhuijzen.[32]